ECLI:NL:HR:2022:497

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
21/00309
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over wijziging klaagschrift inzake inbeslagname autosleutels

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een klaagschrift van de klager, die verzocht om teruggave van een personenauto, een Mercedes-Benz, die niet in beslag was genomen. De rechtbank had eerder het klaagschrift niet-ontvankelijk verklaard, omdat de auto niet in beslag was genomen en de klager in een e-mail had verzocht om de inhoud van het klaagschrift te wijzigen naar de inbeslagname van de autosleutels van de auto. De rechtbank oordeelde dat de autosleutels als een zelfstandig voorwerp moeten worden aangemerkt en dat de wet niet toestaat dat de inhoud van een klaagschrift per e-mail wordt gewijzigd. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het cassatiemiddel faalde. De Hoge Raad benadrukte dat als de klager het beklag wil uitbreiden tot voorwerpen waarop het ingediende klaagschrift geen betrekking heeft, hij een nieuw klaagschrift moet indienen. Ook werd opgemerkt dat het intrekken van een klaagschrift omdat het voorwerp niet in beslag is genomen, niet in de weg staat aan het indienen van een nieuw klaagschrift als het voorwerp later alsnog in beslag wordt genomen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/00309 B
Datum19 april 2022
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 15 december 2020, nummer RK 20/2433, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze hebben J.L. Baar en M.M. Kuyp, beiden advocaat te Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat het niet mogelijk is door middel van een e-mailbericht de inhoud van een klaagschrift te wijzigen met betrekking tot het voorwerp waarop het beklag betrekking heeft.
2.2.1
De voor de beoordeling van het cassatiemiddel relevante stukken zijn weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3.2. Daaruit volgt dat het op 17 september 2020 namens de klager ingediende klaagschrift strekte tot teruggave aan de klager van een personenauto, te weten een Mercedes-Benz. Na de indiening van het klaagschrift heeft de raadsvrouw van de klager in een e-mail van 25 november 2020 aan de griffie van de rechtbank geschreven dat is gebleken dat “enkel de autosleutels van de auto in beslag zijn genomen” en verzocht “het klaagschrift op te vatten als tegen de inbeslagname van deze autosleutels gericht in plaats van de auto”.
2.2.2
Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer houdt, voor zover in cassatie van belang, het volgende in.
“De raadsvrouw merkt - verkort en zakelijk weergegeven - op dat bij het indienen van het klaagschrift niet duidelijk was of de auto in beslag was genomen. Dat bleek later niet het geval te zijn. Op 25 november 2020 heeft de raadsvrouw een e-mailbericht aan de griffier gezonden dat het klaagschrift moet worden opgevat als een klaagschrift tegen de inbeslagname van de autosleutels van desbetreffende auto.”
2.2.3
De rechtbank heeft het klaagschrift niet-ontvankelijk verklaard. De beschikking van de rechtbank houdt, voor zover in cassatie van belang, het volgende in.
“Het klaagschrift richt zich op de teruggave van de Mercedes Benz met het kenteken [kenteken]. De auto is niet inbeslaggenomen omdat de politie deze tot op heden niet heeft kunnen traceren. De raadsvrouw heeft in raadkamer verklaard dat op het moment van indienen van het klaagschrift niet duidelijk was of de Mercedes Benz in beslag was genomen.
De raadsvrouw heeft met het beklag de opheffing van het beslag verzocht van een voorwerp (een auto) dat ten tijde van het indienen van een klaagschrift niet (en ook later niet) in beslag is genomen.
Wel zijn op 7 juli 2020 bij een doorzoeking door de rechter-commissaris onder de moeder van klager een set autosleutels in beslag genomen. Die zouden van de bewuste Mercedes Benz zijn.
Waar teruggave van ‘een auto’, als hoofdbestanddeel of pars pro toto, kan zien op alles wat met die auto in beslag is genomen, van autosleutels tot gevarendriehoek, geldt dat andersom niet. Een klaagschrift tegen inbeslagneming van een auto die niet in beslag is genomen kan niet gelden als klaagschrift tegen inbeslagneming van zelfstandige voorwerpen die los van die auto in beslag zijn genomen, al houden ze met de auto enig verband.
Hoewel het indienen van een (nieuw) klaagschrift niet aan heel strikte voorwaarden hoeft te voldoen, volstaat een e-mailbericht aan de griffier niet om een eerder ingediend klaagschrift zich op een ander voorwerp (hier: de autosleutels) te laten richten.
De rechtbank zal het klaagschrift niet ontvankelijk verklaren.”
2.3.1
De rechtbank heeft het klaagschrift aldus opgevat dat het zich alleen richt op de teruggave van een Mercedes-Benz met het kenteken [kenteken] aan de klager en dat het klaagschrift geen betrekking heeft op andere voorwerpen. Dat oordeel, dat is gebaseerd op de aan de rechtbank voorbehouden uitleg van de gedingstukken, is niet onbegrijpelijk.
2.3.2
De raadsvrouw heeft in de onder 2.2.1 vermelde e-mail verzocht om in plaats van een personenauto die niet in beslag was genomen, de wel inbeslaggenomen autosleutels van die personenauto aan te merken als het voorwerp waarop het klaagschrift betrekking heeft. De rechtbank heeft hierin niet bewilligd. Aan die beslissing ligt ten grondslag dat de autosleutels in dit geval als een “zelfstandig” voorwerp moeten worden aangemerkt en dat de wet niet de mogelijkheid kent dat per e-mail of bij de behandeling in raadkamer de inhoud van een eerder ingediend klaagschrift aldus wordt gewijzigd, dat alsnog wordt geklaagd met betrekking tot een of meer voorwerpen waarop dat klaagschrift geen betrekking had. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
2.4
Het cassatiemiddel faalt.
2.5
Opmerking verdient dat als een klager het beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering wil uitbreiden tot voorwerpen waarop het ingediende klaagschrift geen betrekking heeft, hij daartoe een nieuw klaagschrift kan indienen. Daarnaast geldt in een geval als het onderhavige dat het intrekken van een klaagschrift omdat is gebleken dat het voorwerp waarop dat klaagschrift ziet niet in beslag is genomen, niet eraan in de weg staat dat nadien - als het betreffende voorwerp alsnog in beslag wordt genomen - opnieuw een klaagschrift wordt ingediend.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 april 2022.