Voetnoten
1.Zie rov. 2.1 van de in cassatie in de hoofdzaak bestreden beschikking van het hof Den Haag van 27 oktober 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:2055 (op de voet van art. 31 Rv verbeterd bij beschikking van 9 februari 2021). Zie ook J.A. Kruit, Het arrest van het hof Den Haag in de ‘Bow Jubail’; CLC of Bunkerverdrag? Bewijsvergaring en bewijsstandaard 2.Het Bunkerverdrag is op 23 maart 2001 te Londen gesloten en voor Nederland op 23 maart 2011 in werking getreden. Zie Trb. 2005, 329 (Engelse en Franse authentieke teksten, Nederlandse vertaling).
3.Het CLC-Verdrag 1992 (Civil Liability Convention) betreft het Protocol van 1992 tot wijziging van het Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, 1969, gesloten te Londen op 27 november 1992. Zie Trb. 1994, 229 (Engelse en Franse authentieke teksten, Nederlandse vertaling). Voor Nederland is het CLC-Verdrag 1992 in werking getreden op 15 november 1997.
4.Zie rov. 2.2 van de in cassatie in de hoofdzaak bestreden beschikking van het hof Den Haag.
5.Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, Trb. 1973, 101 (Engelse en Franse authentieke teksten, Nederlandse vertaling), nadien gewijzigd door het Protocol van 1992, gesloten te Londen op 27 november 1992, Trb. 1994, 228 (Engelse en Franse authentieke teksten, Nederlandse vertaling).
6.Wet van 14 mei 1981, Stb. 1981, 294, in werking getreden op 15 september 1982.
8.Incidenteel verzoekschrift, nr. 1.2.
9.Incidenteel verzoekschrift, nr. 1.3.
10.Incidenteel verzoekschrift, nrs. 1.4-1.5.
11.Incidenteel verzoekschrift, nr. 1.6.
12.Incidenteel verzoekschrift, nr. 1.7, nr. 3.2..
13.Incidenteel verzoekschrift, nrs. 2.4-2.6.
14.Incidenteel verzoekschrift, nr. 2.3.
15.Incidenteel verzoekschrift, nr. 1.7.
16.Stb. 1981, 287, in werking getreden op 15 mei 1981.
17.
18.Onder ‘Aansprakelijkheidsverdrag’ wordt in de Wet schadefonds olietankschepen verstaan het CLC-Verdrag 1992, zie art. 1, onder e, Wet schadefonds olietankschepen.
19.
22.Asser Procesrecht/Korthals Altes & Groen 7 2015/259; B.T.M. van der Wiel, De cassatieprocedure, in B.T.M. van der Wiel (red.), Cassatie, 2019, nr. 234.
23.Van der Wiel, a.w., nr. 234.
24.Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, titel 3 Rv (Algemene bepalingen), aant. 19 (E.L. Schaafsma-Beversluis). Zie ook E.M. Wesseling-van Gent, Hoofdlijnen van de contentieuze procedure, 1986, p. 53, die erop wijst dat ‘voeging’ in een verzoekschriftprocedure mogelijk is via een omweg, namelijk door indiening van een verweerschrift.
25.Voor de aanvang van de termijn van art. 358 lid 2 Rv is niet relevant of de belanghebbende in eerste aanleg is opgeroepen, zie Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, art. 358 Rv, aant. 14 (E.D. van Geuns en M.V.E.E. Jansen).
27.Zie incidenteel verweerschrift zijdens Reederei Jaegers c.s., onder 1.5-1.12 en 3.6.