ECLI:NL:PHR:2024:1327

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
23/04382
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens medeplegen van diefstal met geweld

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1986, veroordeeld voor het medeplegen van een gewapende overval op een golfbaan in Amsterdam op 23 april 2015. De overval werd gepleegd door twee mannen die de slachtoffers onder bedreiging met vuurwapens dwongen om geld en waardevolle spullen af te geven. De verdachte heeft tijdens de rechtsgang ontkend betrokken te zijn geweest bij de overval en heeft verklaard dat hij zich op het moment van de overval niet in de buurt bevond. De advocaat-generaal heeft echter betoogd dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachten, onder andere door telefonisch contact met hen te onderhouden tijdens de overval. Het hof heeft de bewijsmotivering van een eerder arrest overgenomen en aangevuld, en heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij het uitdenken van het plan voor de overval en zich in de nabijheid van de golfbaan bevond. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren en tien maanden, met aftrek van het voorarrest. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de verdachte verworpen, waardoor de veroordeling in stand blijft.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/04382
Zitting10 december 2024
CONCLUSIE
E.J. Hofstee
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de verdachte
Inleiding
1. De verdachte is bij arrest van 31 oktober 2023 door het gerechtshof Amsterdam wegens in zaak A onder 3 "diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en tien maanden, met aftrek van het voorarrest als bedoeld in art. 27 lid 1 Sr. [1] Voorts heeft het hof beslist op de vordering van de benadeelde partij en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in art. 36f Sr opgelegd, een en ander zoals nader bepaald in het arrest.
2. Namens de verdachte hebben R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat in Rotterdam, één middel van cassatie voorgesteld, dat in de kern klaagt over de bewezenverklaring van het medeplegen van het in zaak A onder 3 tenlastegelegde.
3. Het bestreden arrest van 31 oktober 2023 is gewezen na terugwijzing door de Hoge Raad bij arrest van HR 25 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:765 (zaaknr. 19/03630). In dat arrest van 25 mei 2021 is de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 1 augustus 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3189 (onder meer) vernietigd wat betreft de beslissingen daarin over het in zaak A onder 3 tenlastegelegde. Het hof had de verdachte ook toen – kort gezegd – wat betreft dat feit veroordeeld wegens medeplegen. In het cassatieberoep dat R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker destijds tegen die uitspraak hadden ingesteld, werd een schriftuur met drie middelen ingediend. Eén van de middelen kwam op tegen het bewezenverklaarde medeplegen. Aan de beoordeling van dat middel kwam de Hoge Raad toen niet toe, omdat hij ten aanzien van de beslissingen over het in zaak A onder 3 tenlastegelegde op een andere grond casseerde. [2]
4. In het bestreden arrest overweegt het hof onder het hoofd “Bespreking van verweren” dat het zich verenigt met de bewijsmotivering die het hof in het eerdere arrest van 1 augustus 2019 heeft gebezigd voor het in de zaak A onder 3 tenlastegelegde en dat het deze bewijsmotivering overneemt met aanvulling van overwegingen en bewijsmiddelen. Kennelijk heeft het hof daarmee tot uitdrukking willen brengen dat die eerdere bewijsmotivering als herhaald en ingelast wordt beschouwd in het bestreden arrest. Daarover wordt in de schriftuur niet geklaagd. [3]
5. Het komt mij voor dat het de leesbaarheid ten goede komt indien ik deze conclusie op de volgende wijze inricht. Eerst volgt hieronder het verweer van de verdediging (verklaring verdachte en pleidooi raadsman op de terechtzitting in hoger beroep), daarna de bewezenverklaring, de bewijsmiddelen en de bewijsmotivering in het bestreden arrest, en dan de bewijsmotivering in het partieel vernietigde arrest van 1 augustus 2019. Tot slot bespreek ik het cassatiemiddel, waarbij ik het juridisch kader betrek.

II. Het verweer van de verdediging

6. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 17 oktober 2023 houdt (onder meer) als verklaring van de verdachte in:
“Ik ben er op geen enkele manier bij betrokken geweest en ik had er geen weet van. Ik kan mij niet herinneren wat ik op 23 april 2015 heb gedaan. Het is acht jaar geleden. Ik heb niks te verklaren. Ik heb de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] gelezen. [getuige 2] heeft een rijke fantasie. Er klopt niets van wat hij zegt. Ik weet niks van contact met [getuige 1] . Ik kan mij niet herinneren of er een vierde persoon met [getuige 2] zou hebben gebeld op 7 mei 2015 en of ik dat dan ben geweest. Ik vind het allemaal frappant want ik had er niks mee te maken. Ik was er niet bij en ik heb niks bedacht.
Ten aanzien van mijn belverkeer met [medeverdachte 1] : dat is een momentopname. Wij belden op dagelijkse basis en namen dan gewone dingen door. Als je niet naar een bepaalde periode kijkt, zie je dat wij altijd al veel telefooncontact hadden, omdat we familie zijn. U, voorzitter, houdt mij voor dat [medeverdachte 1] mij belde toen hij bezig was met het plegen van een overval en dat hij mij die ochtend tien keer heeft gebeld terwijl hij bij de golfbaan was. Ik heb geen idee waar hij zich mee bezig houdt. Daarbij zijn er geen telefoongegevens bekend van de week ervoor. Ik weet niet wat er in zijn hoofd omging toen hij mij belde. Ik weet niks van het hele gebeuren.
Mijn telefoon straalde aan in de buurt van de golfbaan omdat ik daar tien minuten lopen vandaan woon. De golfbaan is op een steenworp afstand van mijn huls. Het kan zijn dat ik gewoon thuis was, op de [a-straat 1] te [plaats] .”
7. Blijkens datzelfde proces-verbaal van die terechtzitting heeft de raadsman van de verdachte, overeenkomstig de aan het hof overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnotities, onder meer het volgende aangevoerd (de voetnoten zijn hier weggelaten):

Meer meer subsidiair
43. Mocht u van mening zijn dat alle stukken die uw hof in de vorige samenstelling heeft gebruikt om tot een bewezenverklaring te komen, opnieuw gebruikt zouden kunnen worden, dan meen ik dat hetgeen u uit die stukken kunt afleiden niet voldoende is om te oordelen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen.
44. Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat de kwalificatie medeplegen dan wel ‘in vereniging’ slechts is gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is.
45. Uit deze vaste jurisprudentie blijkt tevens dat als het medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, op de rechter de taak rust om het medeplegen nauwkeurig te motiveren. Er kan daarbij rekening onder meer rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of afhandeling van het delict.
46. Ook is in deze vaste jurisprudentie bepaald dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
47. Vooropgesteld, uit de stukken die uw vorige hof voor het bewijs heeft gebezigd blijkt enkel contact met [medeverdachte 1] en niet met de andere [medeverdachte 2] .
48. Ook interessant is dat uw hof de vorige keer heeft gesteld dat [getuige 1] een bekende is van cliënt en dit alles op basis van onderzoek dat cliënt op 19 november 2014 bestuurder van een auto was en [getuige 1] als passagier op de achterbank zat.
49. Het is niet juist om te zeggen dat iemand een bekende van een ander is als men meer dan een halfjaar voor het ten laste gelegde feit één keer bij elkaar in de auto zijn gezien.
50. U kunt dus ook niet afleiden uit het dossier dat [getuige 1] een bekende was van cliënt.
51. De uitlating van [getuige 1] dat het plan voor de overval is beraamd door vier personen is verder niet geconcretiseerd ten aanzien van cliënt. Op basis van de stukken wordt immers niet duidelijk wat cliënt dan voor bijdrage heeft geleverd aan deze beraming.
52. Er zijn ook geen observaties of opgenomen gesprekken die dit onderbouwen.
53. Daarenboven het van een plan afweten en hierover geïnformeerd worden maakt niet dat gezegd kan worden dat cliënt een significante rol heeft gehad of een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
54. Het kort voor en gedurende overval in de nabijheid van de overval ophouden en in die tijdspanne doorlopend in verbinding met [medeverdachte 1] - zoals uw hof de vorige keer heeft overwogen - is ook weinig concreet. Immers zijn de gesprekken niet opgenomen en kan niet worden afgeleid dat deze gesprekken enige bijdrage hebben geleverd aan het ten laste gelegde delict. Het zijn dan allemaal speculaties.
55. Wat ook opvallend is, is dat uw hof er de vorige keer in het arrest vanuit ging dat cliënt zich in de nabijheid van de overval heeft opgehouden. Er zijn camerabeelden van de plaats delict en daarop is te zien dat de feitelijke overvallers het terrein betreden. Cliënt of een aan hem te relateren auto is op de beelden niet te zien. Er kan dus niet worden gesteld dat cliënt zich in de nabijheid van de overval heeft opgehouden. Was dat het geval geweest, dan was dit toch op de beelden te zien geweest.
56. Uw hof heeft de vorige keer ook overwogen dat het telefonische, contact tussen cliënt en [medeverdachte 1] was om ervoor te zorgen dat de overval volgens plan werd uitgevoerd. Dit getuigt van tunnelvisie. Uw hof heeft toen echt te grote stappen genomen om snel thuis te komen. Er is in het dossier hier geen enkel aanknopingspunt te vinden voor de stelling dat de contacten op deze wijze kunnen worden geduwd. De juridische oplossing voor bewijslacunes is vrijspraak, niet het zonder onderbouwing verzinnen wat er gebeurd zou kunnen zijn.
57. De contacten tussen client en [medeverdachte 1] duren seconden. Ik vraag mij ook af hoe het feitelijk mogelijk is om in deze seconden een plan uit te denken, want verdere onderbouwing van wanneer het plan anders uitgedacht zou moeten zijn is niet terug te vinden in het arrest. Vervolgens zou in die seconden ook nog ervoor gezorgd zijn dat de overval volgens plan werd uitgevoerd. Sowieso is wat er zou zijn gebeurd, nou niet een gang van zaken waar een denkproces aan vooraf lijkt te gaan. Met een mitrailleur een golfclub binnenvallen om daar een praktisch lege kluis te stelen. Als er over was nagedacht, was het niet gebeurd. Kort en goed: ik meen dat het onaannemelijk is dat er iemand een intellectuele bijdrage heeft geleverd, gelet op wat er lijkt te zijn gebeurd en dat als er wordt gedacht dat er sprake is van enige intellectuele bijdrage in het kader van medeplegen, niet kan worden aangetoond dat client was die dit heeft geleverd. Veronderstelde kortdurende telefonische contacten van enkele seconden zijn in ieder geval juridisch nooit genoeg om te stellen dat sprake is van medeplegen, wanneer de inhoud van de contacten niet bekend is.
58. Bij de afhandeling van het delict, te weten het gebeuren betreffende de Citroen C3, kan ook geen betrokkenheid van cliënt worden vastgesteld. Er zijn sporen onderzocht, maar er is geen DNA van cliënt aangetroffen.
59. Er kan al niet concreet uit de stukken worden afgeleid welke bijdrage cliënt in de voorfase moet hebben gehad, laat staan dat op basis van de stukken kan worden gezegd dat contacten tussen client en [medeverdachte 1] vervolgens te maken hadden met het volgens plan uitvoeren van het feit waarvan client wordt verdacht.
60. Hier bestaan geen aanknopingspunten voor. De invulling is vanuit juridisch perspectief: fout.
61. Het is ook geen logische redenering. Logisch redeneren is een basisvereiste binnen onze rechtstaat en voor al het juridisch argumenteren.
62. Uw hof zal zich schuldig maken aan drogredenering indien u de redenering van het vorige arrest volgt. De conclusie van het arrest volgt namelijk niet uit de premissen. We gaan uit van de premisse dat de gegevens van het [telefoonnummer 1] op zichzelf niet voldoende zijn voor een bewezenverklaring. Dit geldt ook voor de premisse dat de verklaring van [getuige 2] op zichzelf niet voldoende is voor een bewezenverklaring, maar niet kan worden genegeerd
63. Hetzelfde geldt voor de redenering van de officier van justitie in eerste aanleg. De conclusie volgt dan ook niet uit de premissen, uitgaande dat een ander zaaksdossier van B feit 1 op zichzelf niet voldoende is voor één bewezenverklaring van deze zaak maar niet kan worden genegeerd. Dat meerdere zaaksdossiers niet kunnen worden genegeerd maakt niet dat er op zichzelf genomen voldoende bewijs is.
64. De premissen zijn hoogstens verdacht te noemen en kunnen daarom niet worden genegeerd.
65. Maar dat deze premissen niet kunnen worden genegeerd maakt niet dat er op zichzelf genomen voldoende bewijs is voor ‘in vereniging’. Dat is namelijk geen dwingende conclusie die volgt uit de premissen. Met andere woorden: de premisse
kantelkens wel juist zijn, de major en de feiten ook, maar de conclusie mag en kan
nietgetrokken worden.
66. Op basis van de stukken kan dus niet de conclusie worden getrokken dat cliënt een bijdrage heeft geleverd of enige rol heeft gehad. Laat staan dat deze bijdrage een wezenlijke bijdrage was of de rol een significante rol was.
67. De rechtbank in eerste aanleg heeft dit, ook goed begrepen en ik verzoek u dan in dit kader bijzondere aandacht voor de overweging van de rechtbank op dit punt.
68. Wat dit ook ondersteunt is dat u nergens in de rechtspraak een soortgelijke veroordeling kan vinden.
69. Hierbij een aantal soortgelijke gevallen waar vrijspraak volgde:
[…]
73. Al met al verzoek ik u - meer meer subsidiair - dan ook om cliënt vrij te spreken, nu eventueel af te leiden gedragingen van cliënt niet kunnen worden gekwalificeerd als dat hij een significante rol heeft gehad bij of een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de overval.
74. Gelet hierop is er geen sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking waardoor het medeplegen in de vorm van ‘in vereniging’ niet bewezen kan worden verklaard en cliënt ook niet als pleger kan worden aangemerkt.”
III.
De bewezenverklaring, bewijsmiddelen en bewijsmotivering in het bestreden arrest van 31 oktober 2023
8. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“3. hij op 23 april 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kluis inhoudende een geldbedrag, toebehorende aan [brasserie] en sleutels en mobiele telefoons, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat zijn mededaders
- een op een [4] vuurwapen hebben getoond aan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en
- daarbij hebben gezegd: “Ik maak jullie dood” en
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] in een kast hebben opgesloten.
9. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2015092870-6 van 23 april 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s A1 055-058).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als de op 23 april 2015 afgelegde verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
Ik doe mede namens de benadeelde [golfbaan] , gevestigd op de [b-straat 1] in Amsterdam, aangifte van een overval gepleegd op 23 april 2015 om 06.34 uur. Ik werk als schoonmaker bij het golfterrein [golfbaan] . Toen ik en mijn collega vanmorgen omstreeks 06:30 uur klaar waren met schoonmaken en naar buiten wilden lopen, kwamen twee mannen binnenlopen. De ene man, NN1, had een lichtbruine huidskleur, een pokdalig gezicht, was zeker 1.90 meter lang en rond de 35/36 jaar oud, droeg een lange witte jas en had een groot geweer bij zich dat leek op een mitrailleur. De andere man, NN2, had een donkere huid en een lichte baard met een sikje en was zeker 1.90 meter lang. Ik schat hem rond de 33 jaar oud. NN2 droeg een zwarte winterjas tot kniehoogte en had een klein pistool bij zich. De bovenkant en de loop waren goudkleurig en de rest was zwart. Deze man sprak eerst Engels, daarna Nederlands, maar wel gebrekkig, met een accent. De mannen vroegen ons in het Engels of er al mensen waren en hoe laat er mensen zouden komen. Ik antwoordde dat de eerste mensen om 08.00 uur zouden komen. Hierop liepen de mannen weer naar buiten. Na een minuut kwamen zij weer binnenlopen en vroegen zij naar een toilet. Vlakbij het toilet zag ik dat NN2 een pistool in zijn hand hield en op mij richtte. Ik zag dat de man met de witte jas zijn jas opende en een groot wapen liet zien. Hij zei: “Kijk ik heb een groot wapen. Geen politie bellen. Ik maak jullie dood”. Ik zei: “Nee, alstublieft. Ik heb kinderen." Ik was meteen bang. NN2 zei dat ik rustig moest blijven. Hij zei: “Wij niet maken dood. Wij niet schieten. Waar geld. Geef mij je portemonnee". Ik zei dat ik geen geld had. Ik werd toen gedwongen om de sleutels van het pand en mijn telefoon te geven. Mijn collega moest ook zijn telefoon geven. Wij moesten op onze knieën in de werkkast gaan zitten. De mannen, vroegen aan ons: “Waar is het geld?” en “Waar is de kluis?” De deur van de werkkast werd dicht gedaan en onze telefoons en de sleutels van het pand werden meegenomen. Toen ik na een paar minuten geen geluid meer hoorde, ben ik naar buiten gegaan. In het kantoor heb ik de politie gebeld en zag ik dat de kluis was meegenomen. Mijn telefoon en die van mijn collega zijn door de politie bovenop een kast teruggevonden.
2. Een geschrift, een niet-ondertekend proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2015092870-3 opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s A1 063-066).
Dit geschrift houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als de op 23 april 2015 afgelegde verklaring van aangever [slachtoffer 2] :
Ik doe aangifte van een overval gepleegd op 23 april 2015 om 06.34 uur in het clubgebouw van [golfbaan] , gevestigd op de [b-straat 1] in Amsterdam. Daar werk ik samen met mijn collega [slachtoffer 1] [
het hof begrijpt: [slachtoffer 1]] als schoonmaker. Vandaag waren wij omstreeks 06.20 uur klaar met ons werk. Ik zag toen dat twee mannen naar binnen liepen. De ene man, NN1, betrof een negroïde man met een heel donkere huidskleur en korte dreadlocks. Zijn lengte is ongeveer 180-185 centimeter. Hij droeg een korte zwarte winterjas. De andere man, NN2, betrof een negroïde man met een lichtere huidskleur. Hij droeg een lange winterjas voorbij zijn knie in de kleur gebroken wit. Ik hoorde NN1 in het Engels tegen [slachtoffer 1] zeggen dat ze koffie wilden. Ik zei dat wij hen niet aan koffie konden helpen en dat wij op het punt stonden om weg te gaan. Nadat ik dit had gezegd liepen ze naar buiten. Kort daarop kwamen ze weer naar binnen. [slachtoffer 1] en ik stonden nog op dezelfde plek. NN1 vroeg hoe laat ze koffie konden krijgen. Ik zei dat zij pas om 08:00 uur koffie konden krijgen, als de golfclub opengaat. Dezelfde man vroeg mij of hij van het toilet gebruik mocht maken, waarop ik hem het toilet wees. Ik zag dat beide mannen in onze richting liepen. Ik zag dat NN1 een pistool in zijn hand had en op ons richtte. Ik zag dat NN2 op hetzelfde moment zijn jas openmaakte en dat er aan de voorzijde een groot vuurwapen zat. Ik zag dat het een lange zwarte loop had. Ik hoorde hem in het Engels zeggen dat hij een AK47 bij zich had en dat wij geen gekke dingen moesten doen omdat hij ons anders zou vermoorden. De mannen spraken Engels met mij en Nederlands met mijn collega [slachtoffer 1] . Onder bedreiging van hun wapens dwongen de mannen ons op onze knieën. Wij moesten allebei onze telefoon afgeven. Ik zag dat NN1 de telefoon van [slachtoffer 1] aannam. Ik had mijn telefoon op de grond gelegd. NN1 pakte ook mijn telefoon. De mannen vroegen ons of wij geld bij ons hadden, waarop wij hebben gezegd dat wij geen geld hadden. Zij vroegen ons naar de kluis. NN1 ging het pand doorzoeken met de sleutels van [slachtoffer 1] . NN2 bleef achter en hield zich op achter de deur van de ruimte waar wij ons bevonden. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] huilde. Ik hoorde dat NN2 de deur openmaakte en [slachtoffer 1] waarschuwde dat hij stil moest zijn. Nadat het enige tijd stil was geweest, klopte ik op de deur van de ruimte waarin wij ons bevonden. Toen ik niets hoorde, heb ik de deur opengemaakt en ben ik met [slachtoffer 1] naar de uitgang gelopen. Daar zag ik een donkere auto wegrijden in de richting van Abcoude.
3. Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 5570491 van 12 september 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina’s A1 181-182).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisant:
Gelet op de signalementen van NN1 en NN2 die door [slachtoffer 1] onderscheidenlijk [slachtoffer 2] in hun aangiftes zijn omschreven denkt het onderzoeksteam dat
(i) NN1 in de aangifte van [slachtoffer 1] dezelfde persoon is als NN2 in de aangifte van [slachtoffer 2] en
(ii) NNN2 in de aangifte van [slachtoffer 1] dezelfde persoon is als NN1 in de aangifte van [slachtoffer 2] .
[
opmerking hof: Gelet op de opgegeven signalementen en het overige bewijs gaat het hof ook uit van hetgeen onder i) en ii) is vermeld].
4. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2015092870-1 van 24 april 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina’s A1 073-075).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van aangeefster G.I.M. [getuige 3] :
Ik doe mede namens de benadeelde [brasserie] , gevestigd op de [b-straat 1] in Amsterdam, aangifte van een overval, gepleegd op 23 april 2015 om 06.34 uur op het restaurant bij [golfbaan] in Amsterdam. Ik ben gemachtigd namens de eigenaar deze aangifte te doen. In de weggenomen kluis zat € 900,00 á € 1.000,00.
5. Een proces-verbaal verhoor getuige met documentcode 5070061 van 4 mei 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina’s A1 105-106).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van [getuige 3] :
Mijn dochter heeft aangifte gedaan bij de politie. Ik ben de eigenaar van het restaurant dat bij de golfbaan is gevestigd. Ik weet niets van een horloge dat na de overval is aangetroffen. De kluis staat in het restaurant onder de kassa in een kastje. Voor dit kastje zaten twee klapdeuren. Die zijn eruit gebroken.
6. Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 5269977 van 30 juni 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina’s A1 143-145).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisanten (of één van hen):
Wij hebben aangever [getuige 3] [
het hof begrijpt: de [getuige 3]] op 4 mei 2015 gevraagd of iemand van zijn personeel een horloge is verloren. [getuige 3] antwoordde dat niemand een horloge verloren was, dat het aangetroffen horloge niet van één van zijn personeelsleden was en dat ook geen klant heeft gemeld een horloge te zijn verloren.
7. Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 53144648 van 13 juli 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant 6] (doorgenummerde pagina A1 318).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisant:
Naar aanleiding van een gewapende overval op 23 april 2015 op de [brasserie] in Amsterdam is een opsporingsonderzoek gestart. Op de plaats delict is een blauwkleurig horloge aangetroffen dat mogelijk van één van de daders is geweest. Op een in een portemonnee aangetroffen en inbeslaggenomen SD-kaart van verdachte [medeverdachte 1] zijn foto’s en filmpjes aangetroffen. Op één van de foto’s, genomen op 21 maart 2015, is een blauw horloge te zien dat sterke overeenkomsten vertoont met het horloge dat op de plaats delict is aangetroffen. Op de foto draagt [medeverdachte 1] het blauwkleurige horloge om zijn pols.
8. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2015125742-1 van 23 april 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7] (doorgenummerde pagina’s A6 179-181).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van [aangever] :
Ik doe aangifte van de diefstal van mijn auto, een zwarte Citroen C3 met kenteken [kenteken 1] . Op 22 april 2015 om 23.00 uur parkeerde ik mijn auto op de parkeerplaats ter hoogte van [c-straat 1] in [plaats] . Ik heb mijn auto toen deugdelijk afgesloten en in goede orde achtergelaten. Op 23 april 2015 om 11.30 uur ontdekte ik dat mijn auto was weggenomen.
9. Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 5268220 van 30 juni 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8] (doorgenummerde pagina’s A1 127-139).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisant:
Ik heb op 29 juni 2015 een onderzoek ingesteld naar de camerabeelden van de op 23 april 2015 overvallen golfbaan aan de [b-straat] in Amsterdam. Op de beelden zijn de twee overvallers te zien. NN1 betreft een negroïde man, die een witkleurige, lange jas met kraag en split aan de achterkant en een petje draagt. NN2 betreft een negroïde man, die een donkerkleurige jas en broek, bruine schoenen met een witte zool en een zwart/grijs hoofddeksel (petje/hoedje) draagt. Ik zie het volgende:
- 05.33 uur: een voertuig met kenteken [kenteken 1] gaat door de kentekenregistratie van de golfbaan;
- 06.11 uur: NN1 en NN2 lopen weg bij een voertuig;
- 06.13 uur: NN1 en NN2 gaan naar binnen;
- 06.13 uur: NN1 en NN2 spreken kort met een schoonmaker en gaan weer weg;
- 06:13 uur: NN1 en NN2 lopen in de richting van de brug, draaien aan het einde van de brug om en lopen om 06.14 uur weer terug naar de ingang van de golfbaan;
- 06.15 uur: NN1 en NN2 lopen weer via de hoofdingang het gebouw van de golfbaan in;
- 06.15 uur: NN1 en NN2 spreken weer met de schoonmaker. De schoonmaker loopt een ruimte in. NN2 loopt achter hem aan. De schoonmaker wil teruglopen, maar wordt tegengehouden door NN2. NN2 duwt de schoonmaker de ruimte in. NN1 gaat in de ingang staan, kennelijk om de doorgang te blokkeren;
- 06.21 uur: NN1 loopt de ruimte weer in;
- 06.21 uur: NN1 kijkt bij de ingang naar buiten, even blijft staan, draait zich om en loopt weer terug;
- 06.23 uur: NN2 komt uit de ruimte, loopt naar de andere kant en verdwijnt uit beeld;
- 06.24 uur: NN2 loopt terug en haalt NN1;
- 06.25 uur: NN1 en NN2 lopen terug,-terwijl zij samen een grijs, vierkant voorwerp tillen. Aan de houding van NN1 en NN2 is te zien dat het voorwerp zwaar is;
- 06.25 uur: NN1 en NN2 komen met het grijze voorwerp bij de ingang en zetten het neer. NN2 loopt terug, terwijl NN1 bij het grijze voorwerp blijft;
- 06.25 uur: NN2 legt iets neer op de kast naast de ingang van de ruimte. Ik zie dat NN2 terugloopt naar NN1, dat NN1 en NN2 het grijze voorwerp weer optillen dat NN2 voorop loopt;
- 06.26 uur: NN1 en NN2 lopen met het grijze voorwerp in de richting van de brug;
- 06.27 uur: NN1 en NN2 hebben het grijze voorwerp nog vast, NN1 laat het voorwerp vlakbij het voertuig vallen, waarbij het voorwerp tegen NN1 aan komt. NN1 loopt als of hij zijn been of benen heeft bezeerd;
- 06.28 uur: een voertuig met kenteken [kenteken 1] rijdt het terrein af en wordt geregistreerd door de kentekenregistratie.
10. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015092870-8 van 23 april 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] (doorgenummerde pagina’s A1 003-004)
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisant:
Op 23 april 2015 omstreeks 07.25 uur kwam ik met mijn collega's aan bij [golfbaan] , waar zojuist een gewapende overval had plaatsgevonden. Daar zei de aanwezige hulpofficier van justitie dat een blauw horloge was aangetroffen op de plek waar de kassa zich bevond. Hij heeft bij de slachtoffers, die ten tijde van de overval aan het werk waren als schoonmaker, geverifieerd of het horloge van hen kon zijn, wat niet het geval was. Ter plaatse hebben wij de camerabeelden bekeken. Daarop zagen wij dat een zwarte auto met kenteken [kenteken 1] het terrein om 05.33 uur opreed en het terrein om 06.28 uur weer verliet. Op de camerabeelden zagen wij dat de daders iets bovenop een vitrine legden. Een collega van de Forensische Opsporing zei ons later dat de telefoons van de slachtoffers op de vitrine zijn aangetroffen. Op de camerabeelden zagen wij ook dat de twee verdachten het gebouw verlieten met een kluis in hun handen.
11. Een proces-verbaal van sporenonderzoek niet nummer PL1300-2015092870-4 van 30 april 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 10] en [verbalisant 11] (doorgenummerde pagina’s A1 005-006).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisanten (of één van hen):
Op 23 april 2015 hebben wij een forensisch onderzoek verricht in verband met een overval bij een golfbaan op 23 april 2015. In het midden van het restaurant van de golfbaan zagen wij een bar. In het midden van de bar zagen wij een monitor met daaronder een kassa. Deze monitor en kassa stonden op een kast. Op de vloer zagen wij een horloge met een blauwe band liggen, dat in beslag is genomen en is voorzien van SIN-nummer AAID5544NL. Tevens zagen wij op de vloer een kastdeur liggen. In de kast, waar de kastdeur voor lag, zagen wij een afdruk van een rechthoekig voorwerp. Het horloge is naar het Nederlands Forensisch Instituut gestuurd voor DNA-onderzoek.
12. Een deskundigenverslag, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 30 april 2015, met nummer 2015.04.23.197 (aanvraag 001), opgemaakt door dr. S. van Soest, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA (doorgenummerde pagina’s A1 100-102).
Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in:
Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval gepleegd in Amsterdam op 23 april 2015.
DNA-onderzoek
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan DNA-onderzoek:
• AAID5544NL#01 bemonstering van de onderzijde (inclusief bandje) van een horloge
• AAID5544NL#02 bemonstering van de bovenzijde (inclusief bandje) van een horloge
Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek:
Het celmateriaal in de bemonstering AAID5544NL#01 betreft een onvolledig DNA-profiel van een man. Het celmateriaal kan afkomstig zijn van [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] 1982.
Het celmateriaal in de bemonstering AAID5544NL#02 betreft een DNA-mengprofiel van minimaal 2 personen, waarin naar verwachting de DNA-kenmerken aanwezig zijn van minimaal, één donor van wie een relatief grote hoeveelheid celmateriaal in de bemonstering aanwezig is. Deze combinatie van afgeleide DNA-kenmerken is vergeleken met de in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken aanwezige DNA-profielen voor personen. Hierbij is een match gevonden met het profiel RAAS6192NL van [medeverdachte 1] (geboren op [geboortedatum] 1982). Het celmateriaal kan afkomstig zijn van [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] 1982, en minimaal één onbekende persoon.
13. Een deskundigenverslag, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 17 augustus 2015, met nummer 2015.04.23.197 (aanvraag 003), opgemaakt door dr. Y. van de Wal, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA (doorgenummerde pagina’s A1 551-552).
Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in:
Het onderzoeksmateriaal AAID5544NL#01, bemonstering van de onderzijde van een horloge, en AAID5544NL#02, bemonstering van de bovenzijde van een horloge, is onderworpen aan een DNA-onderzoek. Op grond van het eerste resultaat van het standaard DNA-onderzoek aan deze bemonsteringen is het standaard DNA-onderzoek herhaald om de reproduceerbaarheid van dé verkregen resultaten te onderzoeken.
Het DNA-profiel van [medeverdachte 1] (RAAS6192NL) is betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
De bemonstering AAID5544NL#01 betreft een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen. De afgeleide combinatie van DNA-kenmerken van de hoofddonor matchen met het DNA-profiel van [medeverdachte 1] . De matchkans is kleiner dan één op één miljard.
De bemonstering AAID5544NL#02 betreft een DNA-mengprofiel van minimaal vier personen. De afgeleide combinatie van DNA-kenmerken van de hoofddonor matchen met het DNA-profiel van [medeverdachte 1] . De matchkans [
naar het hof begrijpt: van de afgeleide DNA-kenmerken-combinatie]is kleiner dan één op één miljard.
14. Een geschrift, zijnde een niet-ondertekend proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-2015125961-2 van 23 april 2015, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 12] en [verbalisant 13] (doorgenummerde pagina A1 25).
Dit geschrift houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisanten (of één van hen):
Op 23 april 2015 om 10.15 uur reden wij over de Strandweg in Almere. Daar zagen wij een zwarte Citroen C3 met kenteken [kenteken 1] op een soort inham van het strand staan. Wij zijn uit het zich, maar met zicht op het voertuig gaan staan. Vervolgens is Districtsrecherche Amsterdam daarheen gekomen en heeft het overgenomen.
15. Een proces-verbaal van sporenonderzoek met nummer PL1300-2015092870-14 van 21 mei 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 14] , [verbalisant 11] en [verbalisant 10] (doorgenummerde pagina’s A1 26-28).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisanten (of één van hen):
Op 23 april 2015 te 14.10 uur hebben: wij, verbalisanten, als forensische onderzoekers op verzoek van Bureau Districtsrecherche een forensisch onderzoek verricht op de Strandweg in Almere aan een auto van liet merk Citroen C3 met kenteken [kenteken 1] . Aan de Strandweg bevind zich een zwemstrand. Vanaf de openbare weg is het strand te bereiken via een zandweg met aan weerszijden een grasveld. De Citroen C3 stond op het grasveld met de neus richting het strand. Door ons, [verbalisant 10] en [verbalisant 11] , werd de Citroen C3 aan de buitenzijde onderzocht op de aanwezigheid van dactyloscopische sporen. Hierbij werd een dactyloscopisch spoor aangetroffen op de deurstijl aan de bovenzijde van liet rechter voorportier [
het hof begrijpt: de passagierszijde].Dit spoor betrof drie vingers met de vingertoppen naar beneden. Deze vingerafdrukken zijn veiliggesteld en voorzien van SIN-nummer AAID7403NL. Wij zagen dat de auto aan de binnenzijde beroet was en dat de stoel aan de bestuurderszijde brandschade vertoonde.
16. Geschriften, te weten een rapport Dactyloscopisch Onderzoek van 27 april 2015, opgemaakt door J.A.J.M. Riemen, beheerder Havank (doorgenummerde pagina’s A1 076-077), een dactyloscopisch individualisatieonderzoek uitgevoerd door L. van den Bliek op 29 april 2015 (doorgenummerde pagina A1 078) en een dactyloscopisch individualisatieonderzoek uitgevoerd door D.M. Meijer op 21 mei 2015 (doorgenummerde pagina A1 082).
Deze geschriften houden, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in:
Met het dactyloscopisch spoor voorzien van SIN-nummer AAID7403NL is een vergelijkend onderzoek uitgevoerd in de verzameling referentieafdrukken in Havank. Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon geregistreerd in Havank als: [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats] . Referentieafdruk: linker ringvinger en linker wijsvinger.
17. Een proces-verbaal van sporenonderzoek met nummer PL1300-2015092870 van 14 mei 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 11] (doorgenummerde pagina’s A1 033-035).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisant:
Op 24 april 2015 heb ik, technisch rechercheur, een forensisch onderzoek verricht aan een auto van het merk Citroen C3 voorzien van kenteken [kenteken 1] . Ik zag dat de ruiten aan de binnenzijde beroet waren. Ik zag dat een deel van de bestuurdersstoel, het stuur en een tas (die aan de bestuurderszijde op de vloer stond) door vuur waren aangetast (foto 12). Ik heb de tas nader onderzocht. Ik zag dat daarin een lichtgekleurde jas zat. Ik zag dat er een blauwe gasbus in de jas gerold zat. Onder de jas zag ik drie doeken. Tussen deze doeken zag ik een zwarte pet met de opdruk ‘The City of Amsterdam’. De pet is voorzien van SIN-nummer AAID7387NL. Na het verwijderen van de tas zag ik een fles liggen met de opdruk "aanmaakpasta". Er zat geen dop op de fles, maar op de tas lag een rode dop die mogelijk afkomstig was van deze fles. Bij dit proces-verbaal is een fotobijlage gevoegd.
18. Een deskundigenverslag, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 11 juni 2015, met nummer 2015.04.23.197 (aanvraag 002), opgemaakt door ing. M.J.W. Pouwels, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA (doorgenummerde pagina’s A1 113-117)
Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in:
Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval gepleegd op 23 april 2015 in Amsterdam.
DNA-onderzoek
SIN-nummer AAID7387NL#01 (bemonstering van de binnenrand aan de voorzijde van een petje) is onderworpen aan een DNA-onderzoek.
Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
Het celmateriaal in de bemonstering SIN-nummer AAID7387NL#01 betreft het enkelvoudig DNA-profiel van een man. Dit profiel is vergeleken met de in de Nederlandse DNA-databank aanwezige DNA-profielen. Daarbij is een match gevonden met het DNA-profiel RFL732 van [medeverdachte 2] (geboren op [geboortedatum] 1976). De matchkans van het DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard.
19. Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 5211131 van 15 juni 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] (doorgenummerde pagina’s A1 124-126).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisant:
Op camerabeelden van de overval bij [golfbaan] op 23 april 2015 is te zien dat de overval door twee daders wordt gepleegd. Op de beelden is te zien dat NN1 een zwarte pet met witte stiksels draagt. Enkele uren na de overval is de mogelijk als vluchtauto gebruikte Citroen C3 met kenteken [kenteken 1] aangetroffen op de Strandweg in Almere . In die auto is een tas aangetroffen waarin een zwarte pet met de opdruk ‘The City of Amsterdam’ zat. Kijkend naar de camerabeelden van [golfbaan] en de aangetroffen pet in de auto is bij het onderzoeksteam het vermoeden ontstaan dat de aangetroffen pet dezelfde is als die NN1 droeg tijdens de overval.
20. Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 6784825 van 20 juni 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] (doorgenummerde pagina’s A1 1171-1172).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisant:
In het politiesysteem staat bij het signalement van [medeverdachte 2] een lengte van 185 centimeter vermeld. Deze lengte is geregistreerd op 29 juni 2015.
In het politiesysteem staat bij het signalement van [medeverdachte 1] een lengte van 186 centimeter vermeld. Deze lengte is geregistreerd op 30 juni 2015.
21. Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 5916245 van 23 november 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] (doorgenummerde pagina’s A1 881-890).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisant:
Op 30 juni 2015 heeft een doorzoeking plaatsgevonden op de [d-straat 1] in [plaats] . Voorafgaand aan de doorzoeking is verdachte [medeverdachte 1] aangehouden in deze woning. Tijdens de doorzoeking was [getuige 4] aanwezig. Hij heeft verklaard dat slaapkamer 2 in gebruik is bij [medeverdachte 1] . Tijdens de doorzoeking in slaapkamer 2 zijn goederen in beslag genomen, waaronder een paar Timberland-schoenen. Deze zijn gefotografeerd door de Forensische Opsporing. Op deze foto’s zie ik dat de schoenen een lichtbruine kleur hebben en een witte streep net boven de zool. Op 29 juni 2015 stelde [verbalisant 8] een onderzoek in naar de camerabeelden van de [golfbaan] (pagina A1-127). Daarbij bleek dat NN2 bruine schoenen draagt met een witte rand. Om een vergelijking te maken tussen de Timberland-schoenen die zijn aangetroffen in de woning en de schoenen die zijn gedragen ten tijde van de overval, heb ik nogmaals de camerabeelden bekeken en daarop waargenomen dat NN2 tijdens de overval lichtbruine schoenen droeg voorzien van een witte streep boven de zool.
22. Een proces-verbaal bevindingen met documentcode 5090958 van 25 mei 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina’s A1 120-123).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisant:
Ik heb een onderzoek ingesteld naar de historische gegevens van het telefoonnummer 06- [telefoonnummer 2] . De gebruiker van dat telefoonnummer is op 23 april 2015 om 05.41, 06.00, 06.08, 06.31, 06.34, 06.38, 07.04, 07.05, 07.31 en 07.38 uur gebeld door de gebruiker van telefoonnummer 06- [telefoonnummer 1] , waarbij gesprekken zijn gevoerd variërend van 3 seconden tot 5 minuten en zes seconden. Tijdens de gesprekken die zijn gevoerd tussen 05.41 en 06.08 uur zijn zendmasten aangestraald in de omgeving van het Academisch Medisch Centrum (AMC) te Amsterdam. Tijdens het contact om 06.38 uur is een zendmast aangestraald in de omgeving van de Rijksweg A9. De gebruiker van telefoonnummer 06- [telefoonnummer 2] is op 23 april 2015 om 07.43 en 07.47 uur gebeld door de gebruiker van telefoonnummer 06- [telefoonnummer 3] , waarbij zendmasten zijn aangestraald, in de omgeving van de Kerkstraat in Almere . Om 09.17 uur is de gebruiker van telefoonnummer 06- [telefoonnummer 2] kennelijk weg uit Almere , aangezien toen een gesprek heeft plaatsgevonden waarbij een zendmast in de omgeving van Rijksweg A1 is aangestraald.
23. Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 5169987 van 3 juni 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 5] en [verbalisant 15] (doorgenummerde pagina’s A1 146-149).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisanten (of één van hen):
Tijdens het onderzoek is vast komen te staan dat [medeverdachte 1] gebruik maakt van het mobiele telefoonnummer 06- [telefoonnummer 2] en dat [medeverdachte 2] gebruik maakt van het mobiele telefoonnummer 06- [telefoonnummer 4] .
De zendmast bij het Academisch Medisch Centrum (AMC) bevindt zich in de directe omgeving van [golfbaan] .
24. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer documentcode 5511838 van 3 juni 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] , [verbalisant 5] , [verbalisant 3] en [verbalisant 15] (doorgenummerde pagina’s A1 146 -149).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisanten (of één van hen):
Het onderzoeksteam vermoedt dat de gebruiker van de 06- [telefoonnummer 1] betrokken is geweest bij de gewapende overval op de [golfbaan] , op donderdag 23 april 2015. Op basis van het hier bovenstaande is er een technische actie gestart op het mobiele telefoonnummer 06- [telefoonnummer 1] . Hierbij bleek dat de gebruiker van dit telefoonnummer en de verdachte [medeverdachte 1] , vrijwel dagelijks meerdere malen telefonisch contact met elkaar hebben. Uit deze gesprekken is bij mij het vermoeden gerezen dat betrokkenen neven van elkaar zijn. De gebruiker van de 06- [telefoonnummer 1] spreekt [medeverdachte 1] namelijk meerdere malen aan als ‘neef’. Uit de afgeluisterde telefoongesprekken van de 06- [telefoonnummer 1] , blijkt ons dat hij onder andere: telefonisch contact heeft met een vrouw die [betrokkene 1] heet. Uit de gesprekken is het vermoeden gerezen dat de gebruiker van de [telefoonnummer 1] en [betrokkene 1] een relatie met hebben dan wel met elkaar hebben gehad. [betrokkene 1] maakt gebruik van het mobiele telefoonnummer 06- [telefoonnummer 5] . Dit telefoonnummer staat op naam van [betrokkene 1] , adres [a-straat 1] te [plaats] . Op maandag 27 april 2015, gaf [verdachte] , in het kader van een Dynamische Controle, als woonadres op [a-straat 1] te [plaats] .
Gesteld kan worden dat de gebruiker van het mobiele telefoonnummer 06- [telefoonnummer 1] gebruik maakt van de naam/roepnaam/bijnaam: [verdachte] , [verdachte] , [verdachte] .
In het geautomatiseerde politiesysteem BVH staat bij de persoongegevens van [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986, als roepna(a)m(en) vermeld; [verdachte] / [verdachte] / [verdachte] / [verdachte] .
25. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer documentcode 2015092870 van 18 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina A1 163).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisant:
Uit dit onderzoek is gebleken dat [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] , gebruik maakt van het mobiele telefoonnummer 06- [telefoonnummer 1] .
26. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 13, 14 en 15 november 2017.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het kan heel goed, dat mijn telefoonnummer van toen eindigde op * [telefoonnummer 1] en dat ik toen van dat telefoonnummer gebruikmaakte.
27. Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 5560565 van 30 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 16] (doorgenummerde pagina’s A1 172-179)
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisant:
Op 23 april 2015 om 05.41, 06.00, 06.08, 06.31, 06.35, 06.38 en 06.39 uur straalt het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] de zendmast aan de Hofgeest aan. Deze zendmast bevindt zich in Amsterdam-Zuidoost, net als de zendmast aan de Meibergdreef, die op het AMC-ziekenhuis is geplaatst. Het AMC-ziekenhuis is gelegen direct naast de golfbaan aan de [b-straat] te Amsterdam die is overvallen.
28. Een proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] met documentcode 5586869 van 7 september 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 16] (doorgenummerde pagina’s B1 026-049).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als de vragen (V) van de verbalisanten en, in antwoord (A) daarop, als de op 2 september 2015 afgelegde verklaring van [medeverdachte 2] :
A: Ik ben voor auto-inbraken gepakt (…). Ik ben verslaafd geweest. Ik heb autodiefstalletjes …[
het hof begrijpt: gepleegd in die periode].
V: Heb je [medeverdachte 1] op donderdag 23 april [
het hof begrijpt: 2015] gezien?
A: Nee.
V: Heb je hem gesproken?
A: Ja telefonisch ja. Telefonisch heb ik hem gesproken. Hij bleef mij bellen.
V: Hoe laat heb je hem gesproken?
A: Het staat allemaal in het dossier, de tijden dat hij mij gebeld heeft. Ik heb het dossier gelezen.
29. Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 5560565 van 22 september 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 16] (doorgenummerde pagina’s A1 393-411).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisant:
Uit historische verkeersgegevens blijkt dat het telefoonnummer van [verdachte] op 23 april 2015 tussen 00.00 en 01.00 uur elf keer heeft uitgebeld naar het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . De duur van deze oproepen varieert van 6 tot 358 seconden.
Op 23 april 2015 om 01.11 uur is een witte Audi A4 voorzien van kenteken [kenteken 2] waargenomen op de Oostvaardersdijk in Almere . Deze auto werd tussen 01.26 uur en 01.32 uur door politieambtenaren gecontroleerd op de Oostvaardersdijk in Almere . De bestuurder was de verdachte [verdachte] . Uit het onderzoek is voorts gebleken dat [verdachte] de gebruiker is van deze auto.
De volgende relevante telefonische contacten en de bijbehorende locaties zijn waarneembaar op 22 en 23 april 2015:
Tijd
[verdachte]
[medeverdachte 1]
[medeverdachte 2]
Bijzonderheden
23.52 uur
Kerkstraat Almere
Kerkstraat Almere
[verdachte] belt [medeverdachte 1] , duur 23 seconden
23.54 uur
Kerkstraat Almere
00.09 uur
Kerkstraat Almere
Kerkstraat Almere
[verdachte] belt [medeverdachte 1] , duur 125 seconden
01.59 uur
Hilversumstraat Almere
02.00 uur
Gestolen Citroen C3 op camerabeelden A10 Ringweg Noord Amsterdam ter hoogt van Buisklotermeerdrijk
02.03 uur
Oostzanerdijk Amsserdam
02.09 uur
Gestolen Citroen C3 op camerabeelden op de Jan Evertsenstraat ter hoogte van afslag A10/Staalmeesterslaan
02.09 uur
Staalmeesterlaan Amsterdam
02.14 uur
Staalmeesterslaan Amsterdam
02.20 uur
Baarsjesweg Amsterdam
02.35 uur
Audi van [verdachte] wordt door camera waargenomen op de [getuige 2] Lelylaan/Haarlemmerstraat Amsterdam
02.37 uur
Baarsjesweg Amsterdam
05.41 uur
Hofgeest Amsterdam Zuidoost
Meibergdreef Amsterdam
[verdachte] belt [medeverdachte 1] , duur 185 seconden
06.00 uur
Hofgeest Amsterdam Zuidoost
Meibergdreef Amsterdam Zuidoost
[verdachte] belt [medeverdachte 1] , duur 103 seconden
06.08 uur
Hofgeest Amsterdam Zuidoost
Meibergdreef Amsterdam Zuidoost
[verdachte] belt [medeverdachte 1] , duur 224 seconden
06.38 uur
Hofgeest Amsterdam Zuidoost
Huntum Amsterdam Zuidoost
[verdachte] belt [medeverdachte 1] , duur 31 seconden
06.52 uur
De Audi van [verdachte] is door een camera waargenomen op de Gooiseweg in Amsterdam
07.05 uur
Vijzelstraat Amsterdam
Kerkstraat Almere
[verdachte] belt [medeverdachte 1] , duur 32 seconden
07.43 uur
Kerkstraat Almere
Kerkstraat Almere
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bellen elkaar
07.47 uur
Kerkstraat Almere
[medeverdachte 2] belt [medeverdachte 1] , duur 27 seconden
08.58 uur
[medeverdachte 1] belt [medeverdachte 2] , duur 54 seconden
09.29 uur
[medeverdachte 1] belt [medeverdachte 2] , 31 seconden
11.49 uur
[medeverdachte 1] belt [medeverdachte 2] , duur 64 seconden
12.27 uur
[medeverdachte 1] belt [medeverdachte 2] , duur 31 seconden
30. Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 5491667 van 11 augustus 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s A1 508-509).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisant:
Op 30 juni 2015 is de verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1986, aangehouden. Op de histo (
het hof begrijpt: de historische gegevens) van de telefoon van [verdachte] met nummer 06- [telefoonnummer 1] , is te zien dat hij op 3 mei 2015, tien dagen na de overval op de golfclub, om 17:10 uur contact opnam met [getuige 2] op nummer 06- [telefoonnummer 6] . Uit onderzoek is gebleken dat [getuige 2] een medewerker is van het restaurant [brasserie] , gevestigd in de [golfbaan] in Amsterdam. Hij is daar als kok in dienst.
31. Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 5791593 van 22 oktober 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant 17] (doorgenummerde pagina’s A1 502-507).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisant:
Met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , waarvan historische gebruiksgegevens zijn opgevraagd en dat in gebruik is bij [verdachte] , is op 3 mei 2015
- om 15.11 uur en 16:01 uur gebeld naar het prepaid-nummer [telefoonnummer 7] en
- om 17.19 uur gebeld naar het nummer [telefoonnummer 2] , in gebruik bij [medeverdachte 1] .
32. Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 5874530 van 12 november 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant 18] (doorgenummerde pagina’s A1 547-548).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisant:
Uit onderzoek is gebleken dat degene die gebruik maakt van telefoonnummer [telefoonnummer 7] kan worden geïdentificeerd als [getuige 1] .
33. Een proces-verbaal verhoor verdachte [getuige 1] met documentcode 6260530 van 10 februari 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 19] en [verbalisant 20] (doorgenummerde pagina’s A1 1056-1061).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als de verklaring van [getuige 1] :
Mijn bijnaam was vroeger [getuige 1] . Ik word sinds mijn vijftiende [getuige 1] genoemd.
34. Een proces-verbaal van onderzoek naar identiteit van ‘ [getuige 1] ’, met documentcode 5782120 van 20 oktober 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina’s A1 522-525).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisant:
Ik heb een onderzoek ingesteld naar de persoon ‘ [getuige 1] ’. Uit dit onderzoek is gebleken dat op 19 november 2014 omstreeks 10.13 uur een controle is uitgevoerd op een Volkswagen Polo voorzien van het kenteken [kenteken 3] . Tijdens deze controle zat [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] , als bestuurder in deze auto en [getuige 1] zat als passagier op de achterbank.
35. Een proces-verbaal verhoor verdachte met documentcode 5980519 van 8 december 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 8] (doorgenummerde pagina’s B7 10-17).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als de op 8 december 2015 afgelegde verklaring van [getuige 2] :
Ik maak gebruik van het telefoonnummer 06- [telefoonnummer 6] . [getuige 1] is een jongen uit [plaats] die ik ken van het voetballen, van vroeger uit de buurt. Ik ben wel eens bij hem thuis geweest. Ik spreek hem één of twee keer per maand. [betrokkene 2] ken ik tegelijkertijd met [getuige 1] .
36. Een proces-verbaal verhoor verdachte van 28 januari 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 15] en [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s B7 80-135).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als de op 10 december 2015 afgelegde verklaring van [getuige 2] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben gaan rondkijken wie dat nummer met 06, […] , kende. Ik heb op de man af gevraagd wie er vanaf wist en wie mijn nummer heeft gegeven, aan die mongool die mij heeft gebeld. [getuige 1] had dat telefoonnummer, van die vent die mij gebeld heeft, in zijn telefoon. Dat heb ik gezien. Dat het [getuige 1] zijn vriend was wist ik niet. Volgens mij had ik [getuige 1] bereikt door hem te bellen.
Het enige waar mijn naam mee begint [
het hof begrijpt: waarbij ik in beeld kom] is dat ik ben gaan zoeken naar wat er is gebeurd toen ik hoorde van de overval. Ik kom bij iemand die zegt dat hij ervan weet en dat hij alles weet. Hij heeft mij verteld hoe en wat. Ik hoorde dat er mensen naar binnen zijn gegaan met een wapen, dat ze uit de Bijlmer kwamen en hoe ze te werk zijn gegaan. Gewoon met posten. Ze wisten eigenlijk helemaal niks. Ze gingen alleen maar af op de schoonmaker die elke ochtend binnenkwam. Ik heb alleen gehoord wie ermee bezig zijn geweest. Diegene die me dat vertelde, heeft mijn telefoonnummer gegeven aan de persoon, die mij heeft gebeld. Dat heb ik aan hem gevraagd en toen zei hij ‘ja'. Degene die mij heeft gebeld, die heeft ‘het’ gedaan.
We spraken af en ik ging vragen stellen. Ik zeg: "Ik moet op het politiebureau komen voor de overval op De Houten Vier. Weet jij er iets vanaf?". Hij zegt: “ja”. Het begon al direct met “ja”, dat hij er eigenlijk wel wat vanaf wist. Ik zei dat ik er niks van wist. Toen heb ik gehoord hoe het is gegaan. Van posten van tot en met dat ze naar binnen zijn geweest. Ik heb gehoord dat ze postten, dat ze er stonden vanaf half 7 of zo. Ze zien de eerste man naar binnen lopen en ze gaan erachteraan. Ze doen een beetje alsof ze buitenlands zijn. Ze lopen met hem mee naar binnen. Voor de rest heb ik alleen gehoord dat ze de kluis hebben gepakt en dat ze weg zijn gegaan en dat hij degene was die alles bedacht heeft. Degene met wie ik praat is degene die alles heeft bedacht. Ik heb bij diegene ook geverifieerd of de overvaller mij heeft gebeld. Hij zegt “Ja, dat is hij” en daar bedoelt hij mee: een overvaller. Ik weet van de overvaller nog steeds de naam niet, alleen van hem [
het hof begrijpt: van degene met wie [getuige 2] gesproken heeft].
37. Een proces-verbaal verhoor verdachte [getuige 2] met documentcode 5993054 van 11 december 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 18] en [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s B7 136-139).
Dit proces-verbaal houdt, zakerijk weergegeven en voor zover van belang, in als de op 11 december 2015 afgelegde verklaring van [getuige 2] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
U zegt mij dat ik gisteren heb verklaard dat ik een onderzoek ben gestart naar het telefoonnummer. Dat klopt. Wat ik heb gehoord is dat ze in de twee weken voor de overval hebben gepost. Ik denk met z'n tweeën, want hij sprak elke keer over hem [
het hof begrijpt: zichzelf] en zijn maatje. Zij wisten hoe laat de brasserie open ging. Ze hadden een vluchtroute bedacht omdat ze niet via de BijImer wilden. Hij [
het hof begrijpt: de overvaller] deed alsof hij een buitenlander was en hij sprak in het Engels. Ze hebben een kluis meegenomen. Ik dit alles gehoord van de bedenker van de overval, die ik wel ken, maar wiens naam ik niet wil noemen. Hij heeft mij verteld dat hij mijn telefoonnummer aan één van de overvallers heeft gegeven. Ik denk dat de overvaller daarom heeft geprobeerd mij te bellen. Ik heb geen contact gehad met de overvaller via de telefoon. Ik heb wel contact gehad met die twee jongens, waaronder de persoon die de overval heeft bedacht. Die andere jongen [
het hof: die [getuige 2] heeft ontmoet] had niet met de overval te maken. Ik heb gehoord dat ze het plan voor de overval met z’n vieren hebben bedacht. Ik heb gehoord dat er twee wapens zijn gebruikt bij de overval.
38. Een geschrift, te weten een overzicht van uitwerkingen van opgenomen telefoongesprekken in onderzoek 13Kloes (doorgenummerde pagina’s B7 46 e.v.).
Dit geschrift houdt
op pagina's B7-46 en B7-49,zakelijk weergeven en voor zover van belang, in:
Herkomst tap: [getuige 2] ([telefoonnummer 6])
Beller: [betrokkene 2] ([telefoonnummer 8])
Gebelde: [getuige 2]
Datum: 7 oktober 2015 13.05
Sessienummer: 4296
NN: Ik heb net die kil gesproken. Wat is er dan?
[getuige 2] : Ik kan dat niet zeggen man zo. Ik zweer het, ik kan het niet zeggen
over de telefoon.
[getuige 2] : Laat hem me vanmiddag komen
meeten, 4/5 uur.
NN: Wie?
[getuige 2] : Hem.
NN: Wat fluister je zo man. Wat doe je precies?
[getuige 2] : Hey, ik zweer het je. Laat hem mij
meeten,ik fix dit.
NN: Wat?
[getuige 2] Laat mij hem
meetenaub, fix dat. Het is serieus dit, ik zweer het.
Dit geschrift houdt
op pagina's B7-50 en B7-54, zakelijk weergeven en voor zover van belang, in:
Herkomst tap: [getuige 2] ([telefoonnummer 6])
Beller: [telefoonnummer 9]
Gebelde: [getuige 2]
Datum: 8 oktober 2015 14.03
Sessienummer: 5903
NN: Hey, gister zag ik die aap. Wie?
[getuige 2] : Wie?
NN: [betrokkene 2] [
het hof leest: [betrokkene 2]], [getuige 1] en nog iemand
[getuige 2] : Ja, die waren met mij, jongen.
39. Een proces-verbaal van bevindingen met uitwerking Opname Vertrouwelijke Communicatie van 21 juli 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s A1 574-588).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als mededeling van de verbalisant:
In het kader van de onderzoeken 13Kloes en 13Equinox heb ik, verbalisant, een gesprek tussen de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] beluisterd dat op 9 juli 2015 is opgenomen in het politiebureau aan de Flierbosdreef 15 in Amsterdam. Hieronder volgt een verslag van hetgeen besproken is:
[verdachte] : Neef, ze hebben m’n gesprekken.
[verdachte] : Je wordt verdacht van een zaak van (…) golfbaan.
[medeverdachte 1] : Ja, ik weet het. Maar voor dat hadden ze nog niks. Mijn advocaat zegt: “ze hadden niks”. Alleen maar dat mijn horloge daar was… en dat me dinges … en dat mijn telefoon daar gevonden was.
[medeverdachte 1] : Heb je die gesprekken gezien?
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 1] : Wat waren die gesprekken?
(…)
[medeverdachte 1] : Het is vanaf dat ding, die baan. Als die mannen [
het hof begrijpt: de politie] ‘dat’ hebben, dan hebben ze een heleboel, vanaf april. Weet je hoeveel…?
[verdachte] : [betrokkene 3]… iedereen… iedereen… [betrokkene 4]… iedereen.
40. Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 5247373 van 22 september 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 16] (doorgenummerde pagina’s A1 367-373).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als verklaring van de verbalisant:
De telefoon van verdachte [medeverdachte 2] met nummer [telefoonnummer 4] is getapt met ingang van 21 mei 2015. Uit deze tap is gebleken dat hij hiervan gebruik maakt. Ik heb een onderzoek naar de historische verkeersgegevens van dat nummer ingesteld. Ik heb gekeken naar de periode rond de gewapende overval op een golfvereniging aan de [b-straat] in Amsterdam. Hieruit is gebleken dat tussen 22 april 2015 om 22.05 uur en 23 april 2015 om 12.30 uur diverse gesprekken hebben plaatsgevonden, waaronder een uitgaand gesprek op 23 april 2015 te 01:04:20 uur vanaf [e-straat 1] in [plaats].
10. Het hof heeft in het thans bestreden arrest met betrekking tot het bewijs het volgende overwogen:

Bespreking van verweren
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het nog aan de orde zijnde tenlastegelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit de door het hof bij het arrest van 1 augustus 2019 gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte het plan voor de overval mede heeft uitgedacht, dat hij zich tijdens de overval in de onmiddellijke omgeving van de feitelijke plegers heeft opgehouden en dat hij doorlopend telefonisch contact heeft gehad met de [medeverdachte 1] , zodat geconcludeerd kan worden dat hij nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachten.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van de overval op de (brasserie van de) golfclub, een en ander zoals in zijn pleitnota verwoord. Hij heeft daartoe primair aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat het telefoonnummer 06- [telefoonnummer 1] bij de verdachte in gebruik was, zodat alle stukken, die zien op zend- en historische gegevens van dat nummer, van het bewijs uitgesloten dienen te worden. Subsidiair is aangevoerd dat de verklaringen, van de [getuige 2] van het bewijs uitgesloten dienen te worden, omdat deze niet betrouwbaar zijn. [getuige 2] is namelijk in zijn verhoren geïntimideerd door de politie en hij heeft enkel de door de politie aan hem aangereikte informatie herhaald. Meer subsidiair kunnen de verklaringen van [getuige 2] niet redengevend zijn voor het bewijs, omdat zijn verklaringen de auditu zijn. Meest subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de twee overvallers, omdat niet gezegd kan worden dat de verdachte een wezenlijke rol heeft gehad bij of een significante bijdrage heeft geleverd aan de overval. Enkel de telefonische contacten met de [medeverdachte 1] zijn daartoe onvoldoende.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof verenigt zich met de bewijsmotivering die het hof in het bestreden arrest van 1 augustus 2019 heeft gebezigd voor het in de zaak A onder 3 ten laste gelegde en neemt deze over, met aanvulling van de navolgende overwegingen en bewijsmiddelen.
[telefoonnummer 1]
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat het telefoonnummer 06- [telefoonnummer 1] aan de verdachte kan worden toegeschreven. Als bij de politie het vermoeden ontstaat dat de gebruiker van voornoemd telefoonnummer betrokken is geweest bij de gewapende overval op de golfclub, is er in de periode kort na de overval een onderzoek gestart naar dat nummer. Op basis van de afgeluisterde telefoongesprekken, het SMS-verkeer en het aanstralen op bepaalde zendmasten heeft de politie geconcludeerd dat het telefoonnummer 06- [telefoonnummer 1] in gebruik was bij de verdachte. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd maakt niet dat het hof twijfelt aan die conclusie. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdachte nooit heeft ontkend de gebruiker van dit nummer te zijn geweest. Zo heeft hij ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat het heel goed kan dat zijn telefoonnummer van destijds eindigde op * [telefoonnummer 1] en dat hij toen van dat telefoonnummer gebruikmaakte. Ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte niet het standpunt ingenomen dat het aan hem toegeschreven telefoonnummer niet bij hem in gebruik was. Geconfronteerd met het belverkeer tussen het [telefoonnummer 1] en het telefoonnummer van de [medeverdachte 1] heeft hij zich immers op het standpunt gesteld dat [medeverdachte 1] zijn neef is en dat zij daarom op dagelijkse basis met elkaar belden. Het verweer dienaangaande wordt daarom verworpen.
De [getuige 2]
De [getuige 2] heeft in december 2015 bij de politie voor de verdachte belastende verklaringen afgelegd. Deze belastende verklaringen zijn door het hof bij het in cassatie bestreden arrest van 1 augustus 2019 voor het bewijs gebezigd, waarbij het hof uitgebreid heeft gemotiveerd waarom het deze verklaringen betrouwbaar acht. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, omdat het hof de bewezenverklaring heeft aangenomen op grond van, onder meer, deze door de verdachte betwiste verklaringen van [getuige 2] , zonder dat de verdediging een behoorlijke en effectieve mogelijkheid tot ondervraging van deze getuige heeft gehad. [getuige 2] is inmiddels op 13 juni 2022, in het bijzijn van de verdediging, door de raadsheer-commissaris als getuige gehoord en hij heeft, kort gezegd, verklaard dat de inhoud van zijn verklaringen bij politie juist is geweest en dat hij blijft bij deze verklaringen.
Het hof sluit zich, voor de verwerping van het verweer van de raadsman, inhoudende dat de verklaringen van [getuige 2] onbetrouwbaar zijn, aan bij de bewijsoverweging in het arrest van 1 augustus 2019, neemt deze over en legt dit ten grondslag aan de verwerping van het betoog van de raadsman ten aanzien van de betrouwbaarheid van deze getuige. In hetgeen de raadsman na terugwijzing door de Hoge Raad ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangevoerd, ziet het hof geen reden om de verklaringen van [getuige 2] als onbetrouwbaar aan te merken. Het hof bezigt deze dan ook (wederom) voor het bewijs.
Medeplegen
Op grond van de inhoud van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte met drie anderen betrokken is geweest bij het uitdenken van een plan voor de overval op de golfbaan. Voorts volgt uit die bewijsmiddelen dat de verdachte kort voor en gedurende de overval zich in de nabijheid van de golfbaan heeft bevonden, terwijl het hof - bij gebrek aan een andere aannemelijke verklaring - ook vaststelt dat de verdachte zich tijdens die overval intensief en doorlopend in verbinding heeft gesteld met [medeverdachte 1] , een van de personen die de overval daadwerkelijk hebben gepleegd, kennelijk met geen ander doel dan om ervoor te zorgen dat die overval volgens het tevoren bedachte plan zou worden uitgevoerd. Dat de verdachte, terwijl [medeverdachte 1] doende is een overval te plegen, hem heeft gebeld om de dagelijkse dingen met hem te bespreken acht het hof volstrekt onaannemelijk. Op grond van deze vaststellingen komt het hof tot het oordeel dat de verdachte nauw en bewust betrokken is bij de gepleegde overval en daarom als medepleger kan worden aangemerkt. Daarbij neemt het hof in ogenschouw dat de verdachte ook geen verklaring heeft afgelegd op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat hij een meer ondergeschikte rol had.
IV.
De door het hof overgenomen bewijsmotivering in het arrest van het hof van 1 augustus 2019
11. De bewijsoverwegingen van het hof in het arrest van 1 augustus 2019 met betrekking tot de rol van de verdachte en het medeplegen luiden als volgt:
“Daarnaast is naar het oordeel van het hof vast komen te staan dat de verdachte ook bij de overval betrokken is geweest. Dat oordeel berust op het volgende.
Net als de telefoonnummers van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] maakte het bij de verdachte in gebruik zijnde telefoonnummer, eindigende op * [telefoonnummer 1] , rond 0.00 uur gebruik van een mast op de Kerkstraat in Almere . Op dat moment en vervolgens op een veelheid aan andere tijdstippen werd die nacht met behulp van dat nummer gebeld naar het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . Met het nummer van de verdachte is om 2.37 uur, net als kort daarvoor met het nummer van [medeverdachte 1] , een zendmast gebruikt aan de Baarsjesweg in Amsterdam. Verder is vanaf het nummer van de verdachte om
- 5.41 uur gedurende 185 seconden,
- 6.00 uur gedurende 103 seconden,
- 6.08 uur gedurende 224 seconden en
- 6.38 uur gedurende 31 seconden
gebeld naar het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . Daarbij werd met het nummer van de verdachte telkens gebruik gemaakt van een zendmast aan de Hofgeest te Amsterdam Zuidoost. Via het nummer van [medeverdachte 1] werd om 6.38 uur gebruik gemaakt van een zendmast in buurt van de A9. Toen de politie eerder die nacht om 1.26 uur in Almere een controle uitvoerde op een witte Audi A4 bleek de verdachte de bestuurder van dat voertuig te zijn. Dit voertuig bevond zich, naar gevoeglijk mag worden aangenomen, met de verdachte als bestuurder, om 2.35 uur op de Cornelis Lelylaan/Haarlemmerstraat te Amsterdam-West en om 6.52 uur op de Gooiseweg in Amsterdam.
Hieruit leidt het hof af dat de verdachte (i) zich de bewuste nacht diverse malen in de omgeving van de overvallers heeft bevonden, (ii) die nacht reisbewegingen heeft gemaakt die in de pas lopen met die van de overvallers, (iii) zich voor en na de overval een groot aantal malen in verbinding heeft gesteld met de eerste overvaller, [medeverdachte 1] , waaronder kort voor aanvang van de overval en bovendien, meer specifiek:
- om 5.41 uur, kort nadat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] om 5.33 uur het terrein van de Golfbaan waren opgereden;
- om 6.08 uur, gedurende ruim drie minuten, onmiddellijk aansluitend op het tijdstip waarop [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij de Citroen C3 zijn weggelopen en zich naar het clubgebouw hebben begeven (om 6.11 uur) en
- om 6.38 uur, tien minuten nadat de [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met de Citroen het terrein van de golfbaan hadden verlaten.
Deze opvallende tijdstippen waarop de verdachte contact met de eerste overvaller heeft gehad en de omstandigheid dat hij zich op de momenten waarop dat contact plaatsvond in de omgeving van de golfbaan heeft bevonden, acht het hof redengevend voor het bewijs in die zin dat daarin een sterke aanwijzing wordt gevonden dat de verdachte betrokken is geweest bij de voorbereidingen voor en de afwikkeling van de overval. De verdachte heeft geen verklaring gegeven die deze redengevendheid ontzenuwt; in het bijzonder heeft hij niet opgehelderd waarom evenbedoelde communicatie in de nachtelijke uren noodzakelijk was en wat de onderwerpen van gesprek zijn geweest.
Deze communicatie tussen de verdachte en [medeverdachte 1] krijgt kleur door uitlatingen van [getuige 1] . Daarbij heeft het hof het oog op het volgende.
Op 3 mei 2015 is om 17.10 uur met het telefoonnummer van de verdachte contact gezocht met het nummer van [getuige 2] , die werkzaam is als kok bij de brasserie. Verder staat vast dat [getuige 1] , die ‘ [getuige 1] ’ als bijnaam heeft, een bekende van de verdachte is.
[getuige 2] heeft verklaringen afgelegd waaruit het volgende kan worden afgeleid. [getuige 2] heeft op 7 oktober 2015 een ontmoeting gehad met [getuige 1] . Daarbij bleek dat het telefoonnummer dat op 3 mei 2015 contact met [getuige 2] heeft gezocht in de telefoon van [getuige 1] stond. Ook bleek dat [getuige 1] het nummer van [getuige 2] heeft gegeven aan de persoon die naar [getuige 2] heeft gebeld. [getuige 2] heeft aan [getuige 1] gevraagd of hij meer wist over de overval. Hierop heeft [getuige 1] hem beschreven hoe de overval is verlopen. Daarbij heeft [getuige 1] bijzonderheden genoemd die naar het oordeel van het hof moeten worden gezien als daderkennis, zoals dat de daders bewapend op een schoonmaker zijn afgegaan, zich hebben voorgedaan als buitenlanders en Engels hebben gesproken, zij een kluis hebben gepakt en een vluchtroute via Abcoude hadden uitgedacht. Uit de uitlatingen van [getuige 1] kan verder worden opgemaakt dat het plan voor de overval is beraamd door vier personen, waaronder [getuige 1] én degene die naar [getuige 2] heeft gebeld. Vast staat dat die laatste persoon de verdachte is. Bij de verklaringen van [getuige 2] past het gegeven dat de verdachte op 3 mei 2015 een uur voor zijn belpoging naar [getuige 2] telefooncontact heeft gehad met [getuige 1] en acht minuten na die belpoging met [medeverdachte 1] .
Mede op grond van de (tegenover [getuige 2] gedane) uitlatingen van [getuige 1] komt het hof, anders dan de advocaat-generaal en de rechtbank, tot de conclusie dat de verdachte met drie anderen betrokken is geweest bij het uitdenken van een plan voor de overval op de golfbaan, hij zich kort voor en gedurende de overval in de nabijheid van de overval heeft opgehouden en hij zich - bij gebrek aan een andere aannemelijke verklaring - in die tijdspanne doorlopend in verbinding heeft gesteld met één van de personen die de overval daadwerkelijk heeft gepleegd, [medeverdachte 1] , om ervoor te zorgen dat de overval volgens plan werd uitgevoerd. Hieruit volgt dat ook de verdachte zich in nauwe en bewuste samenwerking met anderen schuldig heeft gemaakt aan de overval op de golfbaan en daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.”
Het middel en de bespreking daarvan
Het middel
12. Het middel houdt in dat de bewezenverklaring tekortschiet in het licht van hetgeen door en namens de verdachte ter ‘s hofs terechtzitting is aangevoerd, namelijk dat de auto waarin de verdachte zich zou hebben verplaatst niet in de directe nabijheid van de overvallers is waargenomen en dat de verdachte in de buurt woont van de aangestraalde zendmast zodat deze werd aangestraald.
13. Blijkens de toelichting op het middel is de klacht toegespitst op het bewijsoordeel van het hof dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt en de bewezenverklaring in zoverre ontoereikend is gemotiveerd.
Het juridisch kader
14. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is voor de kwalificatie “medeplegen” vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Uit het arrest van HR 9 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:3, waarin de Hoge Raad verwijst naar HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316,
NJ2016/411, m.nt. Rozemond, haal ik het volgende aan: “Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip”.
15. Eerder, in het arrest van 7 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:321, heeft de Hoge Raad (eveneens) met verwijzing naar HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316,
NJ2016/411, m.nt. Rozemond, overwogen: dat “de bijdrage van de medepleger in de regel [zal] worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Ook is niet uitgesloten dat de bijdrage in hoofdzaak vóór het strafbare feit is geleverd. Zeker in dergelijke, in zekere zin afwijkende of bijzondere, situaties dient in de bewijsvoering aandacht te worden besteed aan de vraag of wel zo bewust en nauw is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken, in het bijzonder dat en waarom de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest”.
De bespreking van het middel
16. In de bewijsoverwegingen van het hof waaruit naar zijn oordeel volgt dat de verdachte feit 3 in zaak A heeft medegepleegd, heeft het hof dus betrokken de bewijsoverwegingen die in het arrest van 1 augustus 2019 zijn opgenomen, in die zin dat het hof zich daarmee heeft verenigd en deze heeft overgenomen met aanvulling van overwegingen en bewijsmiddelen. Aldus heeft het hof op grond van de volgende vaststellingen geoordeeld dat sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking in de zin van medeplegen: (i) de verdachte is betrokken geweest bij het uitdenken van het plan voor de overval, (ii) de verdachte bevond zich kort voor en gedurende de overval in de nabijheid van de golfbaan, en (iii) de verdachte heeft tijdens de overval intensief en voortdurend contact gehad met een van de plegers van de overval, kennelijk met geen ander doel dan om ervoor te zorgen dat het van tevoren bedachte plan zou worden uitgevoerd. Het hof heeft expliciet overwogen dat de verdachte zich in de directe nabijheid van de overvallers bevond. De enkele tegenwerping van de verdediging dat de verdachte in de buurt van de aangestraalde zendmast woont, heeft het hof kennelijk ter kennisgeving aangenomen maar niet onbegrijpelijk niet opgevat als een verweer waarop het ingevolge een wettelijk voorschrift had moeten responderen.
17. Het bewijsoordeel van het hof dat de verdachte ter zake van het in zaak A onder 3 tenlastegelegde als medepleger kan worden aangemerkt acht ik derhalve niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. De bewezenverklaring is ook in zoverre naar de eis der wet met redenen omkleed.
Slotsom
18. Het middel faalt en kan mijns inziens worden afgedaan met een aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
19. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
20. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.De verdachte is in eerste aanleg voor dit feit vrijgesproken.
2.De Hoge Raad oordeelde met betrekking tot het tweede cassatiemiddel reeds dat het hof het voorwaardelijke verzoek tot het horen van een bepaalde persoon niet zonder meer begrijpelijk had afgewezen. Dat betekende dat bespreking van het tweede cassatiemiddel voor zover dat ten aanzien van het in zaak A onder 3 tenlastegelegde klaagde over het bewezenverklaarde medeplegen, niet nodig was.
3.Vgl. HR 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:232, waar het cassatiemiddel onder meer klaagde dat het hof de redenen die de straf hadden bepaald niet in het arrest, maar in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep had opgegeven.
4.Mede gezien het eerdere arrest van het hof van 1 augustus 2019, ECLI:NL:GHAMS:3189 begrijp ik dat de woorden ‘op een’ thans per abuis zijn blijven staan en dat het om een vuurwapen gaat.