3.3Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer op 10 januari 2024 houdt onder meer het volgende in:
“De voorzitter geeft een overzicht van het procesverloop van het klaagschrift en van het met dit klaagschrift samenhangende strafrechtelijke onderzoek Bobolink. De rechtbank heeft op 21 juli 2016 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld. De rechtbank heeft destijds het klaagschrift voor een deel gegrond verklaard en voor het overige de beslissing voor onbepaalde tijd aangehouden. De behandeling van het voornoemde klaagschrift wordt in openbare raadkamer voortgezet.
De raadsman voert het woord tot verdediging overeenkomstig de inhoud van een door hem overgelegde pleitnota, welke aan dit proces-verbaal is gehecht en waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden beschouwd.
In aanvulling hierop merkt hij – zakelijk weergegeven – het volgende op:
Ik wil graag duidelijkheid krijgen over hetgeen met de inbeslaggenomen digitale gegevensdragers en de inhoud daarvan is gebeurd. Ik ben ervan overtuigd dat mijn correspondentie, en daarmee geheimhoudersstukken, bij de digitale recherche liggen. Er dient gekeken te worden hoe de inhoud van deze digitale gegevensdragers is gefilterd, dit is onbekend. Ten aanzien van de schriftelijke bescheiden is dit wel duidelijk geworden. Ik ben van mening dat onder verantwoordelijkheid van de rechter-commissaris de digitale gegevensdragers gefilterd dienen te worden, zodat hierover een proces-verbaal kan worden opgemaakt, net zoals gedaan is ten aanzien van de schriftelijke bescheiden.
De voorzitter merkt op dat de oorspronkelijke inbeslaggenomen digitale gegevensdragers terug zijn gegeven aan klaagsters [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Daarmee rijst de vraag of het doel dat met de klaagschriften wordt nagestreefd nog kan worden bereikt. Evenzeer rijst de vraag hoeveel juridische ruimte de onderhavige procedure biedt voor de mogelijkheden die de raadsman oppert. De voorzitter merkt daarnaast op dat in het procesdossier van de strafzaak in ieder geval geen geheimhoudersstukken terecht zijn gekomen.
De officier van justitie voert het woord – zakelijk weergegeven – :
Ik heb geen kennis genomen van geheimhoudersstukken. Ik ben van mening dat de stellingen die de raadsman inneemt, beter passen bij de behandeling van de strafzaak in hoger beroep. Op dit moment loopt er een beklagprocedure op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. In de klaagschriften van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] is de kern van het verzoek de teruggave van de destijds inbeslaggenomen goederen. Deze goederen zijn echter in 2016/17 al teruggegeven aan klaagsters. Er is dus op dit moment geen belang meer bij de beklagprocedure. Ik ben dan ook van mening dat deze klaagschriften niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Op het klaagschrift van [klager] is op 21 juli 2016 al een beslissing genomen. In zoverre ben ik van mening dat ook dit klaagschrift dan ook niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
De vraag of er zich mogelijk nog digitale kopieën van geheimhoudersstukken in de systemen van de politie bevinden kan ik nu niet beantwoorden. Ik ben van mening dat deze vraag niet past in de behandeling van de beklagprocedure, maar bij de behandeling van de hoofdzaak.
De raadsman voert het woord – zakelijk weergegeven –:
Ik ben het oneens met de stelling van de officier van justitie dat geen belang meer zou zijn bij de klaagschriften omdat de goederen al zijn teruggegeven aan klaagsters. Het belang gaat er juist om dat er zich geheimhoudersstukken bij de digitale recherche bevinden. We zijn op dit moment zeven jaar verder. Ik vind niet dat er gewacht kan worden op de uitkomst van de strafzaak in hoger beroep. Ik zou het zorgelijk vinden als de opsporingsautoriteiten kennis hebben genomen van de geheimhoudersstukken. De kopieën van de digitale stukken zouden kunnen worden teruggegeven.
De officier van justitie voert het woord – zakelijk weergegeven –:
Ik kan niets teruggeven. Het gaat om 3 TB aan gegevens die op een computerserver staan. Ik zou de gegevens op de server wel kunnen laten vernietigen, maar dit lijkt me met het oog op het lopende hoger beroep op dit moment geen verstandige beslissing.
De raadsman voert het woord – zakelijk weergegeven –:
Ik geloof best dat het veel werk kost om 3 TB aan digitale gegevens te filteren. Aan de andere kant is het zorgelijk dat er digitale gegevensdragers in beslag worden genomen, maar dat er niet voor kan worden gezorgd dat de geheimhoudersstukken eruit gefilterd worden.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat op 24 januari 2024 een beslissing zal worden genomen op het klaagschrift.”