Op 14 januari 1999 heeft de officier van justitie bij de rechtbank te Utrecht een vordering ingediend ertoe strekkende dat de rechtbank aan de rechter-commissaris verlof zal verlenen tot het doen van huiszoeking ter inbeslagneming op de
[b-straat 1] te [plaats A], zijnde het kantooradres van verdachte. De vordering gerechtelijk vooronderzoek werd bijgevoegd alsmede het proces-verbaal LC/AH/01 van de FIOD van 13 januari 1999, van opsporingsambtenaar Van Leusden. De vordering was gericht op het vinden en in beslagnemen van voorwerpen die konden dienen om de waarheid aan de dag te brengen en/of vatbaar waren voor verbeurdverklaring en/of onttrekking aan het verkeer. De vordering haalde de artikelen 94, 111 (oud), 112 (oud) en 113 (oud) Sv aan. De vordering hield tevens in dat verlof zou worden verleend de huiszoeking te laten uitstrekken tot brieven en andere geschriften als bedoeld in artikel 113 (oud) Sv. Op dezelfde dag is een vordering door dezelfde officier van justitie ingediend strekkende tot het verlenen van verlof aan de rechter-commissaris, huiszoeking ter inbeslagneming te doen in het woonhuis van de verdachte, [a-straat 1] te [woonplaats]. Deze vordering was gebaseerd op dezelfde grondslag en vermeldde dezelfde artikelen van het Wetboek van Strafvordering.
2. De rechtbank heeft beide vorderingen op 20 januari 1999 toegewezen. De rechtbank verleende verlof aan de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, huiszoeking ter inbeslagneming te doen in het kantoorpand en het woonhuis van de verdachte. In dit verlof werd uitdrukkelijk bepaald dat de huiszoeking slechts plaats mocht vinden met toestemming van voornoemde verdachte, voor zover zij zonder schending van het stands-, beroeps- of ambtsgeheim kon geschieden, en zich niet uitstrekte tot andere brieven of geschriften dan die welke het voorwerp van het strafbare feit zouden uitmaken of tot het begaan daarvan zouden hebben gediend.
3. Aan het dossier is op 23 februari 2003 toegevoegd een zogenaamd 'Draaiboek actie 6 februari 1999' met bijlagen betreffende de huiszoeking bij de verdachte (dossiernummer HA 9849). Dit draaiboek met bijlagen is tevens aan de verdediging ter beschikking gesteld. Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is naar voren gekomen en kan worden vastgesteld dat slechts de coördinator van het strafrechtelijk onderzoek tegen de verdachte, P. van Leusden, de officier van justitie en P. Plukkel, FIOD-ambtenaar, op de hoogte waren van de inhoud van dit draaiboek. Degenen die daadwerkelijk de huiszoeking hebben verricht kenden het draaiboek niet, evenmin de rechter-commissaris. Het draaiboek is niet uitdrukkelijk met degenen die bij de huiszoeking betrokken waren aan de orde gesteld. In het draaiboek zijn de dossiernummers vermeld die betrekking zouden kunnen hebben op de strafbare feiten waarvan de notaris werd verdacht.
4. Op 6 februari 1999 hebben de huiszoekingen ter inbeslagneming bij verdachte plaatsgevonden. Van deze huiszoekingen zijn processen-verbaal opgemaakt, die zich bij de stukken van het dossier bevinden.
5. Uit die processen-verbaal en hetgeen is verhandeld ter terechtzitting in hoger beroep is naar voren gekomen dat, nadat de rechter-commissaris in het woonhuis binnen was getreden in gezelschap van een aantal met name genoemde personen, de rechter-commissaris zich aldaar kort heeft onderhouden met de daar aanwezigen en de gang van zaken heeft uiteengezet in tegenwoordigheid van de officier van justitie en de vertegenwoordiger van de KNB, [betrokkene 3].
6. De verdachte is volgens dit proces-verbaal dat door de rechter-commissaris is opgemaakt, gewezen op zijn zwijgrecht, zijn echtgenote op haar verschoningsrecht jegens haar man. De verdachte is tevens gewezen op de bevoegdheid bijstand te vragen van zijn raadsman. Dit laatste achtte de verdachte niet noodzakelijk.
7. Vervolgens zijn de rechter-commissaris, de officier van justitie, de vertegenwoordiger van de KNB en de verdachte vertrokken naar het kantoor van de verdachte aan de [b-straat] te [plaats A]. De huiszoeking in het woonhuis van verdachte is telefonisch gesloten. Een lijst met in beslaggenomen voorwerpen bevindt zich gehecht aan het proces-verbaal van de rechter-commissaris.
8. Uit het proces-verbaal dat is opgemaakt betreffende de huiszoeking in het kantoor van de verdachte en het verhandelde ter terechtzitting, met name uit het verhoor van de rechter-commissaris ter terechtzitting in hoger beroep, is naar voren gekomen dat de verdachte, de rechter-commissaris, de officier van justitie en de vertegenwoordiger van de KNB zich in een vertrek hebben opgehouden waarin zich een tafel bevond waarop de stukken die door de ambtenaren van de FIOD waren geselecteerd uit de administratie van verdachte, werden gedeponeerd. Vervolgens beoordeelde de vertegenwoordiger van de KNB het hem overhandigde materiaal op 'verdwaalde stukken' en bezag vluchtig of deze dossiers in verband konden worden gebracht met de lijst van vermoedelijk gepleegde strafbare feiten die de verdachte bij aanvang van de huiszoeking in het kantoorpand was overhandigd. Daarna nam de rechter- commissaris de dossiers in beslag. Er zijn dossiers die betrekking zouden kunnen hebben op medeverdachte [medeverdachte] en de aan hem gelieerde ondernemingen/vennootschappen ingezien op het aantreffen van brieven van verdachte aan medeverdachte [medeverdachte]. Deze inzage heeft plaatsgevonden door [betrokkene 3], de rechter-commissaris en de griffier. Voorts is een diskette in beslag genomen, die in een verzegelde enveloppe is verpakt. Tenslotte is besproken al datgene wat voor inbeslagneming in aanmerking kwam, waarbij aanwezig waren de verdachte, de rechter-commissaris, de officier van justitie, de vertegenwoordiger van de KNB, FIOD-ambtenaren en [betrokkene 2], kandidaat-notaris en systeembeheerder op het kantoor van verdachte.
9. Er zijn afspraken gemaakt hoe verder te handelen met de in beslaggenomen voorwerpen: afgesproken werd dat gekopieerde agendastukken en financiële administratie zouden worden geschoond van gegevens die niet in verband konden worden gebracht met het tegen verdachte lopende gerechtelijke vooronderzoek.
Met betrekking tot de in beslag genomen back-ups en tapes, alsmede de uitdraai van de bestanden zouden door de rechter-commissaris, de officier van justitie, de vertegenwoordiger van de KNB, de FIOD ambtenaren, de verdachte en/of zijn raadsman worden bekeken op het kabinet van de rechter-commissaris.
10. Van al hetgeen op het kantoor in beslag is genomen is een lijst bijgevoegd aan het proces-verbaal van bevindingen door de rechter-commissaris.
11. Op 4 maart 1999 en 15 juni 1999 hebben twee besprekingen plaatsgevonden die betrekking hadden op de voortgang en afwikkeling van het beslag. Daarvan zijn processen-verbaal opgemaakt waarbij bij lagen zijn gevoegd. Deze stukken bevinden zich in het dossier.
12. De verdachte heeft vanaf het moment dat hij werd geconfronteerd met de huiszoeking zich op het standpunt gesteld dat hij bezwaar maakt tegen de huiszoeking en tegen inbeslagneming van alle stukken van zijn administratie. Op dit standpunt is hij niet teruggekomen. Tijdens de huiszoeking is hij door de rechter-commissaris in de gelegenheid gesteld contact op te nemen met medeverdachte [medeverdachte] teneinde hem de vraag voor te leggen of deze laatste hem, verdachte als geheimhouder ontsloeg van de verplichting te verbergen wat verborgen diende te blijven. [Medeverdachte] stemde daarin niet toe.
13. Zowel de verdachte als de raadsman van de KNB hebben tegen bovengenoemde inbeslagnemingen klaagschriften ingediend bij de rechtbank te Utrecht. De rechtbank heeft bij beschikking van 8 juni 1999 het klaagschrift ingediend door de verdachte ongegrond verklaard en de KNB niet ontvankelijk verklaard in het door haar ingediende klaagschrift.
14. De Hoge Raad heeft bij beschikkingen van 15 januari 2002 beide beschikkingen van de rechtbank Utrecht vernietigd om processuele redenen en de behandeling opgedragen aan het gerechtshof Amsterdam.
15. Het gerechtshof heeft in openbare raadkamer de klaagschriften behandeld op de zittingen van 17 maart 2003, 20,24 en 27 oktober 2003 en 11 november 2003. Van deze behandeling zijn processen-verbaal opgemaakt die zich bij de stukken bevinden. Daar zijn gehoord de raadsman van de verdachte alsmede de raadsman van de KNB en de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot ongegrond verklaring van de klaagschriften.