Conclusie
Nummer22/03756
Inleiding
“opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel”en 2.
“diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking”veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Bovendien is beslist op de vordering van de benadeelde partij en is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
De relevante processuele feiten
1. Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 31 maart 2020, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] , inhoudende, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [verbalisant 1] (p. 19 t/m 21):
Kweekruimte 1
Na het binnentreden zag ik het volgende. Op de eerste verdieping waren vier aparte ruimtes gecreëerd. Ruimte 1 betreft een ingerichte badkamer. Ruimte 2 en 3 betreffen ingerichte kwekerijen. Ruimte 4 betreft een kamer welke gebruikt werd als opslaghok.
Kweekruimte 2
Na het binnentreden zag ik het volgende. Ruimte 3: Kwekerij 2: Dit betreft een in werking zijnde kwekerij. In totaal stonden er 304 hennepplanten. In totaal hingen er in de kweekruimte 14 assimilatielampen. In de kweekruimte bevonden zich 2 koolstoffilters.
Kweekruimte 3
Na het binnentreden zag ik het volgende. De derde kweekruimte bevond zich op de zolder. De zolder was volledig dichtgetimmerd en op het moment van ontdekking bevond er zich een in werking zijnde hennepkwekerij. In totaal stonden er 247 hennepplanten. In totaal hingen er in de kweekruimte 16 assimilatielampen. In de kweekruimte bevonden zich 2 koolstoffilters.
“Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 en feit 2.
Het middel en de toelichting daarop
“de gehele benedenverdieping (…) de indruk[gaf]
dat dit de leefruimte was waar men verbleef”. [1] Dit terwijl de verklaring van de verdachte dat hij de woning aan [betrokkene 4] en [betrokkene 3] had verhuurd en derhalve niet van de aangetroffen hennepkwekerij op de hoogte was, als zeer ongeloofwaardig terzijde is geschoven.
De beoordeling van het middel
“dat dit de leefruimte was waarmenverbleef”[onderstreping D.A.] maakt dit niet anders, nu dit een algemene omschrijving van de woning betreft en geenszins een verwijzing naar een of meerdere personen c.q. verhuur inhoudt.
“het niet anders kan zijn dan dat verdachte de persoon is geweest die de hennep heeft geteeld die is aangetroffen in zijn woning aan het [a-straat 1] te [plaats] ”en dat
“de ongeregistreerde stroomafname (…) een zo onlosmakelijk onderdeel [vormt] van een hennepkwekerij dat degene die verantwoordelijk is voor de hennepteelt verantwoordelijk is te houden voor de diefstal van elektriciteit”. [7] De stellers van het middel wijzen erop dat uit geen van de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen dat de verdachte op de bewezen verklaarde datum in de woning aanwezig is geweest en/of handelingen heeft verricht die het telen van hennep of de diefstal van elektriciteit behelzen. Daarmee zou het bewezen verklaarde niet, althans niet zonder meer uit de bewijsvoering kunnen worden afgeleid.