2.2.1.Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"Feit 1
[A] S.A. en [B] Inc. in de periode van 1 september 2007 tot en met 15 september 2008, in Nederland en op de Dominicaanse Republiek, telkens met het oogmerk om een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door een listige kunstgreep, personen hebben bewogen tot het teniet doen van inschulden, te weten onder meer: (de Hoge Raad leest:)
[betrokkene 1], voor enig geldbedrag en
[betrokkene 2] en [betrokkene 3], voor enig geldbedrag en
[betrokkene 4], voor enig geldbedrag en
[betrokkene 5], voor enig geldbedrag en
[betrokkene 6], voor enig geldbedrag en
[betrokkene 7], voor enig geldbedrag en
[betrokkene 8], voor enig geldbedrag en
[betrokkene 9], voor enig geldbedrag en
[betrokkene 10], voor enig geldbedrag
hierin bestaande dat [A] S.A. en [B] Inc. telkens met voor omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - telkens opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- bedoelde personen hebben medegedeeld dat het Break Even Point 1 (BEP 1) was bereikt en dat het Project ([C]) per 1 september 2007 was begonnen en waardoor die personen werden bewogen tot bovenomschreven teniet doen van genoemde inschulden, aan het plegen van welke bovenomschreven strafbare gedraging hij, verdachte, telkens feitelijke leiding heeft gegeven.
en
[A] S.A. en [B] Inc. in de periode van 1 september 2007 tot en met 15 september 2008, in Nederland en op de Dominicaanse Republiek, telkens ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk om een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door een listige kunstgreep, personen te bewegen tot het teniet doen van een inschuld, met vooromschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- bedoelde personen hebben medegedeeld dat het Break Even Point 1 (BEP 1) was bereikt en dat het Project ([C]) per 1 september 2007 was begonnen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
aan het plegen van welke bovenomschreven strafbare gedraging hij, verdachte, telkens feitelijke leiding heeft gegeven.
Feit 2
hij in de periode van 1 april 1999 tot en met 1 april 2006 in Nederland en in de Dominicaanse Republiek, telkens opzettelijk geldbedragen van bankrekeningen [0001] bij ABN Amro en [0002] bij Van Lanschot t.n.v. [B] Inc, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, en welke geldbedragen verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, immers heeft verdachte:
1) € 1.152.051,00 belegd, voornamelijk in IT-aandelen, en
2) ongeveer € 344.654,00, betaald aan American Express en
3) geldbedragen, uitgeleend aan [betrokkene 11] (€ 26.572,74) en [betrokkene 12] (€ 10.000,00) en
4) € 250.000,00 overgemaakt aan Stichting [D] ten behoeve van aandelen, en
5) € 32.743,00, aan pinbetalingen gedaan en
6) ongeveer € 150.910,00 en € 126.030,00, aan contanten opgenomen en
7) geldbedragen overgemaakt naar bankrekeningen [0003] en [0004] t.n.v. [verdachte] en
8) geldbedragen overgemaakt naar bankrekeningen van [betrokkene 13] en
9) € 108.750,00 belegd in [E] BV en
10) voor meer geldbedragen [...] haarproducten gekocht voor [F].
Feit 3
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 17 juni 2009, te Nederland en in de Dominicaanse Republiek, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte voorwerpen, te weten,
A) (par. 4.1 i.h.b. 4.1.1 zaakspv 4)
2. een (bedrijfs)pand aan de [a-straat 1] ([...] Restaurant) te Santa Domingo en
3. een auto Mercedes-Benz en
4. b) een appartement aan de [b-straat 1] te Santa Domingo en
5. penthouses (penthouses 1001 en 1002) aan de [c-straat 1] te Santa Domingo en
6. een geldbedrag van (voor omgerekend ongeveer) € 1.156.487 uitgegeven aan privé doeleinden en/of eigen (privé) ondernemingen door middel van cheques (betalingen) en
7. inboedel, sanitair, rolluiken en apparatuur voor de inrichting van de woning(en) van [verdachte] en
8. (een grote hoeveelheid) schilderijen en
9. inboedel [betrokkene 14] en D) (par. 4.4 zaakspv 4 en zaakspv 3)
3. een grote hoeveelheid [...] haarproducten en
4. een grote hoeveelheid sigaren voorhanden gehad, telkens terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf.
Feit 4
[A] S.A. in de periode van 1 november 2007 tot en met 15 september 2008, in Nederland, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk zonder een daartoe door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning een beleggingsobject, te weten participaties, in de vorm van Real Estate Investment Titles, "REITS", in onroerend goed op de Dominicaanse Republiek onder de naam [...] Plan, heeft aangeboden, aan het plegen van welke bovenomschreven strafbare gedragingen hij, verdachte, telkens feitelijk leiding heeft gegeven."
2.2.2.Het Hof heeft in het bestreden arrest – voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende overwogen:
"Feit 3 Witwassen
(...)
Verhullingshandelingen
Onder verwijzing naar jurisprudentie van de Hoge Raad van 8 januari 2013 doet de raadsman een beroep op het ontbreken van een verhullingshandeling en stelt dat het enkele voorhanden hebben van een voorwerp dat afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf onvoldoende is.
Het hof overweegt dat de desbetreffende casus van andere orde is dan de onderhavige. In voornoemd arrest ging het om het enkel bij zich dragen van door de verdachte zelf verduisterd geld. Onderhavige verdachte heeft echter de door hem verduisterde gelden aangewend voor onder meer het op zijn eigen naam dan wel op naam van zijn privéondernemingen aanschaffen van onroerend goed, schilderijen en/of aan overige goederen. Deze handelingen kunnen worden aangemerkt als verhullingshandelingen, bedoeld om de criminele herkomst te verhullen.
(...)
Oplegging van straffen
(...)
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van 8 jaren schuldig gemaakt aan ernstige vormen van vermogenscriminaliteit. Hij heeft als feitelijk leidinggever van een rechtspersoon een groot aantal personen opgelicht, dan wel geprobeerd op te lichten en een beleggingsobject aangeboden zonder te beschikken over een daartoe door de AFM verleende vergunning. Daarnaast heeft de verdachte een grote som geld verduisterd en een gewoonte gemaakt van witwassen.
De verdachte heeft vanaf eind 1999 beleggers in Nederland de mogelijkheid geboden geld te investeren in een grootschalig toeristenoord dat op de Dominicaanse Republiek zou worden gebouwd. Met deze investering verkregen de beleggers een aandeel in dit resort waardoor zij (deel)eigenaar werden van een vakantiewoning. Met de verhuur van de woningen zouden hoge rendementen kunnen worden behaald. Om hun deelname aan het project zeker te stellen, dienden de deelnemers inschrijfgeld te betalen en een depotstorting te doen. Hun werd toegezegd dat het project van start zou gaan zodra er een concreet aantal inschrijvingen was bereikt waarmee de voorlopige kosten gedekt zouden worden.
Hoewel de verkoop van de aandelen al gedurende lange tijd stagneerde, wekte de verdachte tegenover de beleggers de indruk dat er meer deelnemers aan het project deelnamen dan werkelijk het geval was. De verdachte wist het vertrouwen van de beleggers gedurende lange tijd te behouden. In het zicht van een door hemzelf vastgestelde deadline zag de verdachte zich genoodzaakt om valselijk voor te wenden dat het vereiste deelnemersaantal voor het laten doorgaan van het project was behaald. Hierdoor verkeerden de beleggers in de veronderstelling dat zij hun ingelegde gelden niet meer terug konden vorderen. De verdachte wist echter dat het benodigde aantal deelnemers in werkelijkheid niet was behaald en dat er van het ingelegde vermogen feitelijk weinig over was.
Van de ontwikkeling van het toeristenoord is niets terecht gekomen. Het door de beleggers ingelegde geld heeft de verdachte ten eigen gunste ten dele verduisterd en witgewassen. In plaats van het ingelegde geld te besteden aan het project, heeft de verdachte zichzelf hiermee verrijkt door de aanschaf van privéappartementen in de Dominicaanse republiek, een eigen restaurant, een grote hoeveelheid schilderijen, dure sigaren, juwelen, overnachtingen in dure hotels en diners. Door er een dergelijke levensstijl op na te houden bekostigd met het geld van de beleggers, is er van door hen ingelegde geld, thans weinig over. Of de beleggers op enig moment een (substantieel) deel van hun inleg nog terug kunnen krijgen is dan ook nog maar de vraag. Het staat in ieder geval onomstotelijk vast dat zij door het handelen van de verdachte ernstig zijn gedupeerd.
De deelnemers hebben, blijkens hun verklaringen afgelegd bij de FIOD, ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, grote financiële zorgen en ongemak ondervonden toen bleek dat zij in plaats van de hun voorgespiegelde rendementen te ontvangen, naar alle waarschijnlijkheid het door hen ingelegde vermogen (nagenoeg) kwijt waren.
De integriteit van het financiële en economische verkeer valt of staat met het vertrouwen dat gesteld wordt en gesteld moet kunnen worden in partners in het zakelijke verkeer en financiële verkeer, almede in de juistheid van de inhoud van stukken zoals overeenkomsten. Dit vertrouwen is door het handelen van de verdachte in ernstige mate aangetast.
Voorts heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 9 oktober 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van fraude gerelateerde delicten.
Het hof acht alles overwegende en in onderlinge samenhang bezien een langdurige gevangenisstraf passend en geboden. Het hof is van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten.
Het hof ziet echter aanleiding om de straf enigszins te matigen wegens een overschrijding van de redelijke termijn. In eerste aanleg is de redelijke termijn met meer dan 6 maanden overschreden en in hoger beroep met 2 maanden. Rekening houdend met deze overschrijding en met een situatie als bedoeld in artikel 63 Wetboek van Strafrecht - de verdachte is in een eerdere strafzaak, betrekking hebbende hetzelfde project, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk - zal het hof in plaats van een gevangenisstraf van 5 jaren, een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden opleggen."