“1. Een geschrift, zijnde een arrest d.d. 22 januari 2020 met rolnummer 22-000275-19 van de meervoudige kamer voor strafzaken van dit gerechtshof, bij welk arrest de betrokkene – voor zover hier van belang – is veroordeeld tot straf ter zake van verduistering, gepleegd in de periode van 13 mei 2015 tot en met 24 september 2015.
In het bijzonder wordt in dit arrest overwogen: “Uit het dossier volgt dat op 7 augustus 2015 de bestelbus voorzien van het kenteken [kenteken] is verkocht aan de getuige [getuige] . De getuige heeft een foto gemaakt van het legitimatiebewijs dat de persoon, die de bestelbus aan hem verkocht, aan hem overhandigde. Volgens de getuige komt de persoon die de bestelbus aan hem heeft verkocht overeen met de persoon die staat afgebeeld op het legitimatiebewijs. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring. Gelet hierop hecht het hof geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat hij op 7 augustus 2015 in Turkije was. Het hof gaat ervan uit dat de verdachte genoemde bestelbus in persoon aan de getuige heeft verkocht en de verkoopsom heeft ontvangen en dat hij zich aldus schuldig heeft gemaakt aan verduistering van die bestelbus. De verdachte wist dat de bus niet zijn eigendom was en heeft daarmee opzettelijk gehandeld. De verduistering kan aldus worden bewezen verklaard.”
Uit de bewijsmiddelen behorend bij dit arrest volgt dat de betrokkene voor de verkoop van de bestelbus, voorzien van het kenteken [kenteken] , een bedrag van € 10.285,00 heeft ontvangen. Omdat de bestelbus niet het eigendom van de betrokkene was, heeft de betrokkene zich met deze verkoop schuldig gemaakt aan verduistering en moet het door hem ontvangen bedrag worden gezien als wederrechtelijk verkregen voordeel.
Voornoemde bewijsmiddelen die betrekking hebben op de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel maken ook onderdeel uit van het dossier van deze ontnemingszaak en worden hieronder – voor zover in deze relevant – weergegeven.
2.
Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 oktober 2015 van de politie, Eenheid Den Haag, met nr. PL1500-2015280884-16, inclusief bijlagen. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 62 e.v.):
als de op 25 september 2015 afgelegde verklaring van de getuige [getuige] :
U houdt mij voor dat volgens uw systeem de Volkswagen Transporter, voorzien van het kenteken [kenteken] , op 7 augustus 2015 op mijn naam is gezet. Ik heb dit voertuig gekocht van [betrokkene] . Ik heb een foto gemaakt, met mijn telefoon, van zijn legitimatiebewijs. Ik laat u de foto zien.
Opmerking verbalisant: Ik krijg de telefoon van de getuige overhandigd. Ik zie op deze foto het Legitimatiebewijs van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum ] 1977.
Ik heb 10285 euro betaald voor het voertuig. Ik heb contant betaald.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 november 2015 van de politie, Eenheid Den Haag, met nr. PL1f500-2015280884-26. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 71):
als relaas van opsporingsambtenaar [verbalisant] :
Op 11 oktober 2015 heb ik de getuige [getuige] gehoord. De getuige verklaarde het voertuig met kenteken [kenteken] te hebben gekocht van een man genaamd [betrokkene] . De getuige had een kopie van het legitimatiebewijs van [betrokkene] gemaakt.
Ik heb op 3 november 2015 telefonisch contact gelegd met de getuige [getuige] . Ik hoorde dat de getuige tegenover mij verklaarde dat de manspersoon die bij de koop van het voertuig de identiteitskaart overhandigde, dezelfde man betrof als de man die op de identiteitskaart stond, te weten [betrokkene] .”