Op tijdstip 13:57:58 is op de beelden (bestand: FILE101) het eerste getoeter van [slachtoffer] te horen. Op 13:57:59 kijken beide personen op de fiets om. Op 13:58:00 is te zien dat [slachtoffer] links erlangs probeert te komen en [betrokkene 1] met zijn fiets de doorgang blokkeert. Ook is te horen dat [slachtoffer] op z'n Maastrichts roept: "Schuif maaan, kut maaan, wat is 't maaan, schuif maaan".
Op de beelden op bestand FILE102 is, terwijl de dashcam op de zitting ligt, te zien dat het schuifdak open staat. Dat houdt in dat toen er door [slachtoffer] werd geroepen, dit hoorbaar kon zijn voor cliënt en [betrokkene 1].
Op tijdstip 13:58:05/6 kijkt cliënt richting [betrokkene 1] en te zien is dat cliënt even twijfelt voordat hij in de tas grijpt, (foto 1)
Client grijpt pas naar het kettingslot op het moment dat [slachtoffer] met het zwaard uit de auto stapt. Dit volgt uit de beelden in combinatie met de geluiden die in de auto te horen zijn zoals het losmaken van de gordel, het openen van het portier (klikgeluid) en het zachter worden van het stemgeluid van [slachtoffer] die door het uitstappen verder van de microfoon van de dashcam komt. [slachtoffer] roept tijdens het uitstappen iets naar [betrokkene 1]. Het grijpen naar het kettingslot is een reactie op [slachtoffer] die buiten de auto staat met een zwaard in zijn hand. Op tijdstip 13:58:08 is [slachtoffer] buiten, dat is te zien aan het hoofd van [betrokkene 1] die zijn hoofd niet meer neergebogen heeft naar passagier in de auto. (foto 2)
Op tijdstip 13:58:10 is het dichtslaan van het portier te horen en [slachtoffer] staat buiten met een voorwerp in zijn handen.
Op tijdstip 13:58:11 komt [slachtoffer] in beeld met het voorwerp omhoog geheven. Terwijl hij met dit voorwerp richting [betrokkene 1] loopt, is te horen dat [slachtoffer] blijft roepen: "Fiets door maaan". Hij blijft dit herhalen.
Op p. 6 van het vonnis overweegt de rechtbank dat de vraag of het verstandig is geweest van [slachtoffer] om niet te wachten tot hij [betrokkene 1] en cliënt kon passeren, maar om te toeteren en vervolgens met een voorwerp in zijn hand uit te stappen, niet relevant omdat volgens de rechtbank [slachtoffer] enkel is uitgestapt met een zwaard en naast zijn auto heeft gestaan.
De rechtbank gaat met die overweging voorbij aan het feit dat het [slachtoffer] is geweest die de confrontatie opzoekt. De rechtbank passeert met haar redenering zomaar dat [slachtoffer] de agressor is. [slachtoffer] toetert, hij roept hoorbaar voorde personen op de fietsen en hij stapt meteen uit met het zwaard in zijn handen. Tussen tijdstip 13:58:10 en 13:58:12 is duidelijk te zien dat [slachtoffer] met het voorwerp gebarend richting [betrokkene 1] loopt.
De rechtbank ziet in de gedragingen van [slachtoffer] geen aanvallende handelingen. Dus ook niet wanneer [slachtoffer] op [betrokkene 1] afloopt met het voorwerp.
Wanneer het op iemand aflopen met een voorwerp in de handen en de confrontatie zoeken, geen aanvallende handelingen zijn, dan heeft dat niet alleen te gelden voor [slachtoffer] maar ook voor cliënt. Het kan niet zo zijn dat voor [slachtoffer] andere regels gelden dan voor cliënt. Dat cliënt met een ketting langs het lichaam op [slachtoffer] af loopt is dan ook geen aanvallende handeling.
Op tijdstip 13:58:12 is te zien dat [slachtoffer] als eerst uithaalt met zijn zwaard naar cliënt. Op tijdstip 13:58:16 is te zien dat cliënt de ketting heft maar hij haalt niet uit met de ketting. De ketting valt terug en verslapt. Wat daarna gebeurt valt buiten beeld. De rechtbank heeft op p.3 van het vonnis ten onrechte overwogen dat wanneer [slachtoffer] naar cliënt uithaalt, cliënt vrijwel gelijktijdig naar [slachtoffer] uithaalt. Wat de rechtbank daar overweegt is niet op de beelden te zien. De ketting zwaait niet naar [slachtoffer] maar valt terug, (foto's 3,4 en 5)
Op tijdstip 13:58:22 komt [slachtoffer] nogmaals in beeld met het zwaard geheven in de lucht en rent hij achter iemand aan. (foto 6)
In ieder geval staat vast dat het [slachtoffer] is geweest die de aanval heeft gekozen en als eerste uithaalt met het zwaard.
Het is niet zomaar een voorwerp dat [slachtoffer] bij zich had, het is een samoeraizwaard. Dat zwaard lag op de plaats van de bijrijder binnen handbereik. Het is het eerste waar [slachtoffer] naar grijpt voordat hij uitstapt. Het is niet normaal dat iemand dit soort voorwerpen binnen handbereik in de auto heeft liggen, uit de verpakking. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij het zwaard op internet had besteld ter decoratie, dan heeft het ook in een doos gezeten, goed ingepakt. Voor transport ligt de kofferbak meer voor de hand. [slachtoffer] heeft er bewust voor gekozen om een zwaard dat decoratie ten doel had, bewust te gaan gebruiken als een wapen.
Er was nog helemaal niets aan de hand op het moment dat [slachtoffer] de auto stopt. Er was geen enkele aanleiding voor [slachtoffer] om met dat zwaard uit te stappen.
Client heft de ketting niet voordat [slachtoffer] met zijn zwaard aan het uithalen is.
Client valt niet aan, het is [slachtoffer] die aanvalt en als eerst uithaalt en op dat moment is er sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van cliënt waarop cliënt vervolgens gereageerd heeft door naar [slachtoffer] te slaan, wat overigens niet op beeld staat.
Was de verdediging noodzakelijk of had cliënt zich kunnen en moeten onttrekken aan de aanranding? Hoewel er sprake was van een open gebied waar cliënt zich zondermeer gemakkelijk aan de aanranding had kunnen onttrekken, meen ik dat zulks niet gevergd kan worden van hem omdat noodweer niet alleen betrekking hoeft te hebben op het eigen lijf maar ook dat van een ander, te weten [betrokkene 1]. Die was erbij en [slachtoffer] heeft een zwaard waarvan hij zelf zegt dat hij het op enig moment uit de schede gehaald heeft. Wanneer dat precies was, is moeilijk vast te stellen, omdat het niet op beeld staat en alles in zeer korte tijd gebeurd is. Van cliënt kan niet verwacht worden dat hij zich onttrekt en [betrokkene 1] achterlaat terwijl daar iemand met een zwaard tumult aan het maken is.
Client heeft ook niet gehandeld buiten de eisen van proportionaliteit omdat op de beelden te zien is dat zwaard en ketting ongeveer even lang zijn en zwaard en ketting beide slagwapens zijn van metaal. Client is door [slachtoffer] op het hoofd geslagen. In de aanvullende stukken zijn foto's te zien van cliënt waar het bloed van het hoofd afdruipt.
De conclusie is dan ook dat er sprake was van een gedraging "geboden door de noodzakelijke verdediging."
Mocht uw hof van oordeel zijn dat er sprake is van overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging, dan stelt cliënt zich op het standpunt dat hem een beroep op noodweer exces toekomt.
De hevige gemoedsbeweging is ontstaan door het gedrag van [slachtoffer] die al toeterend en roepend zijn voertuig tot stilstand brengt en vervolgens meteen met een slagwapen uitstapt. Vervolgens is hij degene die als eerste uithaalt naar cliënt met dat slagwapen.
Er is geen sprake geweest dat cliënt de aanval van [slachtoffer] heeft uitgelokt. [slachtoffer] die een zwaard in zijn auto had liggen heeft doelbewust de confrontatie opgezocht en was uit op verhaal. Dat [slachtoffer] niet uit was op enkel een gesprek blijkt al uit het feit dat hij meteen met het zwaard is uitgestapt.