ECLI:NL:PHR:2023:1108

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
21/03282
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen door middel van fictief dienstverband en de gevolgen voor de strafmaat

In deze zaak gaat het om de verdachte die is veroordeeld voor witwassen, waarbij het hof oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van geld door middel van fictieve loonbetalingen uit een niet-bestaand dienstverband. De verdachte is bij arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 juli 2021 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. De Hoge Raad heeft op 5 december 2023 de conclusie van de procureur-generaal besproken, waarin werd gesteld dat de middelen van cassatie die betrekking hebben op de bewezenverklaring van het witwassen gegrond zijn. De conclusie stelt dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte betalingen heeft gedaan aan de fictieve werkgever, wat leidt tot de vraag of dit tot cassatie moet leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde straf. De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer21/03282
Zitting5 december 2023
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de verdachte

1.Het cassatieberoep

1.1
De verdachte is bij arrest van 29 juli 2021 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens:
- 1 subsidiair "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd";
- 2 en 7 “de eendaadse samenloop van: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven”;
- 3 primair “van het plegen van witwassen een gewoonte maken”;
- 4 “handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd”; en
- 5 “handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie”, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts heeft het hof een in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedrag verbeurd verklaard en de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen gelast.
1.2
Er bestaat samenhang met de zaken 21/02959, 21/03043, 21/03019, 21/02994, 21/03079, 21/03102, 21/03103, en 21/03101. In de laatste twee zaken is reeds arrest gewezen. In de overige zaken zal ik vandaag ook concluderen.
1.3
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te [plaats] , heeft drie middelen van cassatie voorgesteld.
1.4
Nu het eerste en het tweede middel betrekking hebben op de bewezenverklaring van het onder 3 bewezen verklaarde feit zal ik hierna eerst de bewezenverklaring, de bewijsmiddelen en de bewijsoverwegingen inzake dit feit weergeven en daarna de middelen bespreken.

2.Bewezenverklaring, bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen

2.1
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“3.
hij in de periode van 1 mei 2009 tot 16 januari 2012 in Nederland van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, voorwerpen, te weten:
- 85.800 euro (fictief loon) en
- 143.445,15 euro en
- goederen, te weten meubelen (vitrinekasten, een dressoir, een salontafel en een TV opzetkast), voorhanden gehad of omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen
– onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;”
2.2
De bewezenverklaring van het onder 3 bewezen verklaarde feit steunt op de volgende bewijsmiddelen (met weglating van verwijzingen en de bij het twaalfde bewijsmiddel weergegeven afbeelding van een verkoopbon van een aantal meubels):

[F]
1.
Het proces-verbaal van ambtshandeling, opgenomen in het zaakdossier Witwassen [verdachte] , […] voor zover dit inhoudt als relaas van bevindingen:
Inleiding
In het kader van het strafrechtelijk onderzoek door de Nationale Recherche tegen onder meer [verdachte] [het hof begrijpt: verdachte] e.a. op grond van artikel 110 van het Wetboek van strafvordering vond op 25 oktober 2011, onder leiding van mr. A. van der Perk, rechter commissaris en hulpofficier van justitie W.J. van der Gulik, een doorzoeking plaats op het adres [a-straat 1-2] , [plaats] . Op dit adres is gevestigd Hotel [A] . Tevens is dit het woonadres van [betrokkene 1] . Tijdens deze doorzoeking is onder meer een portable computer in beslaggenomen: Aansluitend traden wij op vrijwillige basis, onder leiding van Van der Gulik, binnen op het adres [b-straat 1] , [plaats] , het vestigingsadres van v.o.f. [B] Administratiekantoor.
Overnemen gegevens computers en datadragers op locatie
Tijdens de hiervoor genoemde doorzoeking op het adres [a-straat 1-2] , [plaats] maakte ik met behulp van het programma Selective Copy Tool (SCT) een kopie van 7.244 office en e-mail bestanden van de desktopcomputer, merk Asus, die zich bevond in de receptie van het hotel. Vanuit het Office programma Outlook maakte ik verder kopieën van alle emailberichten die de woorden uur, loon, salaris, of afgeleiden hiervan bevatten. Op de computer is een kassaprogramma van [C] geïnstalleerd, waarin de transacties met betrekking tot de bedrijfsvoering van het hotel worden vastgelegd. Met behulp van dit programma vervaardigde ik een geprint transactierapport met de cumulatieve saldi van alle transacties over de periode 03/01/09 tot en met 24/10/11.
(...)
Printen gegevens
Op het adres [b-straat 1] , [plaats] maakte ik op één van de computers van het administratiekantoor vanuit het programma [D ] (2009/2010/2011) uit de loonadministratie op naam van [betrokkene 2] , [c-staat 1] , [plaats] , voor werknemer [verdachte] over de periode mei 2009 t/m september 2011 de volgende geprinte overzichten:
• Loonberekeningen per maand
• Verzamelloonstaat per jaar.
2. Het proces-verbaal relaas, opgenomen in het zaakdossier Witwassen [verdachte] , […] voor zover dit inhoudt als relaas van bevindingen:
Uit het onderzoek in de inbeslaggenomen administratie van [A] B.V., [E] B. V. en [F] B.V. is het volgende naar voren gekomen.
- Er is geen arbeidsovereenkomst tussen [verdachte] en één van deze vennootschappen aangetroffen.
- In de inbeslaggenomen administraties van de vennootschappen zijn kopieën van identiteitsbewijzen van werknemers aangetroffen. Er is echter géén kopie van een identiteitsbewijs van [verdachte] aangetroffen. (...)
- In de inbeslaggenomen administraties van de vennootschappen zijn loonbelastingverklaringen van werknemers aangetroffen. Er is echter géén loonbelastingverklaring van [verdachte] aangetroffen.
(...)
3. Het geschrift inhoudende een verzamelloonstaat, opgenomen in het zaaksdossier
Witwassen [verdachte] , ordner 1, pagina 316 voor dit inhoudt:
Acht in het dossier gevoegde afschriften van salarisstroken van ‘ [F] . [c-staat 1] in [plaats] ’ over de periode mei 2009 t/m december 2009 (ten name van [verdachte] ) vermelden telkens een bruto maandsalaris van EUR 3.000,-, […]. Iedere salarisstrook vermeldt verder dat het nettosalaris is betaald per kas.
Twaalf in het dossier gevoegde afschriften van salarisstroken van ‘ [F] , [c-staat 1] in [plaats] ’ over de periode januari 2010 t/m december 2010 (ten name van [verdachte] ) vermelden telkens een bruto maandsalaris van EUR 3.000,-, […]. Iedere salarisstrook vermeldt verder dat het nettosalaris is betaald per kas.
Twee in het dossier gevoegde afschriften van salarisstroken van ‘ [F] , [c-staat 1] in [plaats] Over respectievelijk februari en maart 2011 (ten name van [verdachte] ) vermelden telkens een bruto maandsalaris van EUR 3.000.-, […]. Iedere salarisstrook vermeldt verder dat het nettosalaris is betaald per kas.
4. Een geschrift, zijnde de uitwerking van een tapgesprek […] voor zover dit inhoudt:
Op 23 mei 2011 omstreeks 12:18 uur vindt een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [betrokkene 1] Nelis . In dit gesprek wordt onder meer gezegd: [verdachte] zegt dat hij dacht dat [betrokkene 1] hem vergeten was. [betrokkene 1] zegt dat dat niet zo is. [betrokkene 1] zegt dat hij voor het eind van de maand ... onverstaanbaar ... [verdachte] zegt dat dat perfect is. [betrokkene 1] heeft nog last van de crisis, zegt hij.
5. Een geschrift, zijnde de uitwerking van een tapgesprek […] voor zover dit inhoudt:
Op 15 juni 2011 omstreeks 14:45 uur vindt een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [betrokkene 1] Nelis . In dit gesprek wordt onder meer gezegd: [betrokkene 1] zegt dat hij [verdachte] volgende week zal betalen. [verdachte] zegt dat dat goed is, want hij moet de rekeningen betalen. [verdachte] wacht af.
6. Een geschrift, zijnde de uitwerking van een tapgesprek […] voor zover dit inhoudt:
Op 4 augustus 2011 omstreeks 16:20 uur vindt een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [betrokkene 1] Nelis . In dit gesprek wordt onder meer gezegd:
[verdachte] zegt dat hij nog niks heeft gezien. [betrokkene 1] geeft dat toe en zegt dat hij volgende week [verdachte] zal betalen en nog een keertje naar [verdachte] toe wil komen. [verdachte] zegt dat [betrokkene 1] dat dan ook moet doen, want zo loopt alles in de soep. [betrokkene 1] zegt dat [verdachte] gelijk heeft. [verdachte] zegt dat ze afspraken hebben gemaakt en dat [betrokkene 1] ze niet nakomt. [verdachte] zegt dat hij dat niet zo netjes vindt. [verdachte] kan ervan uitgaan dat [betrokkene 1] volgende week twee maanden overmaakt en dan ook naar [verdachte] toekomt.
7. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 1] […] voor zover dit inhoudt als verklaring van die [betrokkene 1] :
Vraag: Wat kunt u vertellen over [A] B.V.
Antwoord: Het is een klein hotel met 24 kamers. (…)
Vraag: Wie is de aandeelhouder van het hotel?
Antwoord: Dat waren [betrokkene 4] en ik. Sinds januari 2011 ben ik alleen eigenaar en bestuurder. Ik regel alles wat betrekking heeft op het hotel gebeuren.
(...)
Vraag: Wat kunt u vertellen over de [G] B.V.?
Antwoord: Ik heb de [G] B.V. en die is voor 100 procent eigenaar van [betrokkene 2] B.V. en [E] B.V. Ik ben weer voor 100% eigenaar van de [G] B.V. Daarnaast ben ik ook bestuurder van de b.v.’s. Ik stuur de werkzaamheden in de b.v.’s aan.
(...)
Vraag: Hoeveel mensen werken er gemiddeld voor [E] B.V. en welke mensen werken hier of hebben hier gewerkt in de periode 2009 tot heden?
Antwoord: Dat is [betrokkene 5] en voor een korte periode [verdachte] .
(...)
Vraag: Is [verdachte] bij u in [plaats] geweest?
Antwoord: Ik ging meestal zijn kant uit. Hij is nooit in [plaats] geweest in mijn tijd.
(...)
Vraag: Hoort u wat ik zeg, [F] B.V. had niemand meer in dienst, hoe zit het dan?
Antwoord: Het loon wordt betaald door [F] B.V.
(...)
8. Het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 6] […] voor zover dit inhoudt als verklaring van die [betrokkene 6] :
(…) In 2010 heeft [betrokkene 1] het pand waarin [F] gevestigd is, verkocht. Ik verzorgde altijd de jaarrekening van [F] . De laatste jaarrekening die ik heb opgemaakt is (die over) 2009. Ik zit [betrokkene 1] nu vanaf 2011 achter z’n broek aan dat hij mij de administratie van 2010 overhandigt, zodat ik ook de jaarrekening 2010 kan opmaken voor [F] . Er is uitstel verleend voor de jaarrekening 2010 tot uiterlijk mei 2012 voor de fiscale eenheid [G] B.V. waarvan [F] een onderdeel is. De activiteiten van [F] B.V. bestonden uit de verhuur van het pand aan [H] VOF en later aan [betrokkene 7] .
[betrokkene 1] Nelis verzorgde zelf de loonadministratie voor [F] . [betrokkene 1] verzorgde ook zelf de aangifte omzetbelasting voor [F] .
Er staat maar één personeelslid op de loonlijst van [F] ; dat is [betrokkene 5] .
(...)
Vraag: Kent U [verdachte] , [d-straat 1] [plaats] , geboren [geboortedatum] 1980?
Antwoord: Nee, deze naam zegt mij helemaal niets.
Vraag: Heeft u zicht op de namen van de werknemers van de rechtspersonen van [betrokkene 1] Nelis ?
Antwoord: Nee, het enige dat ik zie is het grootboek met daarin de lonen verwerkt. De namen die voorkomen zijn dacht ik alleen maar voornamen. Ik let eigenlijk alleen maar op de aansluiting van de lonen volgens het grootboek en de bedragen volgens de loonadministratie.
Vraag: Door wie worden de loonstrookjes gemaakt voor de personeelsleden van [betrokkene 1] Nelis ? Antwoord: De loonstrookjes worden hier op kantoor gemaakt door [betrokkene 1] Nelis . Ik en ook de andere 2 medewerkers van het administratiekantoor [B] hebben helemaal geen bemoeienis met het maken van de loonstrookjes. [betrokkene 1] maakt gebruik van een loonprogramma dat hier op de computer staat.
9. Het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] […] voor zover dit inhoudt als verklaring van die [betrokkene 5] :
Ik denk dat ik nu 15 jaar werkzaam ben voor [E] . [betrokkene 1] Nelis is mijn leidinggevende. Ik ben de enige werknemer van [E] . Mijn werkzaamheden vinden voornamelijk plaats in Noord Holland.
We hebben nog een klant in Alphen aan den Rijn en Lisse en verder nog een klant in Friesland. (...)
Vraag: Kent U [verdachte] , [d-straat 1] [plaats] , geboren [geboortedatum] 1980? Antwoord: Nee. Ik ken geen persoon die [verdachte] heet. Ik heb [betrokkene 1] Nelis ook nooit horen spreken over een [verdachte] .
Vraag: Heeft u met [betrokkene 1] Nelis wel eens gesproken over uitbreiding van het werkgebied van [E] BV, dus de handel met de gokkasten?
Antwoord: Nee, ik heb daar met [betrokkene 1] Nelis nooit over gesproken.
Cash geld
10. Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming […] voor zover dit inhoudt als relaas van bevindingen:
Op 12 oktober 2011 werd binnengetreden in de woning [d-straat 1] te [plaats] en werden op verschillende plekken hoeveelheden cash geld aangetroffen. Zo werd in de badjas van [betrokkene 8] een bundel bankbiljetten aangetroffen. In de wasmachine tussen het eveneens in de wasmachine aanwezige wasgoed werd een bundel bankbiljetten aangetroffen. (...)
In een van de keukenkastjes werd een blikken spaarpot aangetroffen waarin verschillende bankbiljetten, waaronder bankbiljetten van Euro 500,-, alsmede een hoeveelheid muntgeld aangetroffen.
(…)
Op een plafond in de meterkast van een bijgebouw, een schuurtje, werden vier (4) gesealde pakketten aangetroffen. In elk van de pakketten zaten bankbiljetten, voornamelijk van Euro 50,-.
Ordner 1 van zaakdossier witwassen [verdachte][…]
Lijst van inbeslaggenomen goederen.
R1151.01.01.001 Geld € 39.600,00
R1151.02.02.004 Geld € 3.995,15
(...)
R1151.05.01.001 Geld € 29.000,00
R1151.13.03.003 Geld € 96.950,00 in gesealde bags.
Ordner 1 van zaakdossier witwassen [verdachte][…]
Legendacode Omschrijving
R1151.01.01 hal, waskamer-wasmachine
R1151.02.02 keuken, keukenkast rechts, boven aanrecht
R1151.03.01 zitkamer, dressoir
R1151.03.02 zitkamer, tafel
R1151.05.01 badkamer, kastje onder wasbak
R1151.13.03 vergaderruimte, meterkast
11. Het proces-verbaal aanvullend […] voor zover dit inhoudt als relaas van bevindingen:
Betreffende het beslagnummer R1151.05.01.001 staat bij de bijzonderheden vermeld dat het ging om 58 bankbiljetten van elk € 50,00. Dit is dus totaal € 2.900,00, Bij de ‘omschrijving goederen’ staat het totaalbedrag van € 29.000,00 vermeld. Door een vertelling bij het omrekenen van 58 maal 50, is abusievelijk een 0 teveel geteld, reden dat een bedrag van € 29.000,00 is vermeld in plaats van € 2.900,00.
Vermogensvergelijking [verdachte] en [betrokkene 9]
De vermogensvergelijking […] vermeldt dat voor netto privé kasuitgaven beschikbaar was:
In 2009: -/-1.980
In 2010: 2.850
In 2011: 25.250
Aangetroffen meubelen

12.Het geschrift inhoudende een aankoopbon van [I]

[…]:

13.Een geschrift, inhoudende een kassabon […]:

Kassabon. Hieruit blijkt dat er op 2 september 2010 bij [I] door [betrokkene 10] , [plaats] € 5.000,00 contant is betaald.
Kassabon. Hieruit blijkt dat er op 30 november 2010 bij [I] door [betrokkene 10] , [plaats] € 7.000,00 contant is aanbetaald.
14. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 11] […] voor zover dit inhoudt als verklaring van die [betrokkene 11] :
V = vraag verbalisanten.
A = antwoord verdachte.
V: Verder werd tijdens de doorzoeking een doos aangetroffen waarin bescheiden, rekeningen en dergelijke zaten die verband hielden met verbouwingen aan de woning van [verdachte] . Van wie zijn deze bescheiden. Waarom lagen deze bescheiden bij u in huis. Wie heeft deze daar neergelegd?
A: Mijn zoon [betrokkene 12] [het hof begrijpt: [betrokkene 12] ] heeft destijds aan mij gevraagd om wat belangrijke spullen van [verdachte] bij mij thuis te mogen bewaren. [verdachte] had dat eerst aan [betrokkene 12] gevraagd, maar de vrouw van [betrokkene 12] is nogal slordig en die maakt alles kwijt. Dit omdat [verdachte] zijn huis ging verbouwen. Er is toen een zwarte fietskoffer met bescheiden bij mij neergezet. Deze stond in de gang boven op de meterkast. Ik had daar geen bezwaar tegen.
15. Het proces-verbaal van verhoor [betrokkene 13] […] voor zover dit inhoudt als verklaring van die [betrokkene 13] :
Vraag:
Op 23 januari 2012 is een vordering art 126nd Wetboek van Strafvordering uitgereikt aan [betrokkene 14] , Hoofd administratie & Controlling van [J] Meubelen, voorheen [I] B.V. Door [betrokkene 15] , medewerker administratie, zijn direct diverse bescheiden en gegevens uitgeleverd c.q. verstrekt.
Ik toon u een print van een verkooporder E88ZP7, gedateerd 02.09.70 ten name van [betrokkene 10] , [plaats] , [d-straat 2] , voor de aankoop van meubelen voor een totaalbedrag van € 18.189,99, meteen aanbetaling op 2 september 2010 van € 5.000,00 en op 30 november 2010 een aanbetaling van € 7.000,00, bijlage 1. Tevens toon ik u een kopie van een verkooporder nummer E88ZP7 d.d. 02.09.10, inbeslaggenomen bij [verdachte] , geadresseerd aan de heer en mevrouw [betrokkene 10] , [d-straat 2] , [plaats] , voor de aankoop van meubelen voor een totaalbedrag van € 78.789,99, merk GABLE, inbeslagnamenummer KE94.01.02.001-01, bijlage 2. Op de verkooporder staat met pen genoteerd: ‘Woonwagenkamp [plaats] ’.
Zijn de meubelen genoemd op de print van de verkooporder E88ZP7 dezelfde als de meubelen genoemd in de verkooporder E88ZP7 die in beslag is genomen bij [verdachte] ?
Antwoord:
Dit zijn dezelfde orders en we hebben het hier inderdaad over dezelfde meubelen.
Vraag:
Tijdens een doorzoeking in het pand, gelegen aan de [d-straat 1] te [plaats] , zijnde de woning van [verdachte] en [betrokkene 9] van [betrokkene 8] , zijn foto’s van het meubilair gemaakt. Ik toon u twee foto’s, bijlage 3, van de woonkamer met daarin een dressoir, een tafel, een kastje waarop een TV staat en een wandkastvitrinekast. Is het soort meubilair op de foto’s hetzelfde soort als het meubilair genoemd in de ordner E88ZP7?
Antwoord:
Deze meubelen herken ik direct. Heel duidelijk. Dat is een programma van [I] meubelen. Deze zijn bij dezelfde fabrikant gekocht. Deze verkooporder zou betrekking kunnen hebben op de meubels getoond op deze foto’s. De combinatie komt wel met elkaar overeen.
Vraag:
Kunt u op de foto’s met pen aangeven de soortnaam van het meubelstuk en komt dit meubelstuk ook voor in de ordner E88ZP7?
Antwoord:
Ja dat kan ik. Dit is duidelijk dezelfde set als in de verkooporder genoemd. Het dressoir heeft het artikelnummer 03110124. De vitrinekast, dit zijn er twee, artikelnummer 03170000. Bij de vitrinekasten staan drie kasten met dichte deuren. Twee rechtsdraaiende deuren en één linksdraaiende. Dat zie je aan de handgreep en dit klopt ook met de verkooporder. Dit is artikelnummer 03110003. De salontafel is artikelnummer 03110130. De TV-opzetkast is het kastje waarop de TV staat, artikelnummer 03110004. Dan zie, ik nog de drie spiegels, artikelnummer 031 10000; deze drie staan ook op de verkoopbon. Zonder twijfel is dit dezelfde combinatie. Dat is zo klaar als een klontje.

16.Het geschrift, zijnde een uitdraai van verkooporders [I] […]:

Hieruit blijkt dat op naam van [verdachte] en [betrokkene 16] verschillende orders zijn op zowel [d-straat 2] , [plaats] als op [d-straat 1] , [plaats]
17. De verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover die verklaring inhoudt:
U houdt mij voor dat ik volgens het dossier ook meubels en een keuken heb gekocht en contant heb betaald. Dat is juist.”
2.3
Daarnaast heeft het hof in het arrest inzake het onder 3 bewezen verklaarde feit de volgende bewijsoverwegingen opgenomen:
“[…]
Het hof overweegt verder, gedeeltelijk overeenkomstig de rechtbank, het volgende.
Aan verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij in de periode van 1 mei 2009 tot 16 januari 2012, samen met een of meer anderen, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van:
- 91.955 euro aan fictief loon en/of
- ongeveer 148.885 euro (aan contante geldbedragen) en/of
- een of meer meubels.
Bij de beoordeling van het verwijt jegens verdachte gaat het hof ervan uit dat er geen direct bewijs is voor inkomsten uit een of meer brondelicten. Dit is ook niet betoogd door de advocaat-generaal of de verdediging en volgt evenmin uit het dossier. Daarom zal het hierboven omschreven toetsingskader gebruikt worden als uitgangspunt bij de beoordeling.
Het vermoeden van witwassen
[F]
Uit de bewijsmiddelen bij dit feit volgt dat verdachte in de periode van 1 mei 2009 tot en met 31 maart 2011 in totaal 22 maal (niet in januari 2011) een brutosalaris van € 3.000,- per maand heeft ontvangen van [F] te [plaats] . [betrokkene 1] (hierna te noemen: [betrokkene 1] ) was (middellijk) de enig eigenaar en bestuurder van [F] in [plaats] .
[betrokkene 1] heeft verklaard dat verdachte halverwege 2009 bij [F] B.V. in dienst is gekomen, maar dat verdachte nooit in [plaats] kwam. Volgens [betrokkene 1] was verdachte alleen op papier in loondienst werkzaam voor het café, maar werkte hij feitelijk voor [E] B.V. en diende hij klanten uit de Bredase horeca aan te brengen. Verdachte was weinig succesvol en heeft nooit klanten aangebracht, aldus [betrokkene 1] .
In de inbeslaggenomen administratie van [A] B.V., [E] B.V. en [F] B.V. is van verdachte noch een kopie aangetroffen van zijn ID-bewijs, noch een loonbelastingverklaring. Van andere werknemers werden wel loonbelastingverklaringen en kopieën van ID-bewijzen aangetroffen. De administrateur die de administratie van [F] (en [E] ) deed, [betrokkene 17] , kende de naam van verdachte niet. Volgens hem was de enige medewerker van [F] [betrokkene 5] , die weliswaar bij [F] op de loonlijst stond maar werkzaamheden verrichte voor [E] B.V. Die [betrokkene 5] bevestigde zulks en verklaarde dat hij al 15 jaar werkzaam was voor [E] met [betrokkene 1] als zijn leidinggevende. [betrokkene 5] wist zeker dat hij de enige werknemer van [E] B.V. was en de naam [verdachte] uit [plaats] zei hem helemaal niets.
Tegen de achtergrond van het voorgaande overweegt het hof met de rechtbank als volgt. Het hof stelt vast dat verdachte gedurende 22 maanden een aanzienlijk salaris heeft genoten van [F] B.V. te [plaats] , terwijl hij geen werkzaamheden in [plaats] heeft verricht. De verklaring van [betrokkene 1] dat verdachte feitelijk werkte als vertegenwoordiger voor [E] B.V. te [plaats] , waarbij het verdachtes taak was om in de omgeving van [plaats] klanten [het hof begrijpt: horecagelegenheden] te werven voor [het hof begrijpt: de plaatsing van] speelautomaten, waarvoor aan verdachte 22 maanden een aanzienlijk salaris werd betaald, terwijl hij feitelijk in die periode geen enkele klant heeft geworven, acht het hof ongeloofwaardig. Verder heeft [betrokkene 5] verklaard dat hij de enige werknemer was van [E] B.V. Uit de tussen verdachte en [betrokkene 1] opgenomen telefoongesprekken zou kunnen worden afgeleid tot slot dat het verdachte was die aan [betrokkene 1] opdrachten gaf in plaats van andersom.
In de woning van verdachte aangetroffen contante geldbedragen
Tijdens een doorzoeking van de woning van verdachte op 12 oktober 2011 zijn onder meer de volgende contante geldbedragen aangetroffen:
- € 39.600 (in de wasmachine);
- € 96.950 (in gesealde pakketten, aangetroffen op plafondplaten);
- € 3.995,- (in het keukenkastje) en
- € 2.900,- (in de badkamer).
Meubels
Uit onderzoek is gebleken dat op 2 september 2010 meubels zijn gekocht bij [I] , onder meer vitrinekasten, een dressoir, een salontafel en een TV-opzetkast, welke meubelen contant zijn afgerekend (eenmaal voor een bedrag van € 5.000,- en eenmaal voor een bedrag van € 7.000,-).
De rekeningen stonden weliswaar niet op naam van verdachte, maar moesten wel op zijn adres geleverd worden. De rekeningen zijn aangetroffen in een koffer bij.de moeder van medeverdachte [betrokkene 12] . Zij verklaarde dat zij op verzoek van haar zoon een koffertje met papieren van verdachte in bewaring had genomen.
Foto’s van de meubels in de woning van verdachte werden door een medewerker van [I] herkend als de meubels die op de desbetreffende rekeningen stonden vermeld.
Verklaring van verdachte
Algemeen
Verdachte heeft zich bij de politie en bij de rechtbank beroepen op zijn zwijgrecht. Tijdens de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte voor het eerst een verklaring afgelegd over het hem verweten (medeplegen van) gewoontewitwassen. De reden dat verdachte zich bij de politie en de rechtbank op zijn zwijgrecht heeft beroepen en deze verklaring pas tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep heeft gegeven, is volgens verdachte gelegen in het feit dat hij in eerste aanleg medeverdachten had, onder wie zijn vader. Inmiddels staan er geen medeverdachten meer terecht en kan verdachte vrijuit verklaren.
[F]
Volgens verdachte was hij wel degelijk 22 maanden lang in dienst van [betrokkene 2] B.V. te [plaats] . Zijn taak bestond uit het werven van klanten onder horecagelegenheden om aldaar speelautomaten te plaatsen. Verdachte heeft dat in het begin van zijn dienstverband wel geprobeerd, maar hij heeft feitelijk nooit een klant geworven. Na verloop van tijd deed hij niets meer voor het bedrijf, maar hij kreeg zijn loon wel al die tijd doorbetaald.
[betrokkene 1] had hem een contract voor twee jaar gegeven en heeft daarom zijn loon gedurende die periode gewoon doorbetaald. Met betrekking tot de tapgesprekken tussen hem en [betrokkene 1] heeft verdachte verklaard dat hij [betrokkene 1] geen opdrachten gaf, maar dat hij [betrokkene 1] heeft aangesproken op het feit dat [betrokkene 1] nog geld naar hem moest overmaken. [betrokkene 5] kent hij niet.
In de woning van verdachte aangetroffen contante geldbedragen
Volgens verdachte is het contante geld dat in zijn woning is aangetroffen geld dat hij in de loop der jaren heeft gespaard. Voor een deel ging het om de inkomsten uit de handel in hennep, voor een deel waren het contante inkomsten uit de handel in auto’s. Ook zat er spaargeld van zijn vrouw en kind bij.
Over het geldbedrag van € 39.600,- in de wasmachine heeft verdachte verklaard dat hij dat geld eigenlijk in een kast had liggen, maar dat hij dat snel in de wasmachine heeft gelegd toen de politie bij hem aan de deur stond.
Meubels
Volgens verdachte heeft hij inderdaad de genoemde meubels gekocht. Die zijn betaald met het geld dat hij had 'gespaard en met de opbrengst van de verkoop van meubels die hij daarvóór had.
Het oordeel van het hof
Verklaring verdachte
Nu verdachte in hoger beroep alsnog een verklaring heeft gegeven met betrekking tot zijn inkomsten en uitgaven in de tenlastegelegde periode, zal het hof moeten beoordelen of deze verklaring concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen naar het oordeel van het hof de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet. Het hof stelt allereerst vast dat verdachte slechts in zijn algemeenheid heeft verklaard over zijn inkomsten en uitgaven in de tenlastegelegde periode, zonder precieze bedragen te noemen. Daar komt bij, dat hij die verklaring op geen enkele wijze heeft onderbouwd, anders dan twee door de politie opgestelde stukken uit het ontnemingsdossier, bijvoorbeeld door de overlegging van een (eigen) administratie of het horen van getuigen. Van een concrete, verifieerbare verklaring is daarom geen sprake. Bovendien acht het hof bij de beoordeling op dit punt het moment en de wijze waarop de verklaring tot stand is gekomen mede van belang. De verdachte heeft deze verklaring pas in een zeer laat stadium in de strafprocedure gegeven, namelijk eerst ter terechtzitting in hoger beroep, tijdens de inhoudelijke behandeling van zijn zaak. De reden die verdachte hiervoor heeft gegeven, namelijk dat hij in eerste aanleg medeverdachten had, onder wie zijn vader, terwijl er in hoger beroep geen andere medeverdachten meer terechtstaan en hij vrijuit kan verklaren, acht het hof niet geloofwaardig. In zijn verklaring heeft verdachte namelijk over niet één andere persoon verklaard, laat staan belastend. Het valt daarom niet in te zien waarom hij die verklaring niet direct bij de politie heeft afgelegd of later bij de rechtbank. Het hof is van oordeel dat verdachte met zijn verklaring geen begin van aannemelijkheid heeft gegeven. Het hof gaat daarom aan deze verklaring voorbij. Het hof zal evenals de rechtbank verder uitgaan van de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden, met dien verstande dat het hof daarop een aantal correcties zal aanbrengen.
[F]
Op grond van de hiervóór genoemde feiten en omstandigheden is het hof met de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een fictief dienstverband. De feiten en omstandigheden rechtvaardigen dan ook het oordeel dat verdachte door middel van fictieve loonbetalingen van misdrijf afkomstig geld heeft omgezet naar legale inkomsten.
Het is een feit van algemene bekendheid dat bij een dergelijke constructie het zogenaamde brutoloon in contanten wordt voldaan om daarvoor een nettoloon te ontvangen. Daarbij geldt dat ook rekening moet worden gehouden met de wettelijke verplichte heffingen die een werkgever moet afdragen over het brutoloon. In de regel kan ervan worden uitgegaan dat de werkelijke loonkosten voor de werkgever ongeveer 130% van de brutoloonkosten bedragen. Gelet daarop gaat het hof in navolging van de rechtbank ervan uit dat verdachte ten minste dit bedrag ook in contanten heeft voldaan, hetgeen meebrengt dat verdachte 22 maanden x € 3.000 (zijn brutosalaris) x 130% = € 85.800 in contanten moet hebben betaald. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan het meermalen - gedurende een periode van ruim 22 maanden - omzetten van geldbedragen - in totaal € 85.800 - waarvan hij wist dat deze uit misdrijf afkomstig waren.
In de woning van verdachte aangetroffen contante geldbedragen
Uit de gemaakte vermogensvergelijking blijkt dat verdachte en zijn echtgenote de volgende legale netto te besteden bedragen hadden:
in 2009:-/- € 1.980,-
in 2010: € 2.850,-
in 2011: € 25.250,-
Gelet op de forse contante geldbedragen die tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte zijn aangetroffen, die slechts in zeer beperkte mate kunnen worden verklaard door de legale netto te besteden bedragen van verdachte en zijn vrouw in de periode 2009-2011, in combinatie met het feit dat verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onaannemelijke verklaring heeft afgelegd over de herkomst van de aangetroffen contante geldbedragen en het feit dat verdachte naar eigen zeggen nog een deel van dat bedrag heeft geprobeerd te verstoppen in de wasmachine toen.de politie bij hem aan de deur stond, gaat het hof ervan uit dat het van de volgende bedragen niet anders kan zijn dan dat deze bedragen dep vruchten zijn van de eigen criminele activiteiten van verdachte:
- € 39.600,- (in de. wasmachine),
- € 96.950,- (in gesealde pakketten, aangetroffen op plafondplaten),
- € 3.995,15 (het keukenkastje) en
- € 2.900,- (in de badkamer).
In totaal gaat het derhalve om een bedrag van € 143.445,15.
Anders dan de rechtbank; betrekt het hof de € 1.000,- die is aangetroffen in het dressoir en de € 325,- op tafel niet in deze berekening, omdat de verklaring van de verdachte over deze bedragen, dat het legaal verworven spaargelden van zijn vrouw en kind waren, gezien de hoogte van die bedragen en de plek waar die zijn aangetroffen, voldoende concreet en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is te achten en het hof op basis van het dossier niet tot het oordeel kan komen dat het niet anders kan zijn dan dat deze bedragen van misdrijf afkomstig zijn.
Meubels
Het hof gaat in navolging van de rechtbank ervan uit dat het verdachte is geweest die voornoemde meubels contant heeft afgerekend. Verdachte heeft dat ook toegegeven ter terechtzitting in hoger beroep. Gelet op zijn beperkte legale inkomsten, waaruit hij de in de bewezenverklaring genoemde meubels niet of nauwelijks zou hebben kunnen betalen, en het feit dat verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onaannemelijke verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geld waarmee hij de meubels contant heeft betaald, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat deze geldbedragen van misdrijf afkomstig waren en dat verdachte dit heeft geweten. Aldus kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van meubels, terwijl hij wist dat deze middellijk (want betaald met de opbrengsten van de criminele activiteiten van verdachte) uit misdrijf afkomstig zijn.
Conclusie
Daar verdachte maandelijks loon genoot uit een fictief dienstverband en in diezelfde periode ook een fors bedrag heeft witgewassen door contante geldbedragen voorhanden te hebben en door meubels aan te schaffen is het hof van oordeel dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
De stelling van de verdediging dat het de rechter niet zou vrijstaan om de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen te verlagen vindt geen steun in het recht. Van het verlaten van de grondslag van het onderzoek is dan ook geen sprake.
Voor het overige vinden de bewijsverweren van de verdediging reeds hun weerlegging in de gebruikte bewijsmiddelen en de bewijsoverwegingen van het hof, zodat die geen nadere bespreking behoeven.”

3.Het eerste en tweede middel

3.1
Het eerste middel bevat de klacht dat het hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft geoordeeld dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij een fictief dienstverband door de fictieve werknemer maandelijks honderddertig procent van het brutoloon in contanten wordt betaald aan de fictieve werkgever. Bovendien heeft het hof geen nadere vaststellingen gedaan waaruit kan volgen dat de verdachte honderddertig procent van de door hem genoten salarisinkomsten in contanten aan de fictieve werkgever zijn betaald. Dit kan evenmin volgen uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen dan wel de aanvullende bewijsmotiveringen.
3.2
Het tweede middel bevat de klacht dat de bewezenverklaring van het witwassen van een geldbedrag van € 85.800 noch uit de bewijsmiddelen noch uit de aanvullende bewijsoverwegingen volgt. De bewezenverklaring is daarom onvoldoende naar de eis der wet met redenen omkleed. Daartoe is in de toelichting op het middel aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen op geen enkele manier kan volgen dat de verdachte een geldbedrag van € 85.800 in contanten heeft voldaan aan de door het hof veronderstelde fictieve werkgever. Evenmin kan blijken dat de verdachte enig geldbedrag heeft voldaan aan deze door het hof veronderstelde fictieve werkgever.
3.3
Het eerste en tweede middel lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
3.4
Bespreking van het eerste en het tweede middel
3.4.1
Het oordeel van het hof dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij een fictief dienstverband de werkelijke loonkosten voor de werkgever ongeveer 130% van de brutoloonkosten bedragen, op grond waarvan het hof ervan uitgaat dat verdachte ten minste dit bedrag ook in contanten heeft voldaan lijkt te zijn gebaseerd op een door het hof veronderstelde witwasconstructie, waarin de verdachte zijn uit misdrijf verkregen opbrengsten via een fictief dienstverband met een werkgever (in casu [F] ) door middel van fictieve loonbetalingen heeft willen omzetten in legale inkomsten.
3.4.2
Anders dan de rechtbank in eerste aanleg heeft het hof deze constructie niet in zijn bewijsoverwegingen onderbouwd. De rechtbank heeft in dit verband het volgende overwogen (de cursivering van een passage van deze overwegingen is van mijn hand):
“De rechtbank stelt vast dat verdachte gedurende 22 maanden een aanzienlijk salaris heeft genoten, van [F] B.V, te [plaats] , terwijl hij geen werkzaamheden in [plaats] heeft verricht. De verklaring van [betrokkene 1] dat verdachte heeft getracht klanten uit de omgeving [plaats] aan te brengen en feitelijk werkte voor [E] B.V. acht de rechtbank ongeloofwaardig. Niet valt in te zien waarom een horecabedrijf in [plaats] gedurende 22 maanden een aanzienlijk salaris zou betalen aan iemand woonachtig in Brabant, om klanten aan te brengen uit de buurt van [plaats] . Verder heeft [betrokkene 5] verklaard dat hij de enige werknemer was van [E] B.V. Uit de tussen verdachte en [betrokkene 1] opgenomen telefoongesprekken, blijkt tot slot dat het verdachte is, die [betrokkene 1] opdrachten geeft in plaats van andersom.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een fictief dienstverband. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat gelet op bewezenverklaringen voor handel in synthetische drugs en hennep eerder in dit vonnis, verdachte naar mag worden verondersteld er belang bij had legale inkomsten te creëren. De feiten en omstandigheden rechtvaardigen dan ook het oordeel dat verdachte middels fictieve loonbetalingen van misdrijf afkomstig geld heeft omgezet naar legale inkomsten.
Het is een feit van algemene bekendheid dat bij een dergelijke constructie het zogenaamde bruto loon in contanten wordt voldaan om daarvoor een netto loon te ontvangen.Daarbij geldt dat ook rekening moet worden gehouden met de wettelijke verplichte heffingen die een werkgever moet afdragen over het brutoloon. In de regel kan ervan worden uitgegaan dat de werkelijke loonkosten voor de werkgever ongeveer 130% van de brutoloonkosten bedragen. Gelet daarop gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte ten minste dit bedrag ook in contanten heeft voldaan, hetgeen meebrengt dat verdachte 22 maanden x € 3.000 (zijn brutosalaris) x 130% = € 85.800 in contanten moet hebben betaald. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan het meermaals - gedurende een periode van ruim 22 maanden - omzetten van geldbedragen - in totaal € 85.800 - waarvan hij wist dat deze uit misdrijf afkomstig waren.”
3.4.3
In de door mij gecursiveerde passage van de overwegingen van de rechtbank, wordt in ieder geval duidelijk welke witwasconstructie de rechtbank voor ogen had. Een vergelijkbare overweging is in het arrest van het hof niet terug te vinden en dat draagt bepaald niet bij aan de begrijpelijkheid van de bewijsconstructie van het hof. Uit de door het hof gebruikte bewijsmiddelen blijkt immers alleen dat de verdachte contante loonbetalingen heeft ontvangen op grond van een fictief dienstverband. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat de verdachte contante betalingen aan zijn fictieve werkgever heeft gedaan om zijn uit misdrijf afkomstig geld om te zetten naar legale inkomsten. Wat opvalt is dat een dergelijke constructie ook niet in het ter zitting van 15 juli 2021 gehouden schriftelijke requisitoir van de advocaat-generaal bij het hof voorkomt. Tot slot komen de betalingen die door [F] zijn gedaan aan de verdachte evenmin voor in de loonadministratie, zodat niet blijkt dat [F] werkgeverslasten over het uitbetaalde loon heeft voldaan. [1]
3.4.4
Dit bewijsgat kan mijns inziens niet worden gedicht door als een feit van algemene bekendheid aan te nemen dat bij een fictief dienstverband altijd de constructie wordt gebruikt dat het zogenaamde bruto loon in contanten door de fictieve werknemer aan de fictieve werkgever wordt voldaan om daarvoor een (‘legaal’) netto loon te ontvangen. Nog los van de omstandigheid dat het hof niets heeft vastgesteld over door de verdachte aan de werkgever gedane betalingen, waag ik ook te betwijfelen of er als regel van mag worden uitgegaan dat in een dergelijke constructie de werkelijke loonkosten, te weten 130% van de brutoloonkosten door de verdachte in contanten aan de werkgever zal zijn voldaan. Dat kan aannemelijk zijn, maar dat wil nog niet zeggen dat dit een feit van algemene bekendheid is in de zin van art. 339 lid 2 Sv en dus verder geen bewijs zou behoeven. [2]
Ik ben dan ook van mening dat het eerste middel gegrond is, omdat het oordeel van het hof ontoereikend is gemotiveerd en ten aanzien van het aannemen van een feit van algemene bekendheid niet zonder meer begrijpelijk is.
3.4.5
Dan kom ik nu toe aan het tweede middel en daarover kan ik kort zijn. Ik ben het met de steller van het middel eens dat uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen op geen enkele manier kan volgen dat de verdachte een geldbedrag van € 85.800 in contanten heeft voldaan aan de door het hof veronderstelde fictieve werkgever. Evenmin blijkt hieruit dat de verdachte enig geldbedrag heeft voldaan aan deze door het hof veronderstelde fictieve werkgever. Ook het tweede middel is terecht voorgesteld.
3.4.6
Ik heb mij afgevraagd of dit tot cassatie moet leiden. Uit de bewijsmiddelen kan namelijk wel worden afgeleid dat de verdachte in ieder geval 22 keer € 2000 loon heeft ontvangen uit hoofde van een dienstverband dat door het hof als fictief is aangemerkt. Dat de verdachte dit bedrag heeft ontvangen wordt in cassatie niet bestreden. De verdachte zelf – zo blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep – heeft verklaard dat hij dit loon werkelijk heeft ontvangen. Uit de bewijsmiddelen kan, in het licht van de andere de andere drugs- en vuurwapengerelateerde bewezen verklaarde feiten worden afgeleid dat hij dit bedrag een criminele herkomst heeft en dat hij dit ‘voorhanden heeft gehad’ als bedoeld in artikel 420bis lid 1, aanhef en onder b, Sr. Als van dit bedrag zou moeten worden uitgegaan en de overige ruim € 40.000 [3] uit de bewezenverklaring zou worden weggelaten, meen ik dat geen afbreuk wordt gedaan aan de aard en ernst van de bewezenverklaring en zou ook de kwalificatie van het onder 3 bewezen verklaarde ongewijzigd blijven. [4] Gelet hierop meen ik dat de verdachte onvoldoende belang bij cassatie heeft.
3.5
Ik stel mij dan ook op het standpunt dat de middelen vanwege gebrek aan belang niet tot cassatie hoeven te leiden.

4.Het derde middel en de bespreking daarvan

4.1
Het derde middel bevat de klacht dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden.
4.2
Deze klacht is terecht voorgesteld. Namens de verdachte is op 2 augustus 2021 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 27 december 2022 ter griffie van de Hoge Raad ontvangen, hetgeen betekent dat de inzendtermijn van acht maanden is overschreden met ruim acht maanden. Dit dient te leiden tot vermindering van de opgelegde straf volgens de gebruikelijke maatstaf. [5]

5.Slotsom

5.1
Het eerste en het tweede middel zijn terecht voorgesteld, maar leiden bij gebrek aan belang niet tot cassatie. Het derde middel slaagt.
5.2
Ambtshalve merk ik op dat sinds het instellen van het cassatieberoep tot aan de datum van deze conclusie reeds ruim twee jaren zijn verstreken, zodat de redelijke termijn is overschreden. [6] Ook dit dient te leiden tot strafvermindering. Andere gronden die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven, heb ik niet aangetroffen.
5.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Zie p. 36-37 van het requisitoir van de advocaat-generaal.
2.Vgl. met HR 15 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO8229 en HR 25 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:44.
3.Welke verhoging zijn oorsprong vindt in de toepassing van de door het hof gehanteerde algemene ervaringsregel.
4.Vgl. HR 19 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1256, rov. 2.4-2.5; HR 30 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1751, rov. 3.3; HR 27 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:974, rov. 5.3.4.
5.HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, NJ 2008/358, m.nt. Mevis, rov. 3.3 en 3.6.2.
6.HR 4 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:464, rov. 4.