Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
middelkomt met een viertal klachten op tegen (de motivering van) de bewezenverklaring van het hof.
De zaak
Bewezenverklaring en bewijsvoering
mededeling van voornoemde verbalisanten:
verklaring van [verdachte] :
Bewijsoverweging
“All Cops Are Bastards”.
Beoordelingskader strafbare belediging
NJ2018/282, m.nt. Dommering blijkt dat in dit verband acht dient te worden geslagen op (i) de uitlating als zodanig, dat wil zeggen de bewoordingen van de uitlating en (ii) de context waarin de uitlating is gedaan. Daarbij dient onder ogen te worden gezien of de uitlating een bijdrage kan leveren aan het publieke debat of een uiting is van artistieke expressie, alsook de vraag of de uitlating onnodig grievend is geweest. [3] In dit beoordelingskader van de Hoge Raad ontbreekt (uiteraard) niet het, onder meer in art. 10 EVRM gegarandeerde, recht op vrijheid van meningsuiting, dat voor een deel ook in art. 266, tweede lid, Sr tot uitdrukking is gebracht. Dat recht staat, aldus de Hoge Raad, niet in de weg aan een strafrechtelijke veroordeling ter zake van eenvoudige belediging in de zin van art. 266 Sr indien zo een veroordeling een op grond van art. 10, tweede lid, EVRM toegelaten – te weten een bij de wet voorziene, een gerechtvaardigd doel dienende en daartoe een in een democratische samenleving noodzakelijke – beperking van de vrijheid van meningsuiting vormt. [4]
NJ2011/116, m.nt. Mevis (ACAB op voor- en rugzijde bomberjack) oordeelde de Hoge Raad dat uit de overwegingen van het hof moest worden afgeleid dat het voor het hof niet zonder meer duidelijk was dat ACAB als afkorting van All Cops Are Bastards een feit van algemene bekendheid was en verder dat, nu ook de zittingsverbalen dienaangaande niets inhielden, het hof zich omtrent dat gegeven buiten het onderzoek op de terechtzitting om heeft doen voorlichten door op de afkorting ACAB in combinatie met “cops” te googelen. De zaak werd teruggewezen naar het hof.
NJ2012/558, m.nt. Mevis. Het hof had de verdachte ditmaal vrijgesproken, en wel omdat de lettercombinatie ACAB als zodanig geen beledigend karakter heeft en het voorts niet aannemelijk was geworden dat het ten tijde van het tenlastegelegde in Nederland als een feit van algemene bekendheid had te gelden dat de lettercombinatie ACAB de afkorting vormt van de woorden “All Cops Are Bastards”. Bij deze uitspraak en motivering daarvan legde de advocaat-generaal bij het hof zich niet neer. Het hof zou een onjuiste uitleg hebben gegeven aan de daarin voorkomende, aan art. 266 Sr in verbinding met art. 267 Sr ontleende term "belediging" en daarmee de grondslag van de tenlastelegging hebben verlaten. De Hoge Raad oordeelde dat het hof dit keer een te beperkte uitleg had gegeven aan art. 266 Sr in verbinding met art. 267 Sr: “Bij de beoordeling van de vraag of de genoemde uitlating beledigend is in de zin van die bepalingen is niet doorslaggevend de enkele omstandigheid of het een feit van algemene bekendheid is dat de onderhavige lettercombinatie de afkorting is van bovengenoemde woorden.” De zaak werd verwezen naar een ander hof.
NJ2015/126, m.nt. Mevis. In dit arrest stelt de Hoge Raad het algemene uitgangspunt voorop dat het antwoord op de vraag of in zo een geval het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte is gericht op belediging van een individuele politiefunctionaris van de concrete omstandigheden van het geval afhangt. Indien de beledigende uitlating of feitelijkheid betrekking heeft op een categorie mensen in een bepaalde hoedanigheid, zal de enkele omstandigheid dat deze uitlating of feitelijkheid wordt waargenomen door een persoon die tot deze categorie behoort, niet voldoende zijn om te kunnen aannemen dat het opzet van de verdachte op de belediging van die specifieke persoon is gericht. Het oordeel van het hof dat de verdachte in de gegeven omstandigheden bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij de politiefunctionaris zou beledigen, werd gelet op ’s hofs feitelijke en niet onbegrijpelijke vaststellingen in stand gelaten.