ECLI:NL:PHR:2023:59
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen niet-ontvankelijk verklaring in hoger beroep wegens onjuiste betekening van de dagvaarding
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte, die niet-ontvankelijk was verklaard in zijn hoger beroep door het gerechtshof Den Haag. De verdachte was op 19 mei 2021 door de politierechter in de rechtbank Den Haag schuldig verklaard aan het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van andermans goed, zonder oplegging van straf. De verdachte stelde dat hij pas op 1 september 2021 op de hoogte was geraakt van het arrest van het hof van 12 augustus 2021, en dat de dagvaarding voor de terechtzitting in hoger beroep niet op de juiste wijze was betekend. De procureur-generaal bij de Hoge Raad, D.J.M.W. Paridaens, concludeerde dat de klachten van de verdachte faalden. Het hof had geoordeeld dat de dagvaarding rechtsgeldig was betekend, en dat er geen aanwijzingen waren dat de verdachte niet vrijwillig afstand had gedaan van zijn recht om in zijn aanwezigheid te worden berecht. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet gehouden was om nader onderzoek te doen naar de reden van afwezigheid van de verdachte, en dat de conclusie van het hof om het cassatieberoep te verwerpen terecht was. De zaak benadrukt het belang van correcte betekening van dagvaardingen en de rechten van verdachten in het strafproces.