Conclusie
Nummer22/03457 C
Inleiding
Het eerste middel
is die Colombiaan met jou meegegaan?” Kapitein:
ja. Opdrachtgever:
vaar snel) geeft de opdrachtgever over die conversatie geen uitleg, blijft een begrijpelijke uitleg over dat meevaren achterwege en volstaat hij in verhoor bij de politie met het stellen van tegenvragen, en stelt hij later dat hij het meereizen was vergeten, dat hij begrijpt dat het vreemd overkomt dat hij daarover niet direct heeft verklaard, maar dat het voor hem niet zo belangrijk was.
wat ging mis met die ding, man”, “
verdomme man, maar hoe komt het dan”.
Uiteindelijk je weet hoe iedereen in dit ding heeft gehandeld. Waarom zal je je uiterste best doen, jezelf voor de gek houden, zit vast voor hen en ze steken geen hand voor je uit”, waarmee hij kennelijk aangeeft te weten wie de belanghebbenden bij de partij cocaïne zijn, zij niets voor hem doen, terwijl hij vast zit voor hén. De vrouw van de opdrachtgever reageert min of meer bespiegelend: “
Kijk Umpi, niks gebeurde voor niets. Dit is een goede les voor ons”, waarop de opdrachtgever reageert met: “
Dit ding verpest ons (..) Dit ding heeft mij verpest”. Desgevraagd in verhoor bij de politie heeft de opdrachtgever ervoor gekozen om te zwijgen. Het Hof acht de vorenweergegeven inhoud voor de waardering van de bewijsmiddelen redengevend.
[betrokkene 6] zal komen en zelf zorg zal dragen voor die ding. Volgens de kapitein
zullen zij gaan, zodra [betrokkene 6] komt.
Dan is alles klaar, aldus de opdrachtgever. Verder
weet [betrokkene 6] al wat hij moet komen zeggen. De kapitein merkt nog op dat
eigenlijk iedereen moet gaan, omdat [betrokkene 6] die ding had gezet. En in een afgeluisterd telefoongesprek dat de opdrachtgever heeft gevoerd met (de dubbelrol spelende politieman) [betrokkene 7] geeft de opdrachtgever te kennen dat het hem veel waard is
dat aan [betrokkene 6] zo spoedig mogelijk wordt duidelijk gemaakt dat hij dat ding van de hand niet heeft.
De ding van zijn hand zal hem verwurgen.In verhoor geconfronteerd met deze geluidsopname en de daaraan door de politie gegeven duiding – ‘het ding van de hand’ is een mobiele telefoon waarin belastende informatie is opgeslagen, die niet in handen van de politie moet komen – doen zowel de opdrachtgever als de kapitein in wezen er het zwijgen toe. Ook uit een afgeluisterd telefoongesprek dat door de opdrachtgever met zijn vrouw is gevoerd blijkt, dat de opdrachtgever er veel aan is gelegen dat [betrokkene 6] een verklaring gaat afleggen
die dit hele ding kan veranderen.
Het tweede middel
dat aan [betrokkene 6] zo spoedig mogelijk wordt duidelijk gemaakt dat hij dat ding van de hand niet heeft. De ding van zijn hand zal hem verwurgen.Bij dat laatste hebben de verdachte en [betrokkene 7] , blijkens de verdere inhoud van het uitgewerkte gesprek, het oog op het voorgenomen verhoor van [betrokkene 6] als getuige. Zij bespreken immers:
Ze hebben in de rechtszaal gezegd dat ze de man willen aanspreken in dit gedeelte.[betrokkene 7] moet van de verdachte contact zoeken met [betrokkene 6] . [betrokkene 7] zegt in dit gesprek daarover tegen de verdachte:
Sinds gisteren zat hij met mij.En voorts:
Hij heeft gezegd dat hij bereid is (het Hof begrijpt: om gehoord te worden
). Als ze willen, ze weten waar hij te vinden is.Waarop de verdachte zegt:
Maar ik wil dat niet eens. Nee, want ze gaan hem in een hoek zetten en vouwen, ze gaan hem vouwen. Hij moet dat niet eens doen, hij moet weg.[betrokkene 7] zegt daarop:
Ja, waarna de verdachte zegt:
Doet dat voor mij en kijken dat hij de ding van de hand niet heeft, vader.Later in het gesprek zegt [betrokkene 7] :
Ik zal kapitein (het Hof begrijpt dat hiermee [betrokkene 6] wordt bedoeld
) wel aanspreken van wat is wat. Ik zal hem uitleggen van de ding van de hand.De verdachte reageert daarop:
Jah (..) ga uit en doet het meteen voor mij baas, dat is wel spoed spoed, want ze willen zijn nek morgen breken of vandaag of gisteren.
Ik heb [betrokkene 7] (Het Hof begrijpt dat hiermee [betrokkene 7] wordt bedoeld)
nodig. Serieus ik heb hem spoed nodig. Ik heb hem spoed nodig om vanuit hierbinnen te kunnen. Zeg hem voor mij dat ik hem spoed nodig heb. Nu heb ik hem nodig om iets voor mij te doen.Zijn vrouw zegt hierop:
Ik zal hem voor jou zeggen Umpy. Lukt je morgen?De verdachte zegt:
Morgen is het laat. Goed, ik zal je terugbellen.De verdachte belt zijn vrouw 20 minuten later terug met de vraag:
Heb je hem gebeld?Zijn vrouw antwoordt met:
Ja, ik had hem gebeld aangevende om te komen. Ik ben bezig met hem om te kijken of hij vandaag zal komen. Anders is het morgen tussen 11 en 12.De volgende dag, op 22 oktober 2019, belt de verdachte zijn vrouw om 11.15 uur en vraagt haar waar [betrokkene 7] is, waarop zijn vrouw de telefoon aan [betrokkene 7] geeft. [betrokkene 7] koppelt aan de verdachte terug dat
ze zijn(het Hof begrijpt: van [betrokkene 6] )
hand ding niet hebben, waarop de verdachte reageert met:
Ach broer.[betrokkene 7] bevestigt dat z
ijn hand dingen in Nederland zijn gebleven.[betrokkene 7] zegt even later tegen de verdachte:
Je broer verstaat je zeer goed. Kapitein (het Hof begrijpt dat hiermee [betrokkene 6] wordt bedoeld)
vroeg mij voor de hand ding. Ik zei tegen hem dat er geen hand ding is.
Ik was via via wel op de hoogte dat [betrokkene 6] in Nederland was, maar ik was niet op de hoogte dat [betrokkene 6] zijn telefoon in Nederland heeft achtergelaten. Uit de inhoud van dit verhoor leidt het Hof eveneens af dat met [betrokkene 6] wordt bedoeld [betrokkene 6] , die regelmatig voor de verdachte als kapitein op [vaartuig] naar Venezuela is gevaren.
zijn handdingen in Nederland zijn gebleven, leidt het Hof af dat de boodschap van de verdachte, te weten dat de telefoon van [betrokkene 6] moet verdwijnen, [betrokkene 6] daadwerkelijk via [betrokkene 7] heeft bereikt: het Hof gaat daarmee voorbij aan de mogelijkheid van een voor de verdachte gelukkig toeval, in de zin van het door [betrokkene 6] bedoelde kwijtraken als onvrijwillig verlies van de telefoon. Daarmee is sprake van beïnvloeding van zijn vrijheid om een verklaring af te leggen. Immers, door [betrokkene 6] te zeggen om zijn telefoon ‘weg te doen’ wordt niet alleen de mogelijkheid van technisch onderzoek aan die telefoon gefrustreerd, maar daarmee wordt bovendien voorkomen dat [betrokkene 6] over die telefoon en de resultaten van dit onderzoek (moeilijke) vragen zal moeten beantwoorden. Dat de verdachte daarvoor vreesde, blijkt uit het feit dat hij tegen [betrokkene 7] zegt: ‘
de ding van de hand zal hem verwurgen’. In zoverre is de inhoud van de verklaring van [betrokkene 6] gestuurd, en daarmee diens vrijheid om onbelemmerd te verklaren beïnvloed.”