Conclusie
Nummer20/04055
Inleiding
Bewezenverklaring en bewijsoverwegingen
3.4.1 Stukken uit het dossier
dat hij zei ik heb dit zo vaak gedaan met meisjes, maar jij bent de eerste die huilt”;
hij ging mij echt dwingen hij was echt sterk”;
hij heeft mij net afgezegd en hij zei tegen mij sorry en dit en dat”;
hij is op mijn borsten klaargekomen. Viezerik”.
De middelen
eerste middelbevat de klacht dat de beslissing van het hof om het vonnis van de rechtbank te bevestigen met overneming van gronden, onbegrijpelijk is en in strijd met de ratio van art. 423 Sv, nu het hof weliswaar tot dezelfde einduitspraak is gekomen als de rechtbank, maar daarbij – door het overnemen van de gronden – op geen enkel verweer of standpunt van de verdediging is ingegaan, terwijl de (nieuwe) raadsvrouw in hoger beroep een groot aantal nieuwe argumenten heeft aangevoerd. Het
tweede middelklaagt dat het oordeel van het hof dat is voldaan aan de bewijsminimumregel van art. 342, tweede lid, Sv blijk geeft van een verkeerde rechtsopvatting en/of onbegrijpelijk is en dat meer in het algemeen de gebezigde bewijsmiddelen de bewezenverklaring niet kunnen dragen. Het
derde middelbevat de klacht dat het oordeel van het hof over de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer onjuist en/of onbegrijpelijk en/of onvoldoende gemotiveerd is.
Het tweede middel
Het derde middel
‘dat staat haaks op wat je zegt over een vrije opvoeding’.
‘[aangeefster] heeft op een gegeven ogenblik wel aan haar ouders verteld(december/januari)’. Dus 8 maanden later heeft aangeefster het aan haar ouders verteld. Actie richting cliënt is uitgebleven, actie richting aangeefster is ook uitgebleven want ze leeft nog en is niet uitgehuwelijkt. Wel is het opvallend dat aangeefster zelf in haar verklaring (spreekrecht) aangeeft dat ze met een brok in haar keel aan haar ouders heeft verteld,
11 maandenlater. De ouders waren boos en woedend. Enige actie waar zij bang voor was is uitgebleven.
dus jij had het aangewezen? Ja, ja.
Hij ging naar een plek dat afgelegen was. Hij wilde daar voetbal kijken.
‘tijdens de rit zat hij al aan mijn been en ik zei dat ik dat niet wilde’. De verdediging acht dit opmerkelijk, indien dit daadwerkelijk gebeurd zou zijn en aangeefster hier niet van gediend was is het opmerkelijk dat ze desondanks cliënt naar een rustige, afgelegen plek wijst. Zij moet immers ook hebben onthouden dat zowel haar vriendin en haar zusje tegen haar gezegd zouden hebben dat ze niet met cliënt moest afspreken, dat het niet goed aanvoelde. Hetgeen überhaupt wel opmerkelijk is. Op basis waarvan geven zij dit advies? Hoe dan ook, je kunt dus stellen dat zij gewaarschuwd was, ze dacht nog:
‘wat kan er gebeuren’. Als we aangeefster moeten geloven betast cliënt tijdens de rit ook nog eens haar been waarvan ze aangeeft dat ze dat niet wil, op dat moment had ze ervoor kunnen kiezen om cliënt niet naar een rustige plek te wijzen maar juist naar een drukke plaats. Eenmaal op de parkeerplaats aangekomen gaat cliënt achter zitten en vraagt haar hetzelfde te doen. Op dat moment had er bij haar misschien ook een alarm bel moeten afgaan, immers indien we getuige [betrokkene 2] moeten geloven betekent achter zitten >> seksuele handelingen. Als cliënt dan haar been inmiddels heeft betast en ze heeft aangegeven dat ze dat niet wil, waarom gaat aangeefster dan achter zitten, waarom wijst ze hem de weg naar die plek? Ze had uit kunnen stappen en weg kunnen gaan.
. 'Dat er meer word verteld in de aangifte dan in het informatief gesprek is ook logisch omdat een informatief gesprek is bedoeld om te bezien of iemand daadwerkelijk aangifte wil doen, waarbij de verbalisanten de verklaring van aangeefster hebben samengevat’. De verdediging kan zich niet vinden in de conclusie van de rechtbank. Het gaat er niet om dat in de aangifte meer wordt verteld dan in het informatief gesprek, nee de handelingen de volgorde van de handelingen die betrekking hebben op hetzelfde moment, zijn in beide verklaringen anders. Hoe is dit uit te leggen? Het informatief gesprek is de volgende dag al.
meteenmet zijn handen naar haar borsten zijn gegaan.
hoe praat jij tegen mij?’
Daarna appte ik een vriendin [betrokkene 1]. Ik heb haar gezegd dat ik bij iemand was en dat het niet klikte.
‘ik heb haar gezegd dat ik bij iemand ben en dat het niet klikte’. Waarom zegt ze niet dat ze tegen haar zin in wordt gezoend, wordt betast dat ze de politie moet bellen, waarom stuurt ze niet haar live locatie en vraagt ze niet om hulp? Waar is desbetreffende bericht gebleven? Dit is niet door [betrokkene 1] overhandigd aan de politie. Waarom niet? Omdat het allemaal anders is gegaan dan door het slachtoffer is verklaard. Er is geen ander uitleg mogelijk. De reactie van aangeefster past niet bij de geweldshandelingen die zij volgens haar verklaring heeft moeten ondergaan.
nadatze thuis was afgezet.
gebeld. Die vriendin heeft contact met jullie
‘stuur hem weg, nooit meer met hem praten, echt op donderen, blok hem meteen’naar :
‘[aangeefster] echt ben zo boos naar, echt een klootzak, doe aangiften’. Tevens wordt er allerlei geweldshandelingen geappt. Ook is het opvallen dat aangeefster blijkbaar in staat was om te lachen en lol te hebben. Op pagina 140 reageert ze al lachend op een opmerking van [betrokkene 1].
zij heeft soortgelijks meegemaakt'en dus ook weet dat er bewijs gelevérd moet worden. Door de politie is geen onderzoek gedaan naar de instellingen van de telefoon, het valt niet uit te sluiten dat het tijdstip niet juist was ingesteld. We weten het niet. Waarom zoveel vraagtekens? Dit komt omdat aangeefster zo wisselend verklaart.
Het eerste middel
De eerste en tweede klacht
art. 342, tweede lid, Sv doet zich in de rechtspraktijk niet zelden juist bij dit soort zaken voor. Het gaat daarbij immers veelal om zaken waarin de feiten zich in het verborgene afspelen en waarbij het in de kern dus gaat om het woord van de aangever tegen dat van de verdachte. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat in dergelijke gevallen niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband In het dossier moet dus ander bewijsmateriaal zitten dat de verklaring van het slachtoffer op specifieke punten ondersteunt. Hiervoor is niet voldoende dat getuigen ‘de auditu’, ofwel van horen zeggen, verklaren over wat zij van het veronderstelde slachtoffer hebben gehoord. De bron van deze verklaringen blijft dan immers steeds het veronderstelde slachtoffer.
‘Naast de verklaring van het kind is er onvoldoende bewijs. De verklaringen van ouders en zus zijn gebaseerd op hetgeen het kind hun heeft verteld, en kunnen derhalve niet meewerken als zelfstandig bewijs’. Zo ook het Hof Arnhem-Leeuwarden
‘De bron van de verklaringen van aangever [vader] en de getuige [tante] is in beide gevallen dezelfde, namelijk[benadeeldepartij 1], Er is onvoldoende (steun)bewijs aanwezig dat afkomstig is uit een andere bron’;
even later begon ze op eens te snikken. Ik dacht van wat gebeurt er en vroeg wat er aan de hand was. Ze zei dat ze uit een relatie van 2 of 3 jaar kwant en dat ze niet verder was gegaan, ik probeerde haar te troosten’. Dat aangeefster uit een relatie van 2 of 3 jaar kwam kan cliënt uitsluitend van aangeefster hebben gehoord. Dit is informatie die cliënt niet op een andere wijze had kunnen verkrijgen dan van de aangeefster zelf. Aangeefster
‘ik heb een relatie gehad van drie jaar’. Cliënt schrok dan ook van haar emotionele reactie. Dit wordt ook bevestigd door de aangeefster. U vraagt mij of ik kan uitleggen hoe ik zag dat [verdachte] schrok, toen ik ging huilen. Aan zijn gezichtsuitdrukking. Hij vroeg aan me: ‘waarom huil je? ‘op dat moment dat ik zei: ‘ik wilde het niet’. Toen zag hij er geschrokken uit. Indien aangeefster daadwerkelijk had aangegeven door woorden of daden dat ze het niet wilde, waarom zou cliënt dan schrikken als hij hoort dat ze het niet wilde, dit zou hij dan toch ook geweten moeten hebben.
‘de rechtbank merkt daarbij op dat het enkele feit dat verdachte in het verleden is veroordeeld voor aanranding niet kan gelden als steunbewijs’.
‘ in aanmerking genomen dat het Hof ten aanzien van deze feiten niet onbegrijpelijk heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefsters elkaar over en weer ondersteunen wat betreftde aard van de ontuchtige handelingengepleegd door de verdachte en de wijze waarop die handelingen in de woning van de verdachte plaatsvonden’ De verdediging is van mening dat de uitgangspunten van het arrest niet toepasbaar is op onderhavige zaak. Nu de getuige niet heeft verklaard dat zij achter in de auto met cliënt ontuchtige handelingen heeft moeten ondergaan. Dit was haar tweede afspraak, eerste afspraak is blijkbaar positief verlopen. Tijdens tweede afspraak is er onderling een meningsverschil ontstaan wat niets te doen had met seksuele handelingen zij probeerde uit te stappen en cliënt wilde het uitpraten. De getuige heeft de aard van de ontuchtige handelingen niet bevestigd! Conclusie is dan ook dat de verklaring van de getuige niet als steunbewijs kan worden meegenomen.
‘U vraagt mij of ik weet hoe vaak hij in de spiegel keek. Een keer. Dat deed hij voordat hij klaarkwam. U vraagt mij of hij dat deed voordat hij zijn arm om mijn nek deed. Daarvoor. Hij had zijn broek nog niet open geknoopt’.
U vraagt mij of ik er toen over heb nagedacht om uit de auto te stappen. Ik heb daar over nagedacht, maar het kon niet omdat de auto maar twee deuren heeft en wij achterin zaten. Ik durfde het misschien niet. Ik heb het gewoon niet gedaan’
. Zelfs na de vermeende handelingen stapt ze weer in de auto nadat ze eerst is uitgestapt, want haar verklaring dat zij de stoel naar voren heeft geklapt, is op gaan staan en zo naar voren is gegaan is niet geloofwaardig. Waarom zou je zo iets doen, als je de stoel al naar voren hebt geklapt is het al praktisch niet mogelijk om zonder uit te stappen naar voren te gaan. Als je dan al buiten de auto bent waarom stap je er dan weer vrijwillig in, je was toch bijna verkracht? Als we aannemen dat ze het daar niet aandurfde (afgelegen plek), waarom stap je dan bij het benzinestation als eerste weer in de auto om thuis afgezet te worden. Daar had je alle gelegenheid om hulp in te roepen. Aangeefster erkend ook dat er meerdere momenten zijn geweest dat zij weg had kunnen gaan, maar dit niet heeft gedaan.