ECLI:NL:PHR:2023:169

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
21/04302
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen veroordeling voor vrijheidsberoving met dodelijke afloop door verdrinking

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een veroordeling voor het medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving die heeft geleid tot de dood van het slachtoffer door verdrinking. De feiten dateren van 1 december 2016, toen het slachtoffer, [slachtoffer], werd vastgehouden in een garage in [plaats] door de verdachte en medeverdachten. Het slachtoffer werd mishandeld en gedwongen om in een auto te stappen. Na een mislukte poging om geld te verkrijgen, werd het slachtoffer naar een strandje in [plaats] -Haven gebracht, waar hij onder bedreiging met een vuurwapen uit de auto werd gezet. Het slachtoffer is vervolgens in het water geraakt en verdronken. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie verworpen, waarbij werd geoordeeld dat de bewezenverklaring van de vrijheidsberoving en de dood van het slachtoffer voldoende was onderbouwd. De rechtbank had vastgesteld dat de dood van het slachtoffer in redelijkheid aan de verdachte en medeverdachten kon worden toegerekend, gezien de omstandigheden waaronder de vrijheidsberoving plaatsvond en de daaropvolgende gebeurtenissen. De conclusie van de patholoog dat verdrinking als mogelijke doodsoorzaak moet worden overwogen, werd door het hof als voldoende bewijs beschouwd. De verdediging had aangevoerd dat er onvoldoende bewijs was voor het causaal verband tussen de vrijheidsberoving en de dood, maar het hof oordeelde dat de gedragingen van de verdachten een noodzakelijke factor waren in de keten van gebeurtenissen die tot de dood hebben geleid.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer21/04302
Zitting14 februari 2023

CONCLUSIE

P.C. Vegter
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 8 oktober 2021 door het gerechtshof Amsterdam wegens "medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft", veroordeeld tot 54 maanden gevangenisstraf, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts heeft het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding en bepaald dat de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Er bestaat samenhang met de zaak 21/04245. In die zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, hebben twee middelen van cassatie voorgesteld.
Het gaat in deze zaak - kort en zakelijk samengevat - om het volgende. Op 22 december 2016 is het stoffelijk overschot van [slachtoffer] aangetroffen nabij een eilandje in het water van het [meer] . Volgens de patholoog dient verdrinking als mogelijke doodsoorzaak te worden overwogen, terwijl er geen aanwijzingen zijn voor een andere oorzaak dan verdrinking. Nader onderzoek heeft opgeleverd dat het slachtoffer, bij leven, kennelijk in verband met een (zakelijk) conflict (een geldschuld), op 1 december 2016 in een garage in [plaats] , tegen zijn wil is vastgehouden en is mishandeld. Er is een geldbedrag gehaald bij een neef van het slachtoffer. Later op de middag is het slachtoffer in een auto meegenomen door verdachte en nog twee personen. Het lukte niet om opnieuw geld bij een andere persoon te halen en de auto met inzittenden is doorgereden naar een strandje in [plaats] . Daar is het slachtoffer gedwongen om uit te stappen, bedreigd met een vuurwapen en is er geweld tegen hem gebruikt. Het slachtoffer heeft kans gezien weg te rennen en is te water geraakt. Op 6 december 2016 is hij als vermist opgegeven.
Alvorens de middelen te bespreken citeer ik de bewezenverklaring, de bewijsmiddelen, de hier relevante bewijsoverwegingen van het hof alsmede de relevante beslissingen op een verzoek een getuige te horen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard:
“hij op 1 december 2016 te [plaats] , en [plaats] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders
- die [slachtoffer] onder dwang in een voertuig dat de garage [A] was binnengereden doen of laten plaatsnemen en
- die [slachtoffer] verplaatst naar [plaats] en
- die [slachtoffer] vervoerd naar een strandje aan de [b-straat ] te [plaats] en
- die [slachtoffer] uit het voertuig laten stappen en
- een vuurwapen aan die [slachtoffer] getoond en
- fysiek geweld op die [slachtoffer] toegepast en
- een voor die [slachtoffer] bedreigende situatie gecreëerd,
waarna die [slachtoffer] te water is geraakt ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.”
7. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
“1. Verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank Amsterdam van 19 augustus 2019, zakelijk weergegeven.
Ik wist dat [slachtoffer] in de garage was. Dat was de reden dat ik naar de garage ging. Toen ik bij de garage aankwam, zag ik [betrokkene 1] buiten staan. Zij heeft mij naar binnen gebracht. Daar zat [slachtoffer] (liet hof begrijpt hierna steeds: het slachtoffer [slachtoffer] ). Ik heb [slachtoffer] een klap gegeven, want ik was woedend. [slachtoffer] is toen gaan bellen. Ik heb aan [slachtoffer] gevraagd wanneer hij me zou betalen want hij had mij opgelicht.
Het klopt dat ik die dag met mijn eigen telefoon heb gezocht op Google naar de [a-straat ] in [plaats] . Ik ben met de Chrysler (het hof begrijpt: de Chrysler Voyager van [betrokkene 3] ) in [plaats] terechtgekomen, maar ik reed zelf niet. Ik heb de auto niet geleend en ook niet gehuurd. Ik heb die dag geen telefoon geleend.
Op uw vraag hoe het kan dat ik op ongeveer op hetzelfde moment als [slachtoffer] van [plaats] naar [plaats] reed, antwoord ik dat ik in de Chrysler zat. We waren met meerdere mensen. Ik zat achterin.
In [plaats] Stad zijn we aangekomen bij het station. Ik bleef met [slachtoffer] in de auto. Die andere
jongens konden geld halen. Toen die jongens terugkwamen was er niet betaald.
In [plaats] Haven stond ik met [slachtoffer] buiten de auto. Voordat we naar buiten gingen heb ik nog een pistool voor hem getrokken om te zeggen dat hij geen geintjes moest maken. Het was een echt pistool.
Op een gegeven moment is hij hem gepeerd. Die andere jongens kwamen toen ook uit de auto. Met één jongen ben ik achter hem aangerend. We konden hem niet vinden. Toen kwam een van de jongens met de auto het strand op om te schijnen met de koplampen. Die andere jongen en ik waren aan het zoeken.
Toen kwam de auto vast te staan.
Ik heb het pistool voor het eerst laten zien aan [slachtoffer] bij het station in de buurt, na de ontmoeting met [betrokkene 4] .
Ik wilde mijn geld hebben. Ik wilde dat hij terug zou komen. Ik wilde dat hij naast mij zou staan. Als hij hem peert, duikt hij altijd onder. U houdt mij voor dat ik in het bericht naar ‘ [slachtoffer] ’ een plaatje van een vuurwapen heb gestuurd met de tekst “op hem”. Ik heb het wapen op hem gewezen.
2. Verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van het gerechtshof van 7 september 2021, zakelijk weergegeven.
Ik liet [slachtoffer] een pistool zien. Ik wilde hem bang maken, zodat hij met geld over de brug zou
komen. We zijn naar [plaats] strand gereden. Het was een open plek bij de dijk. Het zou kunnen dat het donker was toen wij daar aankwamen. De twee jongens bleven in de auto zitten en wij stonden buiten te wachten. Vervolgens rende hij weg. Het klopt dat ik met één jongen achter [slachtoffer] ben aangerend.
We hebben met de auto naar hem gezocht op het strand en met de koplampen op het strand geschenen.
U houdt mij het proces-verbaal van bevindingen van 13 februari 2017 voor dat betrekking heeft op een Telegramgesprek tussen ‘ [slachtoffer] ’ en ‘ [verdachte] ’ op 8 december 2016. Ik ben ‘ [verdachte] ’. ‘ [slachtoffer] ’ is een vriend van mij. ‘ [betrokkene 5] ’ is inderdaad [betrokkene 5] , dat klopt. Met “niemand wilde helpen” bedoelde ik dat niemand geld voor hem wilde betalen.
3. Een proces-verbaal van bevindingen van 7 december 2016, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (ZDI, p. 76 e.v.), zakelijk weergegeven.
Op dinsdag 6 december 2016 is de melding binnengekomen dat [slachtoffer] mogelijk gegijzeld dan wel vermist is.
Melder [betrokkene 6] meldt dat er door een financieel geschil [slachtoffer] mogelijk gegijzeld dan wel ontvoerd is en vanuit een bedrijfspand in [plaats] is overgebracht naar [plaats] .
Daarna is niets meer van [slachtoffer] gehoord.
Op woensdag 7 december 2016 hebben wij, verbalisanten, een onderzoek ingesteld naar de mogelijke vermissing van [slachtoffer] . Hiervoor is gesproken met melder [betrokkene 6] . [betrokkene 6] verklaarde ons het volgende:
[slachtoffer] heeft twee telefoons met het nummer [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . Ik weet dat het al bijna een week geleden is dat [slachtoffer] mij belde met zijn vraag om hem te helpen. Ik heb dat toen ook geprobeerd. Maar dat lukte niet. Toen ik niets meer van [slachtoffer] hoorde vond ik dat eerst niet
zo vreemd, omdat [slachtoffer] zo vaak in de problemen is, en ook wel eens een paar dagen onder de radar verdwijnt. Nu duurde het langer dan ik was gewend. Het zat mij gewoon niet lekker.
4. Een hoofdproces-verbaal forensisch onderzoek “TGO Noble”, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant [verbalisant 3] (F.O. p. 004 e.v.), zakelijk weergegeven.
Op donderdag 22 december 2016 werd onderzoek naar sporen verricht in verband met een lijk(vinding) bij het strand gelegen aan de [b-straat ] te [plaats] -Haven. Tegenover het strand is een klein eiland gelegen. Tegen het eiland, in het water werd het stoffelijk overschot van [slachtoffer] aangetroffen.
De bosschages ter hoogte van de locatie waar het slachtoffer werd aangetroffen waren vrijwel ondoordringbaar. Als hier iemand aan wal was gekomen dan had dit sporen nagelaten. Deze werden niet aangetroffen. Gelet op het aangetroffen beeld lijkt het meer dan aannemelijk dat het slachtoffer [slachtoffer] niet op het eiland is geweest of heeft verbleven.
5. Een proces-verbaal Onderwaterzoeking/aantreffen lijk van 24 december 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant [verbalisant 4] (F.O. p. 021 e.v.), zakelijk weergegeven.
Datum zoeking: 22 december 2016
Vermist persoon
achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
Datum/tijd vermissing 1 december omstreeks 16:00
PD-gegevens
GPS: Nee
Naam vaarwater: [meer] (Water) ( [plaats] ), binnen de gemeente [plaats] (eilandje voor strand [plaats] -haven)
Beroepsvaart: Nee
Getijdewater: Nee
Stroomsnelheid: n .v.t. km/u
Waterdiepte: 0,5 tot 2 meter
Bodemsoort: zand
Watertemperatuur: 6 gr C
Weersgesteldheid: mistig/bedekt
Omschrijving PD:
6. Een schriftelijk bescheid, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch instituut “Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood”, van 28 juni 2017 (F.O. p. 185 e.v.), zakelijk weergegeven.
Gelet op de buitentemperaturen van de afgelopen tijd kunnen de postmortale veranderingen passen bij een maximale postmortale periode van ca. 20 dagen (waarna het slachtoffer niet meer in leven was gezien) lang verblijf in het water.
Er werden slechts beperkte letsels (onderhuidse bloeduitstortingen in de linker wenkbrauw, de benen en de rugzijde van de romp) aangetroffen. De letsels waren kort voor het overlijden opgetreden ten gevolge van inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend geweld zoals bijvoorbeeld (zich) stoten, vallen of geslagen worden. Zij hebben geen bijdrage geleverd aan het overlijden. Het vocht in de borstholten is mogelijk postmortaal ontstaan. Het kan echter niet worden uitgesloten dat (een deel van) deze vochtophoping en de vochtophoping in de maag in het kader van verdrinking zijn opgetreden. Ook het microscopisch beeld van acuut emfyseem kan optreden in het kader van verdrinking door ‘happen naar lucht’. Er werd geen toxicologische bijdrage aan de toedracht en/of het overlijden gevonden. Er waren, voor zover beoordeelbaar in verband met de postmortale veranderingen, geen aanwijzingen voor ziekelijke orgaanafwijkingen die het intreden van de dood zouden kunnen verklaren of hiervoor van betekenis geweest zouden kunnen zijn. De conclusie is dat bij de sectie geen anatomische of toxicologische oorzaak werd gevonden (het hof begrijpt: voor het overlijden van het slachtoffer). Gelet op de situatie bij vinding dient verdrinking als mogelijke doodsoorzaak te worden overwogen.
7. Een proces-verbaal van bevindingen van 13 februari 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde verbalisant [verbalisant 5] (ZD1, p. 408 e.v.), zakelijk weergegeven.
Door de politie Eenheid Amsterdam is een Apple iPhone 4 A1332 in beslag genomen onder [verdachte]
, geboren [geboortedatum] 1967 te [plaats] . Door verbalisant [verbalisant 6] is deze telefoon onderzocht en uitgelezen. Hieruit blijkt onder andere dat:
• Telefoonnummer in telefoon: [telefoonnummer 3] .
Donderdag 1 december 2016:
Ik zie dat de gebruiker van de telefoon, via WhatsApp, waar hij staat ingevoerd als ‘ [verdachte] ’, berichten uitwisselt.
Op 8-12-2016 voeren ' [slachtoffer] ' en ' [verdachte] * een Telegram gesprek.
Datum Tijd (let op UTC) Gebruikers ID Naam lnhoud
8-12-2016 12:01:17 (UTC [telefoonnummer 4] ( [verdachte] ); [betrokkene 5] is faja van dat filmpje
8-12-2016 12:01:31 (UTC [telefoonnummer 5] ( [slachtoffer] ): Welk filmpje
8-12-2016 12:01:37 (UTC [telefoonnummer 4] ( [verdachte] ): Gelukkig stond ik er niet op
8-12-2016 12:01:44 (UTC [telefoonnummer 4] ( [verdachte] ): Van [betrokkene 7]
8-12-2016 12:02:10 (UTC [telefoonnummer 5] ( [slachtoffer] ): Jullie waren er ook
8-12-2016 12:02:28 (UTC [telefoonnummer 4] ( [verdachte] ): Ja man wij hebben hem meegenomen
8-12-2016 12:02:40 (U‘l'C [telefoonnummer 4] ( [verdachte] ): Hij. Moest mij ook lappen
8-12-2016 12:03:01 (UTC [telefoonnummer 5] ( [slachtoffer] ): [betrokkene 5] heeft gefilmd
8-12-2016 12:03:40 (UTC [telefoonnummer 5] ( [slachtoffer] ): Heeft hij betaald
8-12-2016 12:03:48 (UTC [telefoonnummer 4] ( [verdachte] ): Nee man
[afbeelding]
8-12-2016 12:0446 (UTC [telefoonnummer 4] ( [verdachte] ): Op hem
8-12-2016 12:04:53 (UTC [telefoonnummer 5] ( [slachtoffer] ):
[afbeeldingen]
8-12-2016 12:05:21 (UTC [telefoonnummer 4] ( [verdachte] ): Filmpje fuck up
8-12-2016 12:05:24 (UTC [telefoonnummer 5] ( [slachtoffer] ): Hij moest jullie allemaal betalen
8-12-2016 12:05:56 (UTC [telefoonnummer 4] ( [verdachte] ): Die chick
8-12-2016 12:06:14 (UTC [telefoonnummer 4] ( [verdachte] ): Heeft alleen 2 kop gehad
8. Het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 6] van 7 december 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant [verbalisant 7] (ZD1, p. 80 e.v.), zakelijk weergegeven.
Op 1 december 2016 heb ik [slachtoffer] in de ochtend gesproken. Hij zou naar [betrokkene 8] gaan. [betrokkene 8] (het hof begrijpt hierna steeds: medeverdachte [betrokkene 8] ) heeft een garage op de [a-straat 1] in [plaats] . Rond 13:30 uur die middag werd ik gebeld door [slachtoffer] . Toen hoorde ik hem zeggen: “Os, ze houden me vast”. Ik vroeg: “Hoezo houden ze je vast?” [slachtoffer] zei toen: “Ik zit in de problemen, ik heb wat gedaan en nu houden ze me vast en laten me niet gaan voordat ik betaal”. Ik vroeg: “Wie houdt je vast?” “ [betrokkene 7] ’. Ik kreeg [betrokkene 7] (het hof begrijpt: medeverdachte [betrokkene 7] ) aan de lijn. Ik hoorde [betrokkene 7] zeggen dat [slachtoffer] hem geld moest betalen; hij noemde € 4.500,-. Ik hoorde [betrokkene 7] zeggen: “Ik hou hem hier vast zolang hij niet betaalt”. Ik zei toen tegen [betrokkene 7] : “Ik kan je € 2.000,- geven”. [betrokkene 7] is toen naar [plaats] gekomen, maar zonder [slachtoffer] . Toen [betrokkene 7] bij me was, hoorde ik hem zeggen dat hij moet betalen. Hij zei dat hij hem daar had gelaten. Ik heb toen € 2.000,- gegeven. Rond 16:15/16:30 uur was ik daar, in [plaats] . Daar aangekomen zag ik [betrokkene 8] . Ik vroeg waar is [slachtoffer] ? Ik hoorde [betrokkene 8] zeggen dat hij is meegenomen. Ik heb [slachtoffer] toen gebeld. Ik hoorde hem zeggen dat hij op de snelweg reed. Hij wist niet waar ze heen gingen. Dat wilde ook niemand in de auto tegen hem zeggen.
9. Het proces-verbaal uitwerking 2e verhoor verdachte [verdachte] van 29 december 2016 (PD-V03, p. 28 e.v.), in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] , zakelijk weergegeven.
Ik heb [slachtoffer] gezien bij die garage (het hof begrijpt: [A] in [plaats] ). In de garage heb ik hem een klap gegeven. Ik was boos op hem. Ik moest 7.000 euro van hem hebben.
10. Het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 6] van 9 december 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11] (ZD1, p. 86), zakelijk weergegeven.
Toen ik in de garage in [plaats] aankwam sprak ik met [betrokkene 9] , de eigenaar van de garage. Ik groette hem en ik sprak met [betrokkene 7] . Ik vroeg waar [slachtoffer] was. [betrokkene 7] zei dat ze hem hadden meegenomen. [betrokkene 7] zei dat ene [verdachte] (het hof begrijpt hierna steeds: de verdachte) hem had meegenomen. [betrokkene 7] zei dat het om een andere schuld zou gaan van tussen € 8.000,- € 10.000.-. Ik liep toen weg en belde [slachtoffer] op. [slachtoffer] nam op. Ik vroeg waar hij was. [slachtoffer] zei dat hij in een auto zat. Ik vroeg waar hij was. Hij zei op de snelweg. Ik vroeg of ik hem kon ontmoeten. [slachtoffer] kon niet teveel zeggen. De telefoon werd later ook van [slachtoffer] afgepakt.
11. Het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 6] d.d. 29 december 2016 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant [verbalisant 10] (ZD1, p. 107 e.v.), zakelijk weergegeven.
Toen ik, nadat ik [slachtoffer] om 15:30 uur aan de telefoon had gehad, bij de garage in [plaats] was zag ik [betrokkene 7] en vroeg aan hem waar [slachtoffer] was. [betrokkene 7] zei dat ze [slachtoffer] meegenomen hadden. Ik zei toen: “Wie heeft hem meegenomen, jij had hem toch”. [betrokkene 7] zei toen dat ene [verdachte] hem had meegenomen en dat ze met zijn drieën waren. Ik heb vervolgens weer het telefoonnummer van [slachtoffer] gebeld. [slachtoffer] nam op en ik vroeg waar hij was en waar hij naar toe ging. Ik hoorde dat hij in een auto zat. [slachtoffer] zei dat hij dat niet wist.
12. Het proces-verbaal van bevindingen in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant [verbalisant 12] van 2 januari 2017, betreffende de audiovisuele opname van het verhoor van medeverdachte [betrokkene 7] van 13 december 2016,met als bijlage een schriftelijke bescheid “Transcriptie verhoor verdachte [betrokkene 7] 13 december 2016” (PD V02, p. 49 e.v.) zakelijk weergegeven.
Opeens zag ik een jongen die ik ken, [verdachte] , en twee jongens binnen komen in de garage (het hof
begrijpt: [A] in [plaats] ). Die twee jongens en die [verdachte] gingen met die jongen
praten. Ze zijn aan het discussiëren dat hij moet betalen.
13. Het proces-verbaal van bevindingen in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant [verbalisant 12] van 10 januari 2017, betreffende de audiovisuele opname van het verhoor van medeverdachte [betrokkene 7] van 14 december 2016, met als bijlage een schriftelijk bescheid “Transcriptie verhoor verdachte [betrokkene 7] 14 december 2016” (PD V02, p. 154-155), zakelijk weergegeven.
Toen [verdachte] en die jongens in [plaats] verschenen, was er een beetje boosheid. Ze wilden hun geld. U vraagt mij hoe dat ging. Op die jongen in praten: “Waar is mijn geld!” en beetje schreeuwen. [verdachte] zei: “Ik wil mijn geld”. Dat heb ik gehoord. Ze stonden eigenlijk naast hem, voor hem, met hem te praten.
14. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 7] rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot inbewaringstelling door de rechter-commissaris 19 december 2016 (los stuk), zakelijk weergegeven.
Op een gegeven moment zag ik opeens [verdachte] , die ik ken, met twee jongens binnenkomen, ik hoorde toen dat het over geld ging. Later zag ik [verdachte] en [slachtoffer] met de twee jongens vertrekken.
15. Het proces-verbaal van bevindingen van 2 januari 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant [verbalisant 12] , betreffende de audiovisuele opname van het verhoor van medeverdachte [betrokkene 1] van 13 december 2016, met als bijlage een schriftelijk bescheid “Transcriptie verhoor verdachte [betrokkene 1] 13 december 2016” (PD V04, p. 34-62), zakelijk weergegeven.
[slachtoffer] heeft € 4.000,00 van mij gestolen, hij heeft mij opgelicht. Op 1 december (het hof begrijpt: 2016) heb ik hem voor het laatst gezien. Mijn vriendin belde dat zij van haar vriend [betrokkene 5] (het hof begrijpt: de medeverdachte [betrokkene 5] ) had gehoord dat [slachtoffer] in de garage in [plaats] was. [betrokkene 5] (het hof begrijpt: de medeverdachte [betrokkene 7] ) en [betrokkene 5] zijn mij komen halen. We reden eerst naar [plaats] en daar kreeg ik van de neef van [slachtoffer] (het hof begrijpt: de getuige [betrokkene 6] ) € 2.000,00. Daarna gingen we naar de garage. Daar was [slachtoffer] . Ik heb zeg maar zijn jas gekregen. Die heb ik in de auto gedaan. De jas hangt in mijn slaapkamer. En toen kwamen de drie jongens aan. Toen werd het een beetje hectisch. Eén jongen gaf hem (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) nog een klap. Dat was [verdachte] .
16. Het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 4] van 22 maart 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisanten [verbalisant 13] en [verbalisant 12] (ZD1, p. 128 e.v.), zakelijk weergegeven.
U houdt mij voor dat mijn telefoon tussen 17:35 uur en 18:01 uur meerdere malen contact heeft gemaakt met de telefoon van [slachtoffer] . [slachtoffer] vertelde mij dat hij naar de kiosk zou komen. Ik dacht dat hij op dat moment met [betrokkene 5] (het hof begrijpt: de medeverdachte [betrokkene 7] ) naar [plaats] zou komen, maar er kwamen later dus twee andere gasten die ik verder niet ken. Ze vertelden mij dat ze geld kwamen halen. Ik vertelde dat ik met [betrokkene 5] had afgesproken. Ze vroegen mij of ik hen geld ging geven, ik zei van: “Nee”. En toen zijn ze weggegaan. Ik heb [slachtoffer] daar niet bij gezien. Misschien zat hij daar ergens in de auto en werd hij vastgehouden.
V: Toen jij omstreeks 18:00 uur bij het station in de Muziekwijk aankwam had jij [slachtoffer] aan de telefoon en die zei dat je naar de kiosk moest lopen. Wie belde wie toen?
A: [slachtoffer] vertelde mij dat hij naar de kiosk moest komen. Ik keek nog naar de auto’s, maar het was heel druk. Ik weet niet in welke auto hij zat. Maar ik had [slachtoffer] aan de lijn en hij vertelde me dat ik ze geld moest geven.
17. Het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 10] , geboren 6 mei 2000, van 1 februari 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 13] (ZD1, p. 151 e.v.), zakelijk weergegeven.
Toen ik op 1 december 2016 op mijn stageplek bij de garage [A] in [plaats] aankwam was [betrokkene 8] , mijn baas, er. Toen [slachtoffer] binnen was, zag ik dat hij een gesprek had met [betrokkene 8] . Ik zag dat [slachtoffer] bang was. Ik was aan het schoonmaken en ik hoorde van links een beetje geschreeuw. Ik zag wat er met [slachtoffer] gebeurde. Ik zag dat hij werd geduwd. [betrokkene 8] was heel boos op hem en die [slachtoffer] was een beetje bang. Hij had geweten dat hij mensen had opgelicht. Toen werd [slachtoffer] naar binnen gezet. In dat hokje, de kantine beneden. [betrokkene 8] had hem naar binnen gestuurd en hij mocht niet weg. Hij probeerde ook weg te lopen en hij had ook pijn aan zijn arm, want hij viel op zijn arm en toen werd hij geduwd. Hij wilde opstaan en toen werd er geschreeuwd. Hij viel op de grond. Hij werd door [betrokkene 11] geholpen om op te staan en toen werd hij de kantine in gestuurd door [betrokkene 8] . Hij werd aan zijn vest/jas vastgehouden en toen werd hij naar binnen gesleurd.
U houdt mij voor dat [slachtoffer] uit de kantine kon lopen. Daar werd op gecontroleerd door [betrokkene 8] . Toen [slachtoffer] opeens opstond hoorde ik [betrokkene 8] naar hem schreeuwen. Hij moest blijven zitten. [betrokkene 8] schreeuwde dat. Dat heb ik gehoord. Ik was met [betrokkene 11] bij een auto aan het kijken en toen zag ik dat er een auto naar binnen reed. Het was een grijze Chrysler. Hij kwam achteruit binnen rijden. [slachtoffer] moest in de auto stappen. Het was niet echt dat hij werd gestuurd maar hij moest wel in de auto zitten. [betrokkene 8] stond achter hem en die zette hem gewoon een beetje in de auto neer, hij moest in de auto stappen. Hij stapte rechtsachter in met een schuifdeur. [slachtoffer] was in shock. Er zaten twee mensen voorin. Toen de auto aan kwam rijden werd de deur open gedaan zodat hij naar binnen kon rijden. De deur is daarna meteen weer dicht gedaan met een knop aan de zijkant. De deur werd weer open gedaan en de auto is weg gereden met [slachtoffer] en de twee personen voorin.
18. Het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 10] door de rechter-commissaris d.d. 5 februari 2018 (ongenummerd), zakelijk weergegeven.
Het klopt dat [slachtoffer] de kantine in werd geduwd door [betrokkene 8] . [betrokkene 8] heeft aan de rechterkant zo’n bak met bouten en moeren, daar werd [slachtoffer] tegenaan geduwd. Hij had daar pijn van en liep kreupel de kantine in. Ik zag angst in zijn ogen.
Mr. Kleczewski houdt mij voor dat ik heb verklaard dat ik gezien heb dat [slachtoffer] in de kantine zat en naar buiten wilde. Ja, er werd geroepen: blijf zitten. Mr. Kleczewski vraagt wie dat zei. Dat was [betrokkene 8] . Ik heb gezien dat [slachtoffer] een beetje agressief in de Chrysler werd geduwd. Mr. De Vries vraagt wat ik daarmee bedoel. Dat hij geduwd werd, een beetje hardhandig.
19. Het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 12] van 23 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisanten [verbalisant 14] [verbalisant 15] (ZD1, p. 285 e.v.), zakelijk weergegeven.
Het kan kloppen dat [betrokkene 3] (het hof begrijpt: de medeverdachte [betrokkene 3] ) gebruik heeft gemaakt van het nummer [telefoonnummer 6] . Als ik werd gebeld door een van de nummers van [betrokkene 3] kreeg ik altijd [betrokkene 3] aan de lijn. U houdt mij voor dat op 1 december 2016 er meerdere keren met mijn nummer naar het nummer [telefoonnummer 6] is gebeld. Dan zal ik hem hebben gesproken die dag. Het nummer [telefoonnummer 7] gebruik ik vanaf eind november 2016.
20. Het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 12] door de rechter-commissaris d.d. 6 februari 2018 (ongenummerd), zakelijk weergegeven.
Mr. Mühren vraagt of ik mij de dag van 1 december 2016 nog goed kan herinneren. Mijn opa is dan jarig. Ik zou naar mijn opa’s feestje gaan. [betrokkene 3] zou mij brengen, maar hij kwam te laat en toen ben ik niet meer gegaan Over dat nummer eindigend op [telefoonnummer 6] : als ik dat nummer toen aan de politie heb gegeven dan zal dat kloppen. Mr. Mühren vraagt of ik mij telefonische contacten van 1 december 2016 kan herinneren tussen mijn nummer en het nummer eindigend op 197. Ik weet wel dat ik [betrokkene 3] toen heb gesproken. Ik was boos, omdat het niet meer doorging dat ik naar mijn opa zou gaan. Desgevraagd zeg ik dat het klopt dat ik wel zeker weet dat ik die dag telefonisch contact heb gehad met [betrokkene 3] in verband met het feestje bij mijn opa. Bovendien had ik altijd dagelijks contact, want hij was mijn vriend.
Op vragen van de officier van justitie:
Het klopt dat ik op 1 december 2016 nog een relatie had met [betrokkene 3] . De officier van justitie vraagt of ik samen met [betrokkene 3] naar het feestje van mijn opa zou gaan. [betrokkene 3] zou mij in ieder geval brengen. De officier van justitie vraagt hoe laat het feest was. We zouden er ergens na schooltijd naar toe gaan en het feest heeft de hele avond geduurd. Wij zouden gaan vanaf dat de kinderen uit school zouden komen. Destijds waren ze altijd om 15:15 uur uit.
21. Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek historische telecommunicatie van 20 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant [verbalisant 16] (ZD1, p. 526-620), zakelijk weergegeven.
De navolgende in dit proces-verbaal besproken mobiele nummers werden afgegeven door de netwerkprovider KPN dan wel door telecommunicatieaanbieders die voor de afwikkeling van hun verbindingen gebruik maken van het radionetwerk van KPN, zijnde Lyca Mobile en Lebara Mobile.
Telefoonnummer Provider Verdachte/getuige
[telefoonnummer 2] KPN/Lyca Mobile [slachtoffer]
[telefoonnummer 8] KPN/Lyca Mobile [verdachte]
[telefoonnummer 3] KPN/Lebara Mobile [verdachte]
[telefoonnummer 6] KPN/Lyca Mobile [betrokkene 3]
[telefoonnummer 9] KPN/Lyca Mobile [betrokkene 7]
[telefoonnummer 10] KPN/Lyca Mobile [betrokkene 7]
[telefoonnummer 11] KPN/Lebara Mobile [betrokkene 5]
[telefoonnummer 12] KPN/Lyca Mobile [betrokkene 4]
[telefoonnummer 13] Vodafone [betrokkene 7]

[slachtoffer] :

Er werd een onderzoek ingesteld naar de telecommunicatie-middelen in gebruik (geweest) bij [slachtoffer] . Hieruit bleek hij te kunnen beschikken over het mobiele prepaid nummer [telefoonnummer 2] .

[verdachte] :

Er werd een onderzoek ingesteld naar de telecommunicatie-middelen in gebruik (geweest) bij [verdachte] . Hieruit bleek hij te kunnen beschikken over de twee mobiele prepaid nummers [telefoonnummer 8] en [telefoonnummer 3] .
Uit de door de provider KPN aangeleverde verkeersgegevens bleek dat [verdachte] op 1 december 2016 gebruik had gemaakt van beide mobiele nummers. De mobiele nummers [telefoonnummer 8] en [telefoonnummer 3] werden op dat moment respectievelijk gebruikt in een mobiele telefoon van het merk Nokia, type 105 DS (productnaam RM-I 133) voorzien van het imei nummer [001] en een mobiele telefoon van het merk Apple, type iPhone 4 (productnaam A-1332) voorzien van het imei-nummer [002] . Op 12 december 2016 werd [verdachte] neergeschoten. Op de plaats delict werden beide bovengenoemde mobiele telefoons aangetroffen en inbeslaggenomen.

[betrokkene 3] :

Er werd een onderzoek ingesteld naar de telecommunicatie-middelen in gebruik (geweest) bij [betrokkene 3] . Hieruit bleek hij te kunnen beschikken over het mobiele Lyca Mobile prepaid nummer [telefoonnummer 6] .

[betrokkene 7] :

Er werd een onderzoek ingesteld naar de telecommunicatie-middelen in gebruik (geweest) bij [betrokkene 7] . Hieruit bleek hij te kunnen beschikken over en gebruik te maken van de twee mobiele Lyca Mobile prepaid nummers ( [telefoonnummer 14] en [telefoonnummer 10] ) alsmede één prepaid Vodafone mobiel nummer ( [telefoonnummer 13] ). Op 1 december werden deze mobiele nummers respectievelijk gebruikt in:
[telefoonnummer 14] - Nokia 105, (Productnaam RM-I 134) imei-nummer [003] .
[telefoonnummer 10] - Nokia 105, (Productnaam RM-908) imei-nummer [004] .
[telefoonnummer 13] - Apple iPhone 6 (Productnaam Al 586) imei-nummer [005] .
Op 13 december 2016 werd [betrokkene 7] aangehouden in [c-straat 1] te [plaats] . Tijdens de daaropvolgende doorzoeking in de woning en in dé bij hem in gebruik zijnde personenauto werden alle drie de bovengenoemde mobiele telefoons aangetroffen en inbeslaggenomen.

[betrokkene 5] :

Er werd een onderzoek ingesteld naar de telecommunicatie-middelen in gebruik (geweest) bij [betrokkene 5] . Hieruit bleek hij te kunnen beschikken over en gebruik te maken van het Lebara prepaid nummer [telefoonnummer 11] . Op 1 december werd dit mobiele nummer gebruikt in combinatie met een Apple, iPhone 6 (Productnaam AI 586) voorzien van het imei-nummer [006] .
Op 19 december 2016 werd [betrokkene 5] aangehouden nabij [d-straat 1] te [plaats] .
Bovengenoemde mobiele telefoon werd onder hem aangetroffen en inbeslaggenomen.

[betrokkene 4] :

Er werd een onderzoek ingesteld naar de telecommunicatie-middelen in gebruik (geweest) bij [betrokkene 4] . Hieruit bleek hij te kunnen beschikken over en gebruik te maken van het mobiele Lyca Mobile prepaid nummer [telefoonnummer 15] .
1. Op 1 december 2016, vanaf 11:41:24 uur is er een verplaatsing zichtbaar van de mobiele nummers [telefoonnummer 2] ( [slachtoffer] ) en [telefoonnummer 16] ( [betrokkene 13] ) vanuit Amsterdam Zuidoost naar [plaats] .
Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat [betrokkene 13] deze dag de beschikking had over en gebruik
maakte van een donkerblauwe BMW, cabriolet 3 serie, voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Op
beschikbaar beeldmateriaal vanuit het horecapand. “ [B] ”, gevestigd in perceel [a-straat 2] te [plaats] , is zichtbaar dat omstreeks 12:20:1 1 uur een donkere BMW, cabriolet 3 serie, door het beeld rijdt in de richting van het even verderop gelegen garagebedrijf “ [A] ”.
Omstreeks 12:21:19 uur werd dit kenteken voor de eerste keer door een verkeerscamera van de firma [C] BV geregistreerd. Deze verkeerscamera is geplaatst op de locatie Provincialeweg N246 te [plaats] kort na de kruising met de Kerkstraat. Deze opstelling registreert het verkeer dat in Noordelijk richting de N246 volgt richting de kruising met de [f-straat ] te [plaats] .
2. Omstreeks 12:36:19 uur werd voor het mobiele nummer [telefoonnummer 11] ( [betrokkene 5] ), een inkomende
verbinding geregistreerd afkomstig van het mobiele nummer [telefoonnummer 17] . Deze oproep werd doorgeschakeld naar de voicemail ( [telefoonnummer 18] ). Het mobiele nummer [telefoonnummer 17] betreft zoals reeds beschreven een abonnement op naam van [betrokkene 8] . [a-straat 1] , [plaats] . Voornoemde [betrokkene 8] is eigenaar van het garagebedrijf [A] BV”. Omstreeks 12:43:39 uur werd met het mobiele nummer [telefoonnummer 11] ( [betrokkene 5] ) gebeld naar het mobiele nummer [telefoonnummer 17] ( [betrokkene 8] ). Deze verbinding had een duur van 43 seconden.
Omstreeks 12:48:15 uur werd er voor [telefoonnummer 11] ( [betrokkene 5] ) weer een uitgaande verbinding geregistreerd naar het mobiele nummer [telefoonnummer 13] ( [betrokkene 7] ). Deze verbinding werd voor het mobiele nummer [telefoonnummer 11] ( [betrokkene 5] ) afgewikkeld door de KPN BTS-site op de locatie [e-straat 1] , [plaats] .
Tijdens voorgaand gesprek werd omstreeks 12:48:18 uur door het mobiele nummer [telefoonnummer 19] in gebruik bij de vriendin van [betrokkene 5] ingebeld er vond een doorschakeling naar de. voicemail plaats. Vrijwel direct na beëindiging van de verbinding met het mobiele nummer [telefoonnummer 13] ( [betrokkene 7] ) is zichtbaar dat de vriendin van [betrokkene 5] belt (het hof begrijpt: dat er met mobiele nummer [telefoonnummer 19] in gebruik bij de vriendin van [betrokkene 5] wordt gebeld). Ten tijde van dit gesprek omstreeks 12:59:10 uur, bevindt hij ( [betrokkene 5] ) (het hof begrijpt: de telefoon met het mobiele nummer [telefoonnummer 11] ) zich binnen het bereik van de KPN BTS-site, geplaatst op de locatie [f-straat 1] , [plaats] .
Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat [betrokkene 5] deze dag de beschikking had over en gebruik
Maakte van een Audi Q7, voorzien van het kenteken [kenteken 2] . Omstreeks 12:55:35 uur werd dit kenteken voor de eerste keer door een verkeerscamera van de [C] BV geregistreerd. Deze verkeerscamera is geplaatst op de locatie Provincialeweg N246 vlak na de afrit met de rijksweg A8 en registreert het verkeer dat in Noordelijk richting de N246 volgt in de richting [plaats] .
Op beschikbaar beeldmateriaal vanuit het horecapand. “ [B] ”, gevestigd in perceel [a-straat 2] te [plaats] , is zichtbaar dat omstreeks 12:56:26 uur een Audi Q7, door het beeld rijdt in de richting van het even verderop gelegen garagebedrijf “ [A] ”.
Omstreeks 12:57:16 uur werd dit kenteken voor de tweede keer door een verkeerscamera van de firma [C] BV geregistreerd. Deze verkeerscamera is geplaatst op de locatie Provincialeweg N246 te [plaats] kort na de kruising met de Kerkstraat. Deze opstelling registreert het verkeer dat in Noordelijk richting de N246 volgt richting de kruising met de [f-straat ] te [plaats] .
Omstreeks 13:02:19 uur werd voor [telefoonnummer 11] ( [betrokkene 5] ) een inkomende verbinding geregistreerd. Deze verbinding werd afgewikkeld door de KPN BTS-site, geplaatst op de locatie [f-straat 1] , [plaats] . De Cell-Id geeft onder andere dekking aan het perceel [a-straat 1] te [plaats] , waarin is gevestigd het garagebedrijf “ [A] BV”.
3. Omstreeks 12:47:41 uur werd er een inkomende verbinding geregistreerd voor het mobiele nummer [telefoonnummer 20] ( [betrokkene 1] ) afkomstig van het mobiele nummer [telefoonnummer 19] in gebruik is bij de vriendin van [betrokkene 5] , genaamd [betrokkene 14] .
Omstreeks 12:50:33 uur werd voor het mobiele nummer [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) een uitgaande verbinding geregistreerd. Deze verbinding werd voor het mobiele nummer [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] )
afgewikkeld door de KPN BTS-site geplaatst op de locatie [g-straat 1] , [plaats] .
Omstreeks 13:01:01 uur werd een verbinding voor het mobiele nummer [telefoonnummer 10] ( [betrokkene 7] ) afgewikkeld door de KPN BTS-site, geplaatst op de locatie [f-straat 1] , [plaats] . Enige minuten later en wel omstreeks 13:05:15 uur zal ook voor het mobiele nummer [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) een verbinding worden afgewikkeld via dezelfde BTS-site en Cell-Id.
Op beschikbaar beeldmateriaal vanuit het horecapand, “ [B] ”, gevestigd in perceel [a-straat 2] te [plaats] , is zichtbaar dat omstreeks 12:56:08 uur een grijze Volkswagen Golf door het beeld rijdt in de richting van het even verderop gelegen garagebedrijf “ [A] ”.
4. Omstreeks 13:07:50 uur werd een uitgaande verbinding geregistreerd voor het mobiele nummer
[telefoonnummer 2] ( [slachtoffer] ) naar het mobiele nummer [telefoonnummer 12] ( [betrokkene 4] ), met een verbindingsduur van 792 seconden.
Omstreeks 13:26:38 uur werd een uitgaande verbinding geregistreerd voor het mobiele nummer [telefoonnummer 2] ( [slachtoffer] ) naar het mobiele nummer [telefoonnummer 21] ( [betrokkene 6] ), met een verbindingsduur van 352 seconden. Deze verbinding werd beëindigd omstreeks 13:32:30 uur.
Omstreeks 13:33:04 uur werd een uitgaande verbinding geregistreerd voor het mobiele nummer
[telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) naar het mobiele nummer [telefoonnummer 21] ( [betrokkene 6] ) met een verbindingsduur van 14 seconden.
Omstreeks 13:48:10 werd een uitgaande verbinding geregistreerd voor het mobiele nummer [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) naar het mobiele nummer [telefoonnummer 21] ( [betrokkene 6] ) nu met een verbindingsduur van 203 seconden.
Omstreeks 1.3:48:28 uur werd een uitgaande verbinding voor het mobiele nummer [telefoonnummer 11] ( [betrokkene 5] ) geregistreerd naar het mobiele nummer [telefoonnummer 3] ( [verdachte] ), met een verbindingsduur van 63 seconden.
5. Op beschikbaar beeldmateriaal vanuit het horecapand, “ [B] ” gevestigd in perceel [a-straat 2] te [plaats] , is zichtbaar dat omstreeks 13:55:45 uur een grijze Volkswagen Golf door het beeld rijdt komende uit de richting van het even verderop gelegen garagebedrijf “ [A] ” en gaande in zuidelijke richting naar de Provincialeweg N203.
Omstreeks 14:22:08 uur werd voor het mobiele nummer [telefoonnummer 18] ( [betrokkene 5] ) een inkomend Sms-bericht geregistreerd verzonden door het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ). Omstreeks 14:25:28 uur, werd er voor het mobiele nummer [telefoonnummer 11] ( [betrokkene 5] ) een inkomende verbinding geregistreerd vanaf het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) met een verbindingsduur van 18 seconden.
Omstreeks 14:34:22 uur en 14:36:52 uur werden er twee inkomende verbindingen geregistreerd voor het mobiele nummer [telefoonnummer 2] ( [slachtoffer] ) vanaf het mobiele nummer [telefoonnummer 21] ( [betrokkene 6] ). Beide inkomende verbindingen werden doorgeschakeld naar de voicemail ( [telefoonnummer 22] ).
Omstreeks 14:46:04 uur, werd er voor het mobiele nummer [telefoonnummer 11] ( [betrokkene 5] ) een inkomende
verbinding geregistreerd vanaf het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) met een verbindingsduur van 2 seconden.
Omstreeks 14:47:28 uur, werd er voor het mobiele nummer [telefoonnummer 11] ( [betrokkene 5] ) een inkomende
verbinding geregistreerd, vanaf het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) met een verbindingsduur van 13 seconden
Omstreeks 15:00:54 uur, werd er voor het mobiele nummer [telefoonnummer 11] ( [betrokkene 5] ) een inkomende
verbinding geregistreerd vanaf het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) met een verbindingsduur van 9 seconden. Deze inkomende verbinding werd doorgeschakeld naar de voicemail ( [telefoonnummer 18] ).
Omstreeks 15:02:24 uur, werd ervoor het mobiele nummer [telefoonnummer 18] ( [betrokkene 5] ), een inkomende
verbinding geregistreerd, de laatste verbinding in dit tijdsblok, vanaf het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) met een verbindingsduur van 12 seconden. Ten tijde van deze verbindingen verplaatste het mobiele nummer [telefoonnummer 11] ( [betrokkene 5] ) zich vanuit Amsterdam Zuidoost naar [plaats] .
Omstreeks 15:13:14 uur werd een uitgaande verbinding geregistreerd voor het mobiele nummer
[telefoonnummer 2] ( [slachtoffer] ) naar het mobiele nummer [telefoonnummer 12] [betrokkene 4] ) met een verbindingsduur van 33 seconden. Ten tijde van deze verbinding bevond het mobiele nummer [telefoonnummer 2] ( [slachtoffer] ) zich binnen bereik van de KPN BTS-site geplaatst op de locatie [h-straat 1] , [plaats] .
Omstreeks 15:32:55 uur werd nogmaals een uitgaande verbinding geregistreerd voor het mobiele
nummer [telefoonnummer 2] ( [slachtoffer] ) naar het mobiele nummer [telefoonnummer 23] ( [betrokkene 4] ) met een
verbindingsduur van dit maal 384 seconden. Ten tijde van deze verbinding bevond het mobiele nummer [telefoonnummer 2] ( [slachtoffer] ), zich weer binnen bereik van de KPN BTS-site. geplaatst op de locatie [f-straat 1] , [plaats] .
Alle geregistreerde verbindingen in liet tijdsblok 14:22:08 uur tot 14:39:17 uur voor het mobiele nummer [telefoonnummer 10] ( [betrokkene 7] ) betroffen in en uitgaande verbindingen van en naar het mobiele nummer [telefoonnummer 20] ( [betrokkene 1] ). De laatste onderlinge verbinding vond plaats omstreeks 14:39:17 uur. Deze verbinding werd voor beide mobiele nummers afgewikkeld door de respectievelijk de KPN en T-Mobile BTS-site beiden geplaatst op de locatie [i-straat 1] , [plaats] , die onder andere dekking geven aan [j-straat 1] , [plaats] , zijn de het woonadres van [betrokkene 1] .
Voor het mobiele nummer [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) werden in dit tijdsblok registraties aangetroffen vanaf 14:40:08 uur. Op genoemd tijdstip werd een uitgaande verbinding voor het mobiele nummer
[telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) geregistreerd naar het mobiele nummer [telefoonnummer 21] ( [betrokkene 6] ) met een
verbindingsduur van 52 seconden.
Voor het mobiele nummer [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) werd omstreeks 14:55:29 uur weer een uitgaande verbinding geregistreerd naar het mobiele nummer [telefoonnummer 21] ( [betrokkene 6] ), met een verbindingsduur van 71 seconden. Enige minuten later en wel omstreeks 14:57:10 uur werd nogmaals door het mobiele nummer [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) contact gezocht met het mobiele nummer [telefoonnummer 21] ( [betrokkene 6] ), ditmaal met een verbindingsduur van 4 seconden.
Zichtbaar is dat beide verbindingen voor het mobiele nummer [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) werden afgewikkeld door de KPN BTS-site geplaatst op de locatie [k-straat 1] , [plaats] en die voor het mobiele nummer [telefoonnummer 21] ( [betrokkene 6] ) door de KPN BTS-site geplaatst op de locatie [l-straat 1] , [plaats] .
Omstreeks 15:09:30 uur, werd een uitgaande verbinding voor het mobiele nummer [telefoonnummer 14]
( [betrokkene 7] ) geregistreerd naar het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) met een verbindingsduur van 15 seconden. De verbinding voor het mobiele nummer [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) werd afgewikkeld door de KPN BTS-site geplaatst op de locatie [l-straat 1] , [plaats] .
Omstreeks 15:22:08 uur en 15:32:43 uur, werden er voor het mobiele nummer [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) een tweetal inkomende verbindingen geregistreerd vanaf het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ).
De eerste verbinding voor het mobiele nummer [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) werd afgewikkeld door de KPN BTS-site geplaatst op de locatie [m-straat] , [plaats] , de tweede verbinding door de KPN BTS-site, geplaatst op de locatie [f-straat 1] , [plaats] : Deze GSM antenne geeft onder andere dekking aan het perceel [a-straat 1] te [plaats] , waarin is gevestigd het garagebedrijf “ [A] BV”.
Op beschikbaar beeldmateriaal vanuit liet horecapand, ‘ [B] ”, gevestigd in perceel [a-straat 2] te [plaats] , is zichtbaar dat omstreeks 15:27:21 uur een grijze Volkswagen Golf, door het beeld rijdt in de richting van het even verderop gelegen garagebedrijf “ [A] ”.
Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat [betrokkene 7] deze dag de beschikking had over en gebruik
maakte van een grijze Volkswagen Golf, voorzien van het kenteken [kenteken 3] .
Omstreeks 15:27:16 uur werd dit kenteken door een verkeerscamera van de firma [C] BV geregistreerd. Deze verkeerscamera is geplaatst op de locatie Provincialeweg N246 kort na de afrit van de Rijksweg A8. Deze opstelling registreert het verkeer gaande in Noordelijke richting over de N246. Omstreeks 15:28:51 uur werd dit kenteken voor de tweede maal door een verkeerscamera van de firma [C] BV geregistreerd. Deze verkeerscamera is geplaatst op de locatie Provincialeweg N246 te [plaats] kort na de kruising met de Kerkstraat. Deze opstelling registreert het verkeer dat in Noordelijk richting de N246 volgt richting de kruising met de [f-straat ] te [plaats] .
De verbindingen voor de mobiele nummers [telefoonnummer 11] ( [betrokkene 5] ), [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) en [telefoonnummer 2] ( [slachtoffer] ) werden vanaf 15:31:06 uur weer afgewikkeld door de KPN BTS site
geplaatst op de locatie [f-straat 1] , [plaats] .
6. De verbindingen voor het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) werden tot 12:18:37 uur door KPN BTS-sites in de gemeente [plaats] afgewikkeld.
De KPN BTS-site [n-straat 1] , [plaats] geeft onder andere dekking aan de woning van [verdachte] , zijnde [o-straat 1] , [plaats] . Voor het mobiele nummer [telefoonnummer 6] ( [betrokkene 3] ) werden de verbindingen tot 11:59:34 afgewikkeld door KPN BTS sites
geplaatst in Amsterdam Zuidoost.
Omstreeks 11:52:11 uur werd er voor het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) een uitgaande verbinding geregistreerd naar het mobiele nummer [telefoonnummer 6] ( [betrokkene 3] ), met een verbindingsduur van 176 seconden. [verdachte] bevond zich op dat moment in [plaats] en [betrokkene 3] bevond zich in Amsterdam Zuidoost.
Omstreeks 12:12:19 uur werd er voor het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) een uitgaande verbinding geregistreerd naar het mobiele nummer [telefoonnummer 6] ( [betrokkene 3] ), nu met een verbindingsduur van 70 seconden. Zichtbaar is dat het mobiele nummer [telefoonnummer 6] ( [betrokkene 3] ) zich vanuit Amsterdam Zuidoost had verplaatst richting [plaats] . Deze verbinding werd door het mobiele nummer [telefoonnummer 6] ( [betrokkene 3] ), afgewikkeld door de KPN BTS-site geplaatst op de locatie [p-straat] , [plaats] .
Omstreeks 12:18:37 uur werd er voor het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) een uitgaande verbinding geregistreerd naar het mobiele nummer [telefoonnummer 6] ( [betrokkene 3] ), nu met een verbindingsduur van 257 seconden. Deze verbinding werd voor beide mobiele nummers afgewikkeld door de KPN BTS-site geplaatst op de locatie [n-straat 1] , [plaats] .
Vanaf 12:38:45 uur is zichtbaar dat de mobiele nummers [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) en [telefoonnummer 6] ( [betrokkene 3] ) zich gelijktijdig verplaatsten vanuit Almere naar Amsterdam Zuidoost en meer specifiek naar de omgeving van de KPN BTS-site geplaatst op de locatie [q-straat 1] , 1102 BA te Amsterdam Zuidoost.
Omstreeks 12:48:10 uur werd het kenteken [kenteken 4] door een verkeerscamera van de firma Vialis geregistreerd. Deze verkeerscamera is geplaatst op de Gooiseweg te Amsterdam en registreert het verkeer gaande in Zuidoostelijke richting (Daalwijkdreef). De camera is geplaatst 150 meter na de afrit S112 van de ringweg A10. Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat [betrokkene 3] de beschikking had over een grijze Chrysler Voyager met dat kenteken.
Tussen 12:59:52 uur en 13:37:49 uur, is zichtbaar dat de mobiele nummers [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) en [telefoonnummer 6] ( [betrokkene 3] ) zich bevinden binnen het bereik van de RPN BTS site geplaatst op de locatie [q-straat 1] , [plaats] . Vanaf laatst genoemde tijdstip is er een (kleine) verplaatsing zichtbaar van deze beide mobiele nummers naar een locatie binnen het bereik van de KPN BTS-site geplaatst op de locatie [r-straat 1] , [plaats] . Beide BTS-sites geven onder andere dekking aan een deel van de Daalwijkdreef. Het mobiele nummer [telefoonnummer 3] ( [verdachte] ) kreeg omstreeks 13:48:28 een inkomende verbinding binnen afkomstig van het mobiele nummer [telefoonnummer 11] ( [betrokkene 5] ).
Omstreeks 14:22:05 uur, werd door het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) een sms-bericht verzonden naar het mobiele nummer [telefoonnummer 11] ( [betrokkene 5] ).
Vanaf 14:22:05 uur is zichtbaar dat de mobiele nummers van [telefoonnummer 8] ( [verdachte] en [telefoonnummer 6] ( [betrokkene 3] ) zich verplaatsen vanuit de omgeving [r-straat ] te Diemen naar het aan [plaats] gelegen Assendelft. Vanaf omstreeks 14:46:04 uur tot en met 15:32:43 uur zullen de verbindingen voor beide mobiele nummers worden afgewikkeld door de KPN BTS-site geplaatst op de locatie [s-straat 1] , [plaats] .
Omstreeks 14:57:46 uur werd het kenteken [kenteken 4] door een verkeerscamera van de firma [C] BV geregistreerd. Deze verkeerscamera is geplaatst op de locatie
Provincialeweg N246 te [plaats] kort na de kruising met de Kerkstraat. Deze opstelling registreert het verkeer gaande in Zuidelijke richting over de N246.
Vanuit Assendelft wordt voor het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] viermaal en uitgaande
verbinding geregistreerd naar het mobiele nummer [telefoonnummer 11] ( [betrokkene 5] ). 14:46:04 uur: Deze verbinding werd doorgeschakeld naar de voicemail.
14:47:28 uur: Dit betreft een geslaagde verbinding met een duur van 12 seconden
15:00:55 uur: Deze verbinding werd doorgeschakeld naar de voicemail.
15:02:24 uur: Dit betreft een geslaagde verbinding met een duur van 12 seconden
Ten tijde van deze verbindingen verplaatste het mobiele nummer [telefoonnummer 18] ( [betrokkene 5] ) zich vanuit
Amsterdam Zuidoost naar [plaats] .
Omstreeks 15:09:30 uur, werd een inkomende verbinding voor het in Assendelft zijnde mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) geregistreerd vanaf het mobiele nummer [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) met een verbindingsduur van 15 seconden. De verbinding voor het mobiele nummer [telefoonnummer 9] ( [betrokkene 7] ) werd afgewikkeld door de KPN BTS-site geplaatst op de locatie [l-straat 1] , [plaats] .
Omstreeks 15:22:08 uur en 15:32:43 uur werden er voor het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) vanuit Assendelft, een tweetal uitgaande verbindingen geregistreerd naar het mobiele nummer [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) met een verbindingsduur van respectievelijk 17 en 13 seconden. De tweede verbinding (15:32:43) werd afgewikkeld door de KPN BTS-site, geplaatst op de locatie [f-straat 1] , [plaats] . Deze GSM antenne geeft onder andere dekking aan het perceel [a-straat 1] te [plaats] , waarin is gevestigd het garagebedrijf “ [A] BV”.
De verbindingen voor de mobiele nummers [telefoonnummer 11] ( [betrokkene 5] ), [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) en [telefoonnummer 2] ( [slachtoffer] ) werden vanaf 15:31:06 uur weer afgewikkeld door de KPN BTS-site
geplaatst op de locatie [f-straat 1] , [plaats] .
7. Tussen 15:31:06 uur en 16:38:59 uur werden alle verbindingen voor de navolgende mobiele nummers ( [slachtoffer] , [betrokkene 7] en [betrokkene 5] ) afgewikkeld door de KPN BTS-site. geplaatst op de locatie [f-straat 1] , [plaats] .
Omstreeks 15:39:30 uur werd voor het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) een uitgaande
verbinding geregistreerd naar het mobiele nummer [telefoonnummer 11] ( [betrokkene 5] ) met een verbindingsduur van 186 seconden.
Omstreeks 15:50:27 uur werd het kenteken [kenteken 4] door een verkeerscamera van de firma [C] BV geregistreerd. Deze verkeerscamera is geplaatst op de locatie
Provincialeweg N246 te [plaats] kort na de kruising met de Kerkstraat. Deze opstelling registreert het verkeer dat in Noordelijk richting de N246 volgt richting de kruising met de [f-straat ] te [plaats] .
Omstreeks 15:54:22 uur werd voor het mobiele nummer [telefoonnummer 11] ( [betrokkene 5] ) een inkomende verbinding geregistreerd vanaf het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) met een verbindingsduur van 12 seconden. Ten tijde van deze verbinding bevond het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ), zich binnen bereik van de KPN BTS-site, geplaatst op de locatie Ned
[f-straat 1] , [plaats] .
Tussen 15:54:23 uur en 16:38:59 uur is zichtbaar dat de geregistreerde verbindingen van de mobiele nummers [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) en [telefoonnummer 6] ( [betrokkene 3] ) eveneens werden afgewikkeld door de KPN BTS-site, geplaatst op de locatie [f-straat 1] , [plaats] .
Omstreeks 16:34:38 uur werd een uitgaande verbinding voor het mobiele nummer [telefoonnummer 6]
( [betrokkene 3] ) geregistreerd naar het mobiele prepaid nummer [telefoonnummer 7] met een verbindingsduur van 128 seconden.
8. Op beschikbaar beeldmateriaal vanuit het horecapand, “ [B] ”, gevestigd in perceel
[a-straat 2] te [plaats] , is zichtbaar dat omstreeks 16:35:42 uur een grijskleurige Chrysler Voyager, door het beeld rijdt komende vanuit de richting van het even verderop gelegen garagebedrijf “ [A] ”.
Omstreeks 16:38:59 uur werd een uitgaande verbinding geregistreerd voor het mobiele nummer [telefoonnummer 2] ( [slachtoffer] ) naar het mobiele nummer [telefoonnummer 12] ( [betrokkene 4] ) met een verbindingsduur 61 seconden. De verbinding voor het mobiele nummer [telefoonnummer 2] ( [slachtoffer] ) werd afgewikkeld door de KPN BTS-site geplaatst op de locatie [f-straat 1] , [plaats] , die onder andere dekking geeft aan de Provincialeweg N246.
Omstreeks 16:40:13 werd het kenteken [kenteken 4] door een verkeerscamera van de firma [C] BV geregistreerd. Deze verkeerscamera is geplaatst op de locatie Provincialeweg N246 te [plaats] kort na de kruising met de Kerkstraat. Deze opstelling registreert het verkeer gaande in Zuidelijke richting over de N246.
Omstreeks 16:42:23 werd het kenteken [kenteken 4] voor de tweede keer door een verkeerscamera van de firma [C] BV geregistreerd. Deze verkeerscamera is geplaatst op de locatie Provincialeweg N246 kort voor de oprit naar de Rijksweg A8. Deze opstelling registreert het verkeer gaande in Zuidelijke richting over de N246.
Omstreeks 16:42:36 uur werd een uitgaande verbinding voor het mobiele nummer [telefoonnummer 6]
( [betrokkene 3] ) geregistreerd naar het mobiele prepaid nummer [telefoonnummer 7] met een verbindingsduur van 128 seconden. Deze verbinding werd voor het mobiele nummer [telefoonnummer 6] ( [betrokkene 3] ) afgewikkeld door de KPN BTS-site, geplaatst op de locatie [t-straat 1] , [plaats] , die onder andere dekking geeft aan de Provincialeweg N246 en de aansluiting van deze weg met de Rijksweg A8.
Omstreeks 17:04:43 uur werd een inkomende verbinding geregistreerd voor het mobiele nummer
[telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) vanaf het mobiele nummer [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) met een duur van 72
seconden. Ten tijde van deze verbindingen bevond het mobiele nummer [telefoonnummer 9] ( [betrokkene 7] ) zich nog onder bereik van de KPN BTS-site, geplaatst op de locatie [f-straat 1] , [plaats] .
Omstreeks 17:12:40 uur werd een uitgaande verbinding geregistreerd voor het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) naar het mobiele [telefoonnummer 11] ( [betrokkene 5] ), met een verbindingsduur van 14
seconden. Ten tijde van deze verbinding bevond het mobiele nummer [telefoonnummer 11] ( [betrokkene 5] ) zich binnen bereik van de KPN BTS-site geplaatst op de locatie [u-straat 1] , [plaats] .
Omstreeks 17:1 7:41 uur, werd een inkomende verbinding geregistreerd voor het mobiele nummer
[telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) vanaf het mobiele nummer [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) met een duur van 10
seconden. Ten tijde van deze verbinding bevond het mobiele nummer [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) zich onder bereik van de KPN BTS-site, [v-straat 1] [plaats] .
Omstreeks 17:22:14 uur, werd een inkomende verbinding geregistreerd voor het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) vanaf het mobiele nummer [telefoonnummer 9] ( [betrokkene 7] ) met een duur van 227 seconden. Ten tijde van deze verbinding bevond het mobiele nummer [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) zich onder bereik van de KPN BTS-site, [w-straat 1] , [plaats] .
Omstreeks 17:31:43 uur werd een uitgaande verbinding geregistreerd voor het mobiele nummer [telefoonnummer 6] ( [betrokkene 3] ) met het mobiele nummer [telefoonnummer 7] met een verbindingsduur van 60
seconden. Omstreeks 17:36:53 uur werd een ingaande verbinding geregistreerd voor het mobiele
nummer [telefoonnummer 6] ( [betrokkene 3] ) met het mobiele nummer [telefoonnummer 7] meteen verbindingsduur van 33 seconden.
Omstreeks 17:35:32 uur werd een uitgaande verbinding geregistreerd voor het mobiele nummer [telefoonnummer 2] ( [slachtoffer] ) naar het mobiele nummer [telefoonnummer 12] ( [betrokkene 4] ), met een verbindingsduur, van 38 seconden.
De laatste vier geregistreerde verbindingen voor de mobiele nummers [telefoonnummer 2] ( [slachtoffer] ), [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) en [telefoonnummer 6] ( [betrokkene 3] ), in het tijdsblok 16:38:59 uur tot en met 17:44:46 uur werden allen afgewikkeld door de KPN BTS-sitegeplaatst op de locatie [x-straat 1] [plaats] .
10.
Zichtbaar is dat alle geregistreerde verbindingen tussen 17:51:07 uur en 18:01:55 uur van de mobiele nummers [telefoonnummer 2] ( [slachtoffer] ), [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ), [telefoonnummer 6] ( [betrokkene 3] ), [telefoonnummer 12] ( [betrokkene 4] ) werden afgewikkeld door de KPN BTS-site, geplaatst op de locatie [ij-straat 1] , [plaats] , die onder andere dekking geeft aan het NS-station Muziekwijk te [plaats] en zijn directe omgeving.
11. Omstreeks 18:05:30 uur werd voor het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) een inkomende verbinding geregistreerd vanaf het mobiele nummer [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) met een verbindingsduur van 25 seconden. Deze verbinding voor het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) werd afgewikkeld door de KPN BTS-site, geplaatst op de locatie [z-straat 1] , [plaats] , die onder andere dekking geeft aan een deel van muziekwijk in [plaats] .
Omstreeks 18:06:11 uur werd nogmaals voor het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) een
inkomende verbinding geregistreerd vanaf het mobiele nummer [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) nu met een verbindingsduur van 43 seconden. Deze verbinding voor het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) werd afgewikkeld door dezelfde KPN BTS-site, echter nu door de Cell-Id [007] . Deze Cell-ld betreft een UMTS antenne gericht op 210 graden ten opzichte van het Noorden en geeft onder andere dekking aan een deel van de Ringweg Hogering.
Zichtbaar is dat voor het mobiele nummer [telefoonnummer 2] ( [slachtoffer] ) een viertal uitgaande verbindingen werden geregistreerd naar de mobiele nummers [telefoonnummer 12] ( [betrokkene 4] ) en [telefoonnummer 21] ( [betrokkene 6] ). Omstreeks 18:21:00 uur werd er voor het mobiele nummer [telefoonnummer 2] ( [slachtoffer] ) de laatste actieve verbinding geregistreerd. Het betrof een uitgaande verbinding naar het mobiele nummer [telefoonnummer 21] ( [betrokkene 6] ) die na vier seconden werd doorgeschakeld naar de voicemail.
Omstreeks 18:21:04 uur werd weer voor het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) een inkomende verbinding geregistreerd vanaf het mobiele nummer [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ) met een verbindingsduur van ditmaal 97 seconden. Deze verbinding voor het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) werd afgewikkeld door de KPN BTS-site, geplaatst op de locatie [aa-straat1] , [plaats]
Zichtbaar is dat voor het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) vanaf 18:21:04 uur nagenoeg alle verbindingen werden afgewikkeld door de KPN BTS-site [aa-straat1] , [plaats] Haven.
Vanaf 19:09:12 uur tot en met 19:47:07 uur (einde van dit tijdsblok) worden alle verbindingen van het mobiele nummer [telefoonnummer 6] ( [betrokkene 3] ) afgewikkeld door de KPN BTS-site, geplaatst op de locatie [aa-straat1] , [plaats] De UMTS antennes zijn gericht op 200 graden ten opzichte van het Noorden en geven onder andere dekking aan de haven alsmede aan het strandje met het daarvoor gelegen eilandje dat is gelegen in het [meer] .
Omstreeks 19:09:09 uur werd voor het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) een inkomende sms-bericht geregistreerd vanaf het mobiele nummer [telefoonnummer 14] ( [betrokkene 7] ). Deze verbinding voor het mobiele nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) werd afgewikkeld door de KPN BTS-site, geplaatst op de locatie [aa-straat1] , [plaats]
12. Het mobiele nummer [telefoonnummer 6] ( [betrokkene 3] ) bleef in het tijdsblok van 19:47:40 uur tot en met 20:38:16 uur al zijn geregistreerde verbindingen afwikkelen via de KPN BTS-site geplaatst op de locatie [aa-straat1] , [plaats] ”
8. Voorts heeft het hof over de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de dood van [slachtoffer] , de volgende overwegingen in de bestreden uitspraak opgenomen (met weergave van één van de voetnoten van het hof):
“Wederrechtelijke vrijheidsberoving
Op 1 december 2016 kwam [slachtoffer] tussen 12:21 uur en 12:36 uur binnen bij de garage [A] in [plaats] . [betrokkene 8] , de eigenaar van de garage, heeft [slachtoffer] op de grond en tegen een bak met gereedschappen geduwd, waardoor [slachtoffer] zichtbaar pijn had. Vervolgens moest [slachtoffer] van [betrokkene 8] plaatsnemen in de kantine van de garage. Toen [slachtoffer] op een gegeven moment de kantine wilde verlaten schreeuwde [betrokkene 8] tegen hem: “Blijf zitten”. Ook werd door [betrokkene 8] erop toegezien dat [slachtoffer] de kantine niet verliet. Gelet op voornoemde omstandigheden was er naar het oordeel van het hof sprake van een situatie waaraan [slachtoffer] , zich niet kon onttrekken, zodat sprake is van het wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden van [slachtoffer] door [betrokkene 8] .
Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat [betrokkene 8] om 12:43 uur telefonisch contact heeft gehad met [betrokkene 5] .
Om 12:48 uur vindt telefonisch contact plaats tussen [betrokkene 5] en [betrokkene 7] . Vervolgens kwamen [betrokkene 5] en [betrokkene 7] omstreeks 12:56 uur bijna gelijktijdig aan bij de garage.
[slachtoffer] is in de garage vastgehouden tot het, hieronder nader te bespreken, moment dat hij is meegenomen in de Chrysler. Daarvoor heeft (de inmiddels ook in de garage verschenen) [betrokkene 1] de jas van [slachtoffer] afgenomen. [slachtoffer] heeft de garage dus zonder jas verlaten.
Vanaf ongeveer 12:00 uur hebben er meerdere telefonisch contacten plaatsgevonden tussen [verdachte] en [betrokkene 3] . Vanaf 12:38 uur verplaatsten de telefoonnummers van [verdachte] en [betrokkene 3] zich gelijktijdig van [plaats] naar de omgeving van Amsterdam. Het hof gaat ervan uit dat [verdachte] en [betrokkene 3] zich op dat moment bij elkaar voegden in de Chrysler van [betrokkene 3] .
Vanaf 13:48 uur tot ongeveer 15:55 uur hebben er meerdere telefonische contacten plaatsgevonden tussen [betrokkene 5] en [verdachte] . In de telecomgegevens is te zien dat de telefoon van [verdachte] zich in die periode verplaatst van Diemen naar Assendelft, in de omgeving van [plaats] . Het hof leidt hieruit af dat [verdachte] door [betrokkene 5] ervan op de hoogte is gebracht dat [slachtoffer] in de garage aanwezig was.
Omstreeks 15:55 uur arriveerde de Chrysler met [verdachte] , [betrokkene 3] en een NN-man in de garage.
Tientallen seconden daarvoor was er contact tussen de telefoons van [betrokkene 5] en [verdachte] . Nadat voor hen de overheaddeur was geopend, reed de Chrysler achteruit de garage in. In de garage heeft [verdachte] [slachtoffer] geslagen en naar [slachtoffer] geschreeuwd, omdat deze hem beweerdelijk geld schuldig was. [slachtoffer] moest van [betrokkene 8] de Chrysler instappen; hij werd hardhandig in de auto gezet.
Vervolgens reed de Chrysler met daarin [verdachte] , [slachtoffer] , [betrokkene 3] en NN-man weg van de
garage. Tussen 15:54 uur en 16:38 uur is zichtbaar dat de verbindingen van het telefoonnummer van [verdachte] en het telefoonnummer van [betrokkene 3] worden afgewikkeld via een zendmast die dekking geeft aan de locatie van de garage.
Omstreeks 16:35 uur vertrok de Chrysler met [verdachte] , [betrokkene 3] , de NN-man en [slachtoffer] uit de garage in de richting van [plaats] . [slachtoffer] wist op het moment dat ze op de snelweg reden niet waar ze naartoe gingen. Uit de telecomgegevens in samenhang met andere bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer] meermalen telefonisch contact heeft gehad met [betrokkene 4] en met hem een afspraak heeft gemaakt bij het station Muziekwijk in [plaats] voor het verkrijgen van geld. Rond 18:00 uur had [betrokkene 4] op die plek een ontmoeting met [betrokkene 3] en de NN-man. Zij zeiden dat ze geld kwamen halen.
[slachtoffer] zelf is met [verdachte] in de auto gebleven. Toen [betrokkene 4] geen geld gaf zijn de mannen weer weggegaan.
Na de ontmoeting met [betrokkene 4] heeft [verdachte] in de auto, in de buurt van het station [plaats] -Muziekwijk, een vuurwapen aan [slachtoffer] laten zien. Dit was een echt wapen. [verdachte] , [betrokkene 3] en de NN-man zijn vervolgens met [slachtoffer] in de Chrysler naar de [b-straat ] in [plaats] -Haven gereden. Vanaf 18:21 uur worden nagenoeg alle verbindingen van de telefoon van [verdachte] afgewikkeld via een zendmast die.(onder andere) dekking geeft aan het strandje met het daarvoor gelegen eilandje dat is gelegen in het [meer] . De Chrysler is, gelet op de verdere gebeurtenissen, kennelijk in de nabijheid van het aan de [b-straat ] gelegen strandje gestopt. [verdachte] heeft, voordat hij met [slachtoffer] de auto uitstapte, aan [slachtoffer] voor de tweede maal een vuurwapen laten zien. Hij heeft dit wapen op [slachtoffer] gewezen. Daarbij heeft [verdachte] tegen [slachtoffer] gezegd dat hij, [slachtoffer] , geen geintjes moest maken. [verdachte] is vervolgens met [slachtoffer] de auto uit gegaan.
[slachtoffer] droeg op dat moment geen jas (die was immers eerder die dag afgenomen), terwijl het - naar moet worden aangenomen gelet op de tijd van het jaar- koud zal zijn geweest [1] . [betrokkene 3] en de NN-man zaten in de auto. Op een gegeven moment is [slachtoffer] weggerend. [verdachte] is met een van de twee andere mannen, dus met [betrokkene 3] dan wel de NN-man, achter [slachtoffer] aangerend, maar ze konden hem niet vinden. De andere man, dus de NN-man dan wel [betrokkene 3] , kwam met de auto het strand op om te schijnen met de koplampen. Toen kwam de auto vast te staan. [verdachte] wilde dat [slachtoffer] terug zou komen omdat hij zijn geld wilde hebben en niet wilde dat [slachtoffer] zou “onderduiken”.
Uit het voorgaande blijkt dat [slachtoffer] tot het moment waarop hij bij het strandje wegrende,
wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd is gehouden.
Dood van [slachtoffer]
De laatste keer dat (vermoedelijk) [slachtoffer] gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon, is als met zijn telefoon om 18:21 uur wordt uitgebeld naar [betrokkene 6] . Als [slachtoffer] om 19:08 uur wordt gebeld, neemt hij niet meer op.
Op 6 december 2016 heeft [betrokkene 6] melding gedaan dat [slachtoffer] mogelijk gegijzeld dan wel vermist is. Op 7 december 2016 heeft [betrokkene 6] verklaard dat hij sinds dat [slachtoffer] hem belde om te helpen, niets meer van hem heeft gehoord. Dit duurde langer dan hij van [slachtoffer] gewend was.
Op 8 december 2016 vindt er een Telegram gesprek plaats tussen ‘ [verdachte] ’, zijnde [verdachte] , en ene ‘ [slachtoffer] ’. Dit gesprek gaat over [slachtoffer] en gaat als volgt:
(...)
[slachtoffer] : Jullie waren er toch ook
[verdachte] : Ja man wij hebben hem meegenomen
[verdachte] : hij moest mij ook lappen (hof: betalen)
(…)
[verdachte] : nu is hij kil spoorloos
[slachtoffer] : heeft hij betaald
[verdachte] : nee man, niemand wou helpen
[slachtoffer] : jullie hebben hem wel gesloopt (hof: mishandeld)
[verdachte] : ja
[slachtoffer] : maar goed of gewoon een paar klappen
[verdachte] : maar hij is in het water gesprongen
[plaatje vuurwapen]
[verdachte] : op hem.
Op 22 december 2016 wordt het stoffelijk overschot van [slachtoffer] aangetroffen in het water van het [meer] , nabij een eilandje, welk eilandje tegenover het strandje aan de [b-straat ] te [plaats] Haven is gelegen waar de Chrysler is vast komen te zitten. De watertemperatuur was op dat moment 6 graden Celsius. Uit onderzoek is gebleken dat [slachtoffer] het eilandje niet heeft betreden.
De bevindingen in het NFl-rapport pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood (sectierapport) luiden als volgt:
“Gelet op de buitentemperaturen van de afgelopen tijd kunnen de postmortale veranderingen passen bij een maximale postmortale periode van circa 20 dagen (waarna het slachtoffer niet meer levend was gezien) lang verblijf in het water. Er werden slechts beperkte letsels (onderhuidse bloeduitstortingen in de linker wenkbrauw, de benen en de rugzijde van de romp) aangetroffen. De letsels waren kort voor het overlijden opgetreden ten gevolge van inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend geweld zoals bijvoorbeeld (zich) stoten, vallen of geslagen worden. Zij hebben geen bijdrage geleverd aan het overlijden. Het vocht in de borstholten is mogelijk postmortaal ontstaan. Het kan echter niet worden uitgesloten dat (een deel van) deze vochtophoping en de vochtophoping in de maag in het kader van verdrinking zijn opgetreden. Ook het microscopisch beeld van acuut emfyseem kan optreden in het kader van verdrinking door ‘happen naar lucht’. Er werd geen toxicologische bijdrage aan de toedracht en/of het overlijden gevonden. Er waren, voor zover beoordeelbaar in verband met de postmortale veranderingen, geen aanwijzingen voor ziekelijke orgaanafwijkingen die het intreden van de dood zouden kunnen verklaren of hiervoor van betekenis geweest zouden kunnen zijn. De conclusie is dat bij de sectie geen anatomische of toxicologische oorzaak werd gevonden. Gelet op de situatie bij vinding dient verdrinking als mogelijke doodsoorzaak te worden overwogen.”
Het hof stelt op grond van het voorgaande, in samenhang bezien, vast dat [slachtoffer] bij het strandje in [plaats] -Haven is gevlucht voor [verdachte] , [betrokkene 3] en de NN-man en daarbij het water is ingegaan.
Hierbij beschouwt het hof de mededeling van [verdachte] in het Telegrambericht van 8 december 2016, inhoudende: “hij is het water in gesprongen”, als een waarneming van een ooggetuige. Het lichaam van [slachtoffer] was op dat moment immers nog niet gevonden. Nu alleen [verdachte] , [betrokkene 3] en NN-man met [slachtoffer] op het strand aanwezig waren, is het in het water springen van [slachtoffer] door een of meer van hen waargenomen. De verklaring van [verdachte] dat hij deze informatie “op straat” had gehoord is niet aannemelijk. geworden. Het past overigens ook niet in de context van de overige mededelingen die [verdachte] , met betrekking tot zijn eigen gedragingen (meenemen, mishandeling, tonen vuurwapen), op dat moment aan [slachtoffer] deed. Het dossier biedt verder geen enkel aanknopingspunt om te veronderstellen dat [slachtoffer] om enige andere reden het water in is gegaan dan om te vluchten.
Bij [slachtoffer] is geen anatomische of toxicologische doodsoorzaak gevonden. De postmortale veranderingen kunnen passen bij een maximale postmortale periode van 20 dagen. De patholoog
concludeert dat gelet op de situatie bij vinding, verdrinking als mogelijke doodsoorzaak dient te worden overwogen. Deze conclusie ligt in het verlengde van wat in de forensische literatuur wordt beschreven met betrekking tot verdrinking als doodsoorzaak, te weten dat verdrinking als doodsoorzaak niet kan worden vastgesteld bij sectie. Wel kan bij sectie worden uitgesloten dat sprake is van andere (ziekelijke) aandoeningen of een toxicologische bijdrage en kunnen aanwijzingen worden gevonden voor verdrinking.
Gelet op al het voorgaande, in samenhang bezien, en nu een mogelijk alternatieve doodsoorzaak niet aannemelijk is geworden, gaat het hof er van uit dat [slachtoffer] na zijn vlucht in het ijskoude water daar niet meer levend uit is gekomen als gevolg van verdrinking.
Causaal verband tussen de vrijheidsberoving en het overlijden van [slachtoffer]
Tenslotte moet de vraag worden beantwoord of in strafrechtelijke zin causaal verband bestaat tussen de wederrechtelijke vrijheidsberoving door [verdachte] , [betrokkene 3] en de NN-man en de dood van [slachtoffer] . Daarbij dient te worden bezien of de dood van [slachtoffer] redelijkerwijs aan de
gedragingen van [verdachte] , [betrokkene 3] en de NIM-man, die zij in het kader van deze vrijheidsberoving hebben verricht, kan worden toegerekend. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 27 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT6362, in dat verband, voor zover relevant, overwogen:
"Doorgaans is bij de beantwoording van de vraag of in strafrechtelijke zin causaal verband bestaat niet aan twijfel onderhevig dat in de keten van gebeurtenissen de gedraging van de verdachte een noodzakelijke factor is geweest voor het ingetreden gevolg - en staat dat gevolg dus in conditio sine qua non-verband tot de gedraging, welk verband in beginsel als ondergrens van het causaal verband fungeert -, maar gaat het daarbij vooral erom of het ingetreden gevolg redelijkerwijs aan (de gedraging van) de verdachte kan worden toegerekend.”
Zoals het hof hiervoor al heeft vastgesteld, is [slachtoffer] op zijn vlucht voor [verdachte] , [betrokkene 3] en de NN-man het water ingegaan, waarna hij is verdronken. De verdachten hebben door hun handelen, zijnde de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] , een reeks van gebeurtenissen in gang gezet die uiteindelijk heeft geleid tot de dood van [slachtoffer] . Het hof overweegt met betrekking tot dit handelen in het bijzonder nog het volgende.
[verdachte] , [betrokkene 3] en de NN-man zijn met zijn drieën in de Chrysler van [betrokkene 3] naar de garage
gegaan, waar [slachtoffer] in de kantine reeds van zijn vrijheid beroofd werd gehouden. Zij waren getalsmatig in de meerderheid. [verdachte] was woedend en heeft [slachtoffer] geslagen. Hij wilde geld van [slachtoffer] , maar [slachtoffer] had geen geld. [slachtoffer] werd hardhandig in de auto van [betrokkene 3] gezet en vervolgens reden [verdachte] , [betrokkene 3] en de NN-man met [slachtoffer] weg. Op het moment dat ze op de snelweg reden wist [slachtoffer] niet waar ze naartoe gingen en dat wilde ook niemand in de auto hem vertellen. [slachtoffer] kon, toen [betrokkene 6] hem aan de lijn had, niet te veel zeggen en de telefoon werd later ook van hem afgepakt. [verdachte] , [betrokkene 3] en de NN-man reden met [slachtoffer] naar het station [plaats] Muziekwijk teneinde geld op te halen bij [betrokkene 4] . [slachtoffer] is met [verdachte] in de auto achtergebleven, terwijl [betrokkene 3] en de NN-man een ontmoeting hadden met de hun onbekende [betrokkene 4] , die echter geen geld gaf. Het hof leidt hieruit af dat [slachtoffer] in de auto werd gehouden om te verhinderen dat hij aan de macht van zijn belagers zou ontkomen, daartoe al dan niet geholpen door [betrokkene 4] . Na de ontmoeting met [betrokkene 4] heeft [verdachte] aan [slachtoffer] een vuurwapen getoond. Vervolgens hebben [verdachte] , [betrokkene 3] en de NN-man [slachtoffer] in de auto meegenomen naar de [b-straat ] in [plaats] , waaraan een strandje is gelegen. Naar moet worden aangenomen in die tijd van het jaar en op dat tijdstip, een stille plek. Het was donker, gelet op het tijdstip van arriveren (rond 18:21 uur op 1 december). Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van [verdachte] dat [slachtoffer] na de ontmoeting met [betrokkene 4] met een paar jongens had gebeld en dat ze toen naar [plaats] Haven moesten rijden, omdat [slachtoffer] daar met iemand zou hebben afgesproken. Uit de telecomgegevens van [slachtoffer] blijkt immers dat na de ontmoeting met [betrokkene 4] hij enkel naar [betrokkene 4] en [betrokkene 6] heeft uitgebeld en alleen [betrokkene 6] te spreken kreeg (ZD1, p. 598). Voorts was, zoals blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen, [slachtoffer] niet degene die bepaalde waar men naartoe ging. [verdachte] wilde nog steeds geld van [slachtoffer] , welk geld [slachtoffer] nog steeds niet had en waar hij ook niet aan kon komen.
Immers, "niemand wou helpen”, aldus [verdachte] in het hiervoor genoemde Telegram gesprek. Kennelijk is [slachtoffer] ook mishandeld (afgezien van de klap die hij a) in de garage van [verdachte] had gekregen) nadat hij was meegenomen door [verdachte] , [betrokkene 3] en de NN-man. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat [slachtoffer] “ja” antwoordt op de vraag van ‘ [slachtoffer] ’: “jullie hebben hem wel gesloopt”.
Voorts zijn bij [slachtoffer] letsels vastgesteld, die kort voor zijn overlijden zijn ontstaan. [verdachte] heeft [slachtoffer] bij het strand nogmaals een vuurwapen getoond, daarmee op hem gewezen en heeft gezegd dat [slachtoffer] geen geintjes moest uithalen. Toen [verdachte] , [betrokkene 3] en de NN-man met [slachtoffer] bij het strand arriveerden, werd deze inmiddels al bijna twee uur door hen van zijn vrijheid beroofd gehouden. Zij waren geenszins van plan om [slachtoffer] vrij te laten, getuige ook het feit dat zij hem met z’n drieën zijn gaan zoeken toen hij was weggerend. Daar komt bij dat [verdachte] heeft verklaard: “ik wilde mijn geld hebben. Ik wilde dat hij terug zou komen. Ik wilde dat hij naast mij zou staan. Als hij hem peert, duikt hij altijd onder.”
Een wederrechtelijke vrijheidsberoving kan naar de aard van het delict als gevolg hebben dat het
slachtoffer een vluchtpoging onderneemt. Daarbij kan het slachtoffer, onder meer afhankelijk van zijn vrees voor degenen die hem vasthouden, de mate van dreiging die van de overige omstandigheden van de wederrechtelijke vrijheidsberoving uitgaat, zijn inschatting van wat er nog komen gaat en de mogelijke paniek waarin hij verkeert, al dan niet bewust risico’s nemen op zijn vlucht. [slachtoffer] verkeerde, als gevolg van het handelen van [verdachte] , [betrokkene 3] en de NN-man zoals hiervoor omschreven, in een uitermate bedreigende en op dat moment voor hem ook uitzichtloze situatie. Het is tegen deze achtergrond dat hij, kennelijk geen andere uitweg ziende, een risicovolle vluchtpoging heeft ondernomen door het water in te gaan, hetgeen hem fataal is geworden.
Conclusie
Het hof is van oordeel dat, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, de dood van [slachtoffer] in
redelijkheid aan [verdachte] , [betrokkene 3] en de NN-man kan worden toegerekend. Het tenlastegelegde feit kan daarom wettig en overtuigend worden bewezen.”
9. Het proces-verbaal van het hof van 7 september 2021 houdt omtrent het verzoek om [betrokkene 4] te horen als getuige in:
“De raadsman van de verdachte [verdachte] deelt mee:
Het hof heeft op 10 juli 2020 het verzoek tot het horen van getuigen [betrokkene 4] bij de raadsheer-commissaris toegewezen. De raadsheer-commissaris heeft onvoldoende gedaan om de verblijfplaats van deze getuige te achterhalen. [betrokkene 4] had ‘gesignaleerd’ kunnen worden of familieleden hadden geraadpleegd kunnen worden over zijn verblijfsplaats. Ook had via [betrokkene 6] geïnformeerd kunnen worden naar de getuige. In het dossier trof ik geen proces-verbaal
van bevindingen van de recherche of een bevel van medebrenging aan. [betrokkene 4] zit in Suriname volgens de gegevens van de afdeling Vreemdelingendienst van het Korps Politie Suriname. Het enkel informeren in Suriname is daarvoor onvoldoende. De suggestie is gedaan dat [betrokkene 4] in Frans Guyana verblijft en ook daar had geïnformeerd kunnen worden. De verdediging handhaaft het verzoek [betrokkene 4] als getuige te horen, nu zijn verklaring door de rechtbank voor het bewijs is gebruikt. Ik verzoek u de raadsheer-commissaris te bevelen nader onderzoek te doen naar de verblijfsgegevens van [betrokkene 4] , desnoods via een rechtshulpverzoek.
(…)
Het belang van het horen van deze getuige is door het hof eerder onderkend en de getuige is toegewezen. Het verdedigingscriterium is van toepassing. Mijn cliënt is geen bekennende verdachte. [slachtoffer] is vrijwillig met mijn cliënt meegegaan. Van gijzeling of ontvoering is geen sprake.
(…)
Het hof onderbreekt het onderzoek ter terechtzitting voor beraad.
Na hervatting van het onderzoek deelt de voorzitter in de zaak van de verdachte [verdachte] het volgende mee:
Het hof deelt de taakopvatting van de raadsman ten aanzien van de raadsheer-commissaris niet.
De raadsheer-commissaris is geen opsporende instantie. Getuigen worden in beginsel opgeroepen - en gehoord - aan de hand van vooraf opgegeven adres- en verblijfsgegevens. Bij de betekening van de oproeping in Nederland is bekend geworden dat [betrokkene 4] in Suriname zou verblijven. Dat is via een door de raadsheer-commissaris uitgevaardigd rechtshulpverzoek bevestigd door de Surinaamse autoriteiten. Horen is echter niet gelukt, omdat in Suriname geen adres- of verblijfgegevens bekend zijn geworden. Daarmee houdt de rol van de raadsheer-commissaris op. Er zijn op dit moment geen nieuwe aanknopingspunten voor de verblijfplaats van [betrokkene 4] . Dit betekent dat de getuige niet binnen een aanvaardbare termijn ter terechtzitting gehoord kan worden, zodat het hof het verzoek van de raadsman afwijst.”
10. Voorts heeft het hof in de besteden uitspraak nog overwogen:
“Voorwaardelijk verzoek tot het horen van een getuige
De raadsman heeft verzocht [betrokkene 4] te horen als getuige in het geval het hof de verklaring van [betrokkene 4] voor het bewijs gebruikt. Nu dat het geval is, zal het hof op het verzoek beslissen. De raadsman heeft eerder verzocht [betrokkene 4] te horen. Dat verzoek is op de regiezitting van 10 juli 2020 toegewezen en de zaak is daartoe verwezen naar de raadsheer-commissaris. Die heeft [betrokkene 4] niet kunnen horen, omdat hij onvindbaar was. De raadsheer-commissaris heeft daarvan op 23 augustus 2021 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Op de terechtzitting van 7 september 2021 heeft de raadsman opnieuw verzocht [betrokkene 4] te horen. Dat verzoek is door het hof afgewezen, omdat onaannemelijk werd geacht dat de getuige [betrokkene 4] binnen aanvaardbare termijn gehoord kon worden. Bij dat oordeel heeft het hof betrokken dat uit het onderzoek door de raadsheer-commissaris is gebleken dat [betrokkene 4] sinds 20 juli 2021 in Suriname verblijft en dat de Surinaamse autoriteiten hebben laten weten dat [betrokkene 4] niet voorkomt in de bevolkingsadministratie. [betrokkene 4] heeft ook geen logeeradres opgegeven. Van de getuige is dus geen adres in Suriname bekend geworden. Tevens zijn er geen uitreisgegeven van [betrokkene 4] , zodat
moet worden aangenomen dat de getuige nog in Suriname verblijft. Deze situatie is onveranderd. Van de getuige zijn geen adres- of verblijfsgegevens bekend en ook de raadsman heeft geen nieuwe informatie ter zake verstrekt. Bij die stand van zaken is het hof van oordeel dat (ook nu nog) onaannemelijk is dat de getuige [betrokkene 4] binnen aanvaardbare termijn ter terechtzitting zal verschijnen. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
11. Het
eerste middelklaagt dat het hof in de bewijsvoering gebruik heeft gemaakt van een verklaring van een getuige, afgelegd bij de politie, terwijl de verdediging niet de gelegenheid heeft gehad om vragen te kunnen stellen aan deze getuige.
12. De uitvoerige toelichting op het middel raakt de kern van de klacht met de volgende slotzin: “Nu verdachte niet in staat is gesteld de belastende getuige te horen heeft het hof ten onrechte niet doen blijken daarbij te hebben nagegaan of er compenserende maatregelen zijn getroffen en/of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces, zodat het arrest, althans de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed. [2]
13. Het beoordelingskader voor deze klacht is te vinden in HR 29 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:402, NJ 2022/209 m.nt. Jörg:
“2.4.1 De Hoge Raad is in zijn arrest van 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, ingegaan op de beoordeling van verzoeken tot het oproepen en horen van getuigen door de feitenrechter, in de situatie dat zo’n verzoek betrekking heeft op een getuige ten aanzien van wie de verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al - in het vooronderzoek of anderszins - een verklaring heeft afgelegd met een belastende strekking. In dat verband heeft de Hoge Raad onder meer aandacht besteed aan de wijze waarop de rechter dient na te gaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Daarover heeft de Hoge Raad onder meer het volgende overwogen:
“2.12.1 De voor het Nederlandse stelsel kenmerkende omstandigheid dat de rechter in de loop van het strafproces beslissingen neemt over het oproepen en horen van getuigen, is niet alleen van betekenis bij de beoordeling van getuigenverzoeken, maar ook bij de eindbeoordeling van de zaak. Zoals in het (...) arrest van 4 juli 2017 [ECLI:NL:HR:2017:1015] is overwogen, moet de rechter voordat hij einduitspraak doet, nagaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Zo nodig zal hij hetzij ambtshalve alsnog overgaan tot het oproepen en het horen van (een) getuige(n), hetzij bij zijn beslissing over de bewezenverklaring onder ogen moeten zien of en zo ja, welke gevolgen moeten worden verbonden aan de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid om de relevante getuige(n) in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen.
2.12.2 Deze wijze van beoordeling sluit aan bij de drie stappen die in de rechtspraak van het EHRM deel uitmaken van de beoordeling of, in gevallen waarin de verdediging niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om het ondervragingsrecht uit te oefenen, het proces als geheel eerlijk is verlopen. Van belang hierbij zijn (i) de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend met betrekking tot een getuige van wie de verklaring voor het bewijs wordt gebruikt, (ii) het gewicht van de verklaring van de getuige, binnen het geheel van de resultaten van het strafvorderlijke onderzoek, voor de bewezenverklaring van het feit, en (iii) het bestaan van compenserende factoren, waaronder ook procedurele waarborgen, die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid. Deze beoordelingsfactoren moeten daarbij in onderling verband worden beschouwd. Naarmate het gewicht van de verklaring groter is, is het - wil de verklaring voor het bewijs kunnen worden gebruikt - des te meer van belang dat een goede reden bestaat voor het niet bieden van een ondervragingsgelegenheid en dat compenserende factoren bestaan. Dit betekent dat met name in gevallen waarin niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen zonder dat die in beslissende mate zal steunen op de verklaring van de getuige, terwijl de verdediging het nodige initiatief heeft getoond om het ondervragingsrecht te kunnen uitoefenen en een goede reden ontbreekt om de getuige niet te horen, de rechter (alsnog) zal moeten overgaan tot het oproepen en horen van die getuige, althans nog zal moeten doen wat redelijkerwijs mogelijk is om de verdediging de gelegenheid te bieden tot uitoefening van het ondervragingsrecht.
Als de uitoefening van het ondervragingsrecht niet wordt gerealiseerd, moet de rechter onderzoeken of voldoende compenserende factoren hebben bestaan voor de door de verdediging ondervonden beperkingen bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de verklaring van de getuige, waarmee ook de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing wordt gewaarborgd. Als de rechter oordeelt dat (vooralsnog) onvoldoende compenserende factoren hebben bestaan, onderzoekt hij of daartoe alsnog stappen kunnen worden gezet. Het gaat er daarbij in de kern om dat de rechter de betrouwbaarheid van de verklaring van de niet-ondervraagde getuige zorgvuldig onderzoekt, een en ander in samenhang met het overige bewijsmateriaal en in het licht van de betwisting door de verdachte van die verklaring. Van belang daarbij kunnen zijn verklaringen van personen tegenover wie de getuige - kort na de gebeurtenissen waar het om gaat - zijn of haar verhaal heeft gedaan of die anderszins feiten en omstandigheden waarop de getuigenverklaring ziet, kunnen bevestigen. Het kan onder omstandigheden ook gaan om verklaringen van deskundigen die de totstandkoming en de betrouwbaarheid van de verklaring van de niet-ondervraagde getuige dan wel de persoon van die getuige aan een onderzoek hebben onderworpen. Verder kan compensatie betrekking hebben op procedurele waarborgen zoals de beschikbaarheid van een audiovisuele vastlegging van het verhoor van de getuige of het ondervragen van de zojuist genoemde personen of deskundigen. In dit verband kan ook van belang zijn dat de verdediging wel een beperkte mogelijkheid heeft gehad om vragen te (doen) stellen aan de getuige.
2.12.3 De toetsing in cassatie kan gericht zijn op de vraag of de beslissing het tenlastegelegde mede op grond van een verklaring van een niet-ondervraagde getuige bewezen te verklaren in overeenstemming is met het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces en de daaraan verbonden notie van ‘the overall fairness of the trial’. Bij deze beoordeling kan van belang zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dit het geval is, (nader) heeft gemotiveerd.”
2.4.2 Verder heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1418 het volgende overwogen:
“2.4.2 Hierbij is nog het volgende van belang. In het (...) arrest van de Hoge Raad van 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1016 heeft de Hoge Raad overwogen dat “de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid een getuige te ondervragen, niet eraan in de weg [staat] dat een door die getuige afgelegde verklaring voor het bewijs wordt gebezigd, mits is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, in het bijzonder doordat de bewezenverklaring niet in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd dan wel - indien de bewezenverklaring wel in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd - het ontbreken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om de desbetreffende getuige te ondervragen in voldoende mate wordt gecompenseerd.” De Hoge Raad ziet mede in verband met de [hiervoor] bedoelde rechtspraak van het EHRM aanleiding deze rechtspraak als volgt te verduidelijken. Voor de beoordeling of wordt voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, is het gewicht van de betreffende getuigenverklaring in de bewijsconstructie nog altijd een belangrijke beoordelingsfactor. Dat doet er echter niet aan af dat ook de aanwezigheid van een goede reden voor het niet kunnen ondervragen van de getuige en het bestaan van compenserende factoren in die beoordeling moeten worden betrokken, waarbij al deze beoordelingsfactoren in onderling verband dienen te worden beschouwd (vgl. rechtsoverweging 2.12.2 van [HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576]).”
14. In het vervolg moet er verder van worden uitgegaan dat in het onderhavige geval de verzochte en opgeroepen getuige [betrokkene 4] niet door een rechter is gehoord (afwijzende beslissingen bij proces-verbaal van 7 september 2021 -randnummer 9- en bij eindarrest van het hof -randnummer 10-) , terwijl de verklaring wel voor het bewijs is gebruikt (bewijsmiddel 16 onder randnummer 7). Of er in een dergelijk geval voldaan is aan het in art. 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces komt naar voren uit de onder randnummer 13 geciteerde overwegingen van de Hoge Raad. Het is afhankelijk van drie aspecten: (i) is er een geldige reden voor niet horen van de getuige?: (ii) wat is het gewicht van diens verklaring in het geheel van de bewijzen?; (iii) zijn er compensatoire factoren denkbaar en toegepast? Ik bespreek deze aspecten die onderling verband en samenhang moeten worden gezien in de volgende randnummers.
15. Het eerste aspect betreft de vraag of de reden om van het verhoor af te zien geldig is. De door het hof gebezigde reden heeft een wettelijke grondslag te weten dat van verhoor van een getuige kan worden afgezien indien “het onaannemelijk is dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn ter zitting zal verschijnen” (art. 288 lid 1 aanhef en onder a Sv). De beslissingen waarbij de verzoeken tot het horen van de getuige [betrokkene 4] zijn afgewezen, zijn op deze grondslag gebaseerd en voorzien van motivering opgenomen onder de randnummers 9 en 10 hierboven. Het komt er op neer dat de getuige onvindbaar is. In cassatie wordt (anders dan in feitelijke aanleg) noch de grondslag van de beslissing noch de motivering ervan betwist zodat al op die grond (en ook overigens) er verder van kan worden uitgegaan dat het hof dit aspect op een juiste en niet onbegrijpelijke wijze in de beoordeling heeft betrokken.
16. Het tweede aspect betreft het gewicht van de voor het bewijs gebezigde verklaring in het geheel van de bewijzen. Het hof heeft in de bewijsmotivering niet alleen aandacht besteed aan de mogelijkheid om de verklaring van onder meer [betrokkene 4] in verband met de betrouwbaarheid te gebruiken, maar ook aan de betekenis van die verklaring in het perspectief van het overige bewijs. Ik citeer in dit verband nogmaals uit het arrest van het hof een deel van hetgeen is opgenomen onder ‘Verweer betrouwbaarheid getuigen’:
“Het hof ziet echter geen aanleiding om de verklaringen van [betrokkene 6] voor het overige onbetrouwbaar te achten. Daartoe overweegt het hof dat deze verklaringen op belangrijke punten steun vinden in andere bewijsmiddelen. Zo heeft [betrokkene 6] verklaard dat hij het slachtoffer [slachtoffer] aan de telefoon heeft gehad, dat die hem vroeg om geld te betalen en daarbij zei dat hij werd vastgehouden. Deze verklaring staat niet op zichzelf. Meer in het bijzonder ten aanzien van het ‘vasthouden’ geldt dat de getuige [betrokkene 4] ook heeft verklaard dat [slachtoffer] hem belde voor geld en zei dat hij werd vastgehouden. In zoverre ondersteunen de verklaringen elkaar. Bovendien is [slachtoffer] in de garage gefilmd op een moment dat hij aan de telefoon is en hij zegt dan: “ze laten me niet gaan”. In zoverre acht het hof de verklaring van [betrokkene 6] voldoende betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Uit het voorgaande volgt dat het hof de verklaring van de getuige [betrokkene 4] ook voldoende betrouwbaar acht om te gebruiken voor het bewijs. Voorts vindt de verklaring van [betrokkene 4] dat hij met [slachtoffer] had afgespróken bij station [plaats] Muziekwijk, maar dat hij daar vervolgens een ontmoeting heeft gehad met twee voor hem onbekende mannen die geld kwamen halen, bevestiging in de verklaring van de verdachte zelf.”
17. Het oordeel van het hof over de betrouwbaarheid van de verklaring van [betrokkene 4] en daarmee de bruikbaarheid voor het bewijs is (onder meer) te zien als een min of meer impliciete reactie op de onderbouwing door de verdediging van het verzoek om de getuige te horen. Die onderbouwing is gegeven ter terechtzitting van 10 juli 2021 en wordt door de stellers van het middel onder nummer 1.5 van de cassatieschriftuur geciteerd. Naar voren is gebracht dat (onder meer) de getuige [betrokkene 4] diende te worden bevraagd over de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van zijn verklaring. Waarom de verzochte getuige geen betrouwbare verklaring zou hebben afgelegd wordt in feitelijke aanleg niet verder toegelicht, maar wel wordt toegelicht dat de vragen de omstandigheid betreffen dat [betrokkene 4] [betrokkene 6] die dag uitvoerig heeft gesproken. De onder randnummer 16 geciteerde bewijsoverweging gaat daarmee juist in op het punt dat ten grondslag lag aan het verzoek tot het horen van [betrokkene 4] te weten zijn betrouwbaarheid. Dat het hof de (voor zover voor het bewijs gebruikte) verklaring van [betrokkene 4] betrouwbaar acht in het licht van het overige bewijs acht ik niet onbegrijpelijk. Ik licht dat toe.
18. De als bewijsmiddel 16 (randnummer 6 hierboven) opgenomen verklaring van [betrokkene 4] bevat een aantal feiten en omstandigheden:
(a) Telefonisch contact in de periode 16.35 en 18.01 uur tussen de telefoon van [betrokkene 4] en de telefoon van het slachtoffer [slachtoffer] ;
(b) Het slachtoffer vertelde aan de getuige dat hij naar de kiosk moest/zou komen;
(c) De getuige had het slachtoffer aan de lijn die hem vertelde dat hij ze geld moest geven;
(d) De getuige dacht dat het slachtoffer met [betrokkene 5] zou komen, maar hij kwam met twee onbekenden;
(e) De onbekenden zeiden de getuige dat ze geld kwamen halen;
(f) De getuige zei dat hij met [betrokkene 5] had afgesproken;
(g) Zij vroegen of de getuige geld ging geven en de getuige zei neen;
(h) De onbekende mannen zijn weggegaan en de getuige heeft het slachtoffer daar niet bij gezien;
(i) De getuige keek nog naar de auto’s, maar het was heel druk. Hij weet niet in welke auto het slachtoffer zat.
19. Onderdeel (a) wordt technisch bewezen door bewijsmiddel 21 (onder 9). Onderdelen (b), (c), (e), (g) vinden steun in de als bewijsmiddel 1 (randnummer 7) gebruikte verklaring van de verdachte. Veel van hetgeen de getuige verklaart past naadloos in beide door het hof voor het bewijs gebezigde verklaringen van [betrokkene 6] (bewijsmiddelen 11 en 12; randnummer 7). De getuige [betrokkene 6] is door de raadsheer-commissaris gehoord zodat de verdediging in de gelegenheid is geweest zijn verklaring op betrouwbaarheid te toetsen. Enkele onderdelen van de voor het bewijs gebruikte verklaring van [betrokkene 4] hebben niet of nauwelijks zelfstandige bewijsbetekenis en zijn kennelijk opgenomen om het lopende verhaal in het proces-verbaal van politie niet te onderbreken (onderdelen (f), (h) en (i)). Nog voorzichtig gezegd ligt in de bewijsconstructie van het hof besloten dat de verklaring van [betrokkene 4] zo bezien weinig zelfstandige betekenis heeft. Het gewicht van de voor het bewijs gebezigde verklaring is in het geheel van de bewijzen (tweede aspect) licht, in ieder geval verre van bepalend.
10. Over compenserende factoren (het derde aspect) bevat het arrest van het hof geen expliciete overwegingen. Kennelijk heeft het hof gelet op de geldige reden voor het afzien van het verhoor van de getuige [betrokkene 4] en de (zeer) geringe bewijsbetekenis van zijn verklaring dat niet noodzakelijk geacht. Dat is niet onjuist of onbegrijpelijk. Het verdient sterke voorkeur dat het hof deze afweging inzake de noodzaak van compensatie met zoveel woorden in het arrest maakt, maar ik meen dat hier de afwezigheid van noodzaak tot compensatie zodanig evident is dat het ontbreken van uitdrukkelijk gemotiveerde beslissing niet fataal hoeft te zijn. Ingeval van een gemotiveerde beslissing over de noodzaak had het hof daarbij overigens nog kunnen betrekken dat, zoals uit de in randnummer 16 geciteerde overwegingen van het hof naar voren komt, (ook) de verklaring van [betrokkene 4] in samenhang met de andere bewijsmiddelen betrouwbaar wordt geoordeeld. Bovendien zou in aanmerking kunnen worden genomen dat de verklaring van [betrokkene 6] in het geheel van de bewijsmiddelen van aanzienlijk meer gewicht is dan die van [betrokkene 4] . Door het horen van [betrokkene 6] door de raadsheer-commissaris was er gelegenheid de verklaring van [betrokkene 4] voor zover deze overeen kwam of aansloot bij die van [betrokkene 6] ten overstaan van de raadsheer-commissaris (weliswaar indirect) op betrouwbaarheid te toetsen.
21. Ik concludeer dat ondanks het niet horen van de getuige [betrokkene 4] is voldaan aan het in art. 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Het
eerste middelfaalt.
22. Het
tweede middelklaagt over de motivering van het bewezenverklaarde oorzakelijk verband tussen de gedragingen en de dood.
23. Volgens het middel en de daarop in de cassatieschriftuur onder nummer 2.16 gegeven toelichting is de motivering onvoldoende en/of onbegrijpelijk wegens het ontbreken van (nadere) vaststellingen over de precieze doodsoorzaak, over de watertemperatuur en over de termijn dat het slachtoffer in het water heeft verbleven en dat verdachten op het strand naar hem hebben gezocht.
24. Voor de overwegingen van het hof inzake het oorzakelijk verband verwijs ik naar randnummer 8, in het bijzonder onder het kopje ‘Causaal verband tussen de vrijheidsberoving en het overlijden van [slachtoffer] ’.
25. Het middel klaagt niet over de door het hof bij de bepaling van het oorzakelijk verband aangelegde maatstaf. Weliswaar wordt in de toelichting op het middel (zeer) uitvoerig aandacht besteed aan uit de literatuur bekende uiteenlopende benaderingen van de strafrechtelijke causaliteit, maar dat leidt niet tot een concrete klacht over een door het hof onjuist toegepast criterium. Volgens vaste rechtspraak is het (nogal onbepaalde en voor de invulling nogal van de omstandigheden van het geval afhankelijke) criterium voor strafrechtelijke causaliteit ‘redelijke toerekening’. [3] In de - ook door het hof geciteerde - woorden van de Hoge Raad uit 2012:
“Doorgaans is bij de beantwoording van de vraag of in strafrechtelijke zin causaal verband bestaat niet aan twijfel onderhevig dat in de keten van gebeurtenissen de gedraging van de verdachte een noodzakelijke factor is geweest voor het ingetreden gevolg - en staat dat gevolg dus in condicio sine qua non-verband tot de gedraging, welk verband in beginsel als ondergrens van het causaal verband fungeert -, maar gaat het daarbij vooral erom of het ingetreden gevolg redelijkerwijs aan (de gedraging van) de verdachte kan worden toegerekend.” [4]
26. De eerste klacht betreft niet zo zeer de causaliteit als wel het bewijs van enige concrete oorzaak van de dood. De klacht dat het hof die doodsoorzaak in het midden heeft gelaten door te spreken van verdrinking als
mogelijkedoodsoorzaak berust op een onjuiste lezing van de overwegingen van het hof. Ik verwijs naar de overwegingen van het hof onder het kopje ‘Dood van [slachtoffer] ’, zoals hierboven geciteerd onder randnummer 8. Het hof wijst er op dat de patholoog concludeert dat gelet op de situatie bij vinding, verdrinking als mogelijke doodsoorzaak dient te worden overwogen. Belangrijk is vervolgens wat in de forensische literatuur wordt beschreven met betrekking tot verdrinking als doodsoorzaak, te weten dat verdrinking als doodsoorzaak
nietkan worden vastgesteld bij sectie. Kortom de conclusie van de deskundige zal nooit zijn dat verdrinking de doodsoorzaak is, hooguit dat het als doodsoorzaak dient te worden overwogen. Nu volgens de deskundige verdrinking als doodsoorzaak dient te worden overwogen en nu een mogelijk alternatieve doodsoorzaak niet aannemelijk is geworden concludeert het hof dat de dood is ingetreden door verdrinking. De klacht mist daarmee feitelijke grondslag. Ten overvloede: in voorkomend geval behoeft enige onzekerheid over de doodsoorzaak het causaal verband nog niet uit te sluiten.
27. Dan de klacht dat door het hof uitsluitend de watertemperatuur ten tijde van het aantreffen van het stoffelijk overschot van het slachtoffer op 22 december 2016 in aanmerking is genomen en daarmee niet de (water)temperatuur ten tijde van het feit. In de onder randnummer 8 geciteerde overwegingen van het hof is onder het kopje ‘Wederrechtelijke vrijheidsbeneming’ ook een voetnoot (2) van het hof opgenomen en die voetnoot houdt de temperatuur in ten tijde van het bewezenverklaard feit (1 december 2016 in Lelystad, gemiddeld 7,8 graden Celsius, met een maximum temperatuur van 9,3 en een minimum temperatuur van 5,2 graden Celsius). In zoverre heeft het hof wel getracht enig inzicht in de temperatuur op de dag van het feit te geven. Die temperatuur achtte het hof relevant in het kader van de vrijheidsbeneming nu het koud was en verdachte geen jas (meer) had. Er ligt in besloten dat een mens in het algemeen dergelijke omstandigheden liever niet en zeker niet vrijwillig ondergaat.
28. De overwegingen van het hof onder randnummer 8, in het bijzonder onder het kopje ‘Causaal verband tussen de vrijheidsberoving en het overlijden van [slachtoffer] ’ houden niet in dat voor het aannemen van het causaal verband de temperatuur van het water gewicht in de schaal heeft gelegd. Het woord (water)temperatuur komt er niet in voor, evenmin als enige nadere verwijzing naar die temperatuur (bijvoorbeeld: het was koud). Ook in zoverre mist het middel feitelijke grondslag.
29. In de overwegingen over het causaal verband in het arrest van het hof is niet met zoveel woorden aandacht besteed aan de omstandigheid dat verdachte naar het slachtoffer heeft gezocht en evenmin aan de omstandigheid dat het slachtoffer enige tijd in het water verbleef. [5] Ook vaststellingen over de duur van het zoeken en de duur van het verblijf in het water ontbreken. Dergelijke nadere vaststellingen achten de stellers van het middel zo cruciaal dat het aannemen van causaal verband zonder die vaststellingen niet toereikend of onbegrijpelijk is gemotiveerd. De stellers besluiten met (cassatieschriftuur 2.17 laatste zin): “Zonder nadere feitelijke vaststellingen kan niet worden gezegd dat de in de bewijsmiddelen vastgestelde gedragingen van verdachten een redelijkerwijs voorzienbare kans op letsel, laat staan de dood, met zich mee hebben gebracht en dat het overlijden van het slachtoffer redelijkerwijze als gevolg van de wederrechtelijke vrijheidsberoving aan de verdachte en de medeverdachten kunnen worden toegerekend.”
30. Ik volg dat niet en meen dat deze klacht niet tot cassatie kan leiden. Omtrent beide feitelijke punten zou de verdediging in feitelijke aanleg een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt als bedoeld in art. 359 lid 2, tweede lid, Sv hebben kunnen innemen en vervolgens zou er over het ontbreken van een (toereikende en begrijpelijke) beslissing van het hof naar aanleiding van dat standpunt in cassatie kunnen worden geklaagd. Nu is daarvoor geen ruimte meer. Ik wijs er bovendien nog op dat in de schriftuur terloops lijkt te worden geschakeld naar de adeguatietheorie (‘redelijk voorzienbaar’). Het hof gebruikt die woorden in de overwegingen niet, maar houdt het op de redelijke toerekening. Ook op dit punt ontbreekt een beroep op een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt. Ten overvloede meen ik dat gelet op alle omstandigheden van het geval ook de conclusie dat de dood in redelijkheid voorzienbaar was niet onbegrijpelijk is.
31. Het oordeel van het hof dat de dood is veroorzaakt door het gedrag, is onjuist noch onbegrijpelijk.
32. Het
tweede middelfaalt eveneens.
33. Beide middelen falen en het tweede middel kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
34. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Voetnoten

1.Voetnoot 2 hof:
2.Zie naast de in voetnoten 25, 26 en 27 genoemde arrest ook nog o.m. HR 25 mei 2021, NJ 2021/211 [aldus originele noot bij citaat]. Ik voeg de noten waarnaar wordt verwezen toe: 25 R.o.v. 2.4.2 HR 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1418; 26. R.o.v. 2.4.2. HR 21 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1930; 27 R.o.v. 2.5.2 HR 1 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:782. Verder wijs ik op een recente conclusie over deze materie van mijn ambtgenoot Harteveld: ECLI:Nl::PHR:2022:1108.
3.HR 11 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT5772, NJ 2006/548 en HR 28 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ00247, NJ 2007/49. Zie voorts J. de Hullu, Materieel strafrecht, Wolters Kluwer Deventer 2021, p. 175 e.v.
4.HR 27 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT6362, NJ 2012/301 m.nt. Keijzer (Groningse HIV-zaak)..
5.Mij is overigens ook onduidelijk wat hiermee nu wordt bedoeld. De termijn tussen te water raken en het vinden van het slachtoffer staat vast. Bedoelen de stellers van het middel dat het voor het causaal verband van betekenis is hoe lang het slachtoffer nog levend (zwemmend) in het water verbleef? Of er nu een kwartier, een uur of een paar uur is gezocht lijkt mij voor het causaal verband ook niet bepalend. Mogelijk ligt het enigszins anders als er (onmiddellijk) alarm was geslagen. Juist lang zoeken kan hier ook een factor zijn die het causale verband ondersteunt.