Conclusie
1.Inleiding
2.Bewezenverklaring en gebezigde bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1, feit 2.
3.Het cassatieberoep
bewustzou hebben aanvaard. De verdachte heeft immers gesteld dat hij zich heeft vergewist van de geldende verplichtingen bij een (gerenommeerde) leverancier en dat pas later bleek dat die informatie-inwinning onvoldoende was geweest. Daarin kan geen bewuste aanvaarding van een aanmerkelijke kans op wetsovertreding worden gezien, aldus de toelichting; het wijst veeleer op lichtzinnig, onnadenkend of roekeloos handelen, waarmee het terrein van de culpa nog niet is verlaten. Vast staat dat de verdachte zich heeft laten informeren door een vertegenwoordiger van het chemiebedrijf [B] . Het Hof weegt ten nadele van de verdachte mee dat hij daarop is afgegaan zonder zelf nader onderzoek te doen, hoewel ook dat slechts op culpoos handelen wijst. Sterker nog, de stelling van verdachte dat hij niet beter wist dan dat hij aan alle voorwaarden voldeed en daardoor in de veronderstelling verkeerde dat hij de wet niet overtrad, wijst veel meer naar
onbewuste schuld (culpa) dan naar bewuste aanvaarding van een aanmerkelijke kans dat hij de wet zou overtreden (opzet). Uit ’s hofs overwegingen volgt zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk dat er een aanmerkelijke kans op wetsovertreding was de dat verdachte bewust zou hebben aanvaard.
de factodezelfde omstandigheden noemt als het Hof doet in zijn bewijsoverwegingen ter zake van het opzet, terwijl het Hof daarbij niet (begrijpelijk) uitlegt waarom die omstandigheden (i) weerleggen dat het slechts om culpoos handelen ging c.q. (ii) onderbouwen dat de verdachte opzet had.
4.Wettelijk kader
Verstrekking van informatie over geregistreerde stoffen aan de bevoegde instanties
Sancties
5.Rechtspraak en literatuur
Spinazie-, [7] Krulsla- [8] en
Aushilfe-Lohn- [9] arresten. U zie met name de onderdelen 5.9-5.10 hieronder. Opzet in economische strafzaken: (i) heeft in beginsel dezelfde betekenis als in commune strafzaken en is dus geen ‘boos’, maar kleurloos opzet: de verdachte hoeft zich niet bewust te zijn geweest van de strafbaarheid van zijn handelen zonder vergunning of zijn nalaten van – bijvoorbeeld - een melding, (ii) kan bewezen worden geacht als de verdachte willens en wetens of bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op het zich voordoen van de strafbaar gestelde gedraging/situatie/gevolg en (iii) wordt betrokken op alle niet-geobjectiveerde bestanddelen van het overtreden voorschrift.
NJ2001/14 (
Krulsla) [10] betrof de vraag of onder ‘sla’ in een warenwetstrafbepaling ook ‘krulsla’ valt. Uit uw arrest volgt dat van een professionele marktdeelnemer mag worden verwacht dat hij zich terdege laat informeren over de inhoud van de mogelijk op zijn professie toepasselijke (straf)wetgeving:
Aushilfe-Lohn-zaak HR
NJ2007/544. [13] De verdachte in die zaak voerde het verweer dat hij de Nederlandse werkgevers-verplichtingen niet kende, althans niet wist dat hij er aan onderworpen was omdat hij meende aan de Duitse werkgeversverplichtingen te zijn onderworpen en dat zijn
Steuerberaterhem had verteld dat hij niet in twee landen was onderworpen, zodat hij geen opzet kon hebben op niet-naleving van de Nederlandse werkgevers-verplichtingen. Mijn ambtgenoot Vellinga betoogde dat de wereld sinds 1952 gewijzigd was en dat men zich in de sindsdien ingetreden tijden van prolifererend technocratisch regelrecht, al dan niet van EU-rechtelijke oorsprong,
bewustmoest zijn van het bestaan van een verplichting om haar opzettelijk te kunnen verzaken. U had daar geen oren naar:
NJ1952, 314). De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een verandering van zijn rechtspraak op dit punt.”
nietkende. Ik weet niet of ik dit overtuigend aan ondernemers zou kunnen uitleggen.
NJ2012/31 [14] werd de verdachte verzaking van een meldplicht ter zake van afvaltransport verweten, maar u achtte opzet niet bewezen omdat niet bewezen was dat de verdachte zich bewust was van het feit dat de resten van elektromotoren die hij verscheepte als – meldplichtig - ‘mengsel van afvallen’ moest worden aangemerkt. U overwoog:
NJ2007/144 (
Content Beheer BV) [15] werd het verweer gevoerd dat de verdachte ondanks ingewonnen informatie onwetend was van een wettelijke verplichting, maar in die zaak niet als bewijsverweer, maar als beroep op afwezigheid van alle schuld wegens verschoonbare rechtsdwaling. Ik citeer dat arrest omdat het verweer van de verdachte ook als een beroep op verschoonbare rechtsdwaling gelezen kan worden en
Content Beheer BVlaat zien hoe u omgaat met de vraag of een verdachte in redelijkheid op de deugdelijkheid van een door hem ingewonnen advies mocht vertrouwen:
NJ1995, 631). Daarvan kan sprake zijn indien de verdachte is afgegaan op het advies van een persoon of instantie aan wie of waaraan zodanig gezag valt toe te kennen dat de verdachte in redelijkheid op de deugdelijkheid van het advies mocht vertrouwen (vgl. HR 13 december 1960,
NJ1961, 416). Bij de beoordeling van een daartoe strekkend verweer kunnen verschillende aspecten van belang zijn, waaronder:
4.5.2 Opzet in oeconomicis
5. Kleur van het opzet
boos opzet’, vanwege het daaruit blijkende ethisch afkeurenswaardige van de bij de verdachte aanwezige wetenschap – ligt immers niet in het vereiste opzet besloten.
6.Kritiek op het kleurloos opzet
Aushilfe-Lohn; PJW] gepleit voor een andere opstelling van de Hoge Raad. Immers, het pijnpunt in dezen zou gelegen zijn in het feit ‘dat het opzet in zaken van opzettelijk handelen zonder vergunning of opzettelijk nalaten waar de wet handelen verplicht stelt (…) in de kern van de zaak niet is gebaseerd op verdachtes kennis, maar op de kennis waarover hij dient te beschikken’. [25] Vellinga heeft voorgesteld in economische strafzaken ‘boos opzet’ als uitgangspunt te hanteren. Daarbij zou met name de sterk objectiverende invulling van voorwaardelijk opzet, de omstandigheid dat de betrokkene willens en wetens de aanmerkelijke kans op het gevolg op de koop toe heeft genomen, een nadere inhoud kunnen worden gegeven. Van opzettelijk handelen zonder vergunning zou dan alleen sprake zijn wanneer het opzet ook de vergunningplichtigheid zou omvatten en van opzettelijk nalaten als het opzet zich ook uitstrekt tot de plicht tot handelen. De Hoge Raad heeft dit voorstel blijkens de ferme uitspraak van 2007 dan ook, en de latere bevestiging daarvan, echter niet gevolgd.”
6.Bespreking van het cassatiemiddel
NJ1952, 314 en HR
NJ2007/544 in onderdeel 5.4 hierboven. Voor zover het middel van een andere opvatting uitgaat, is het dus ongegrond.
NJ2012/31, omdat in die zaak niet was bewezen dat de verdachte zich er bewust van was dat de resten van elektromotoren die hij verscheepte als – meldplichtig - ‘mengsel van afvallen’ moest worden aangemerkt. [27]
NJ2001/14 (
Krulsla) [28] volgt dat van een professionele marktdeelnemer mag worden verlangd dat hij zich adequaat laat informeren over de wettelijke beperkingen waaraan zijn nering is onderworpen. Dat heeft de verdachte kennelijk nagelaten, nu hij stelt niet van zijn wettelijke meldplicht op de hoogte te zijn geweest.
vergetenzou zijn te melden, of ten onrechte gedacht zou hebben dat hij of een ondergeschikte al gemeld zou hebben. De verdachte houdt echter vol dat hij die plicht
nietkende en stelt kennelijk dat hij haar ook niet
hoefdete kennen omdat zijn [B] -zegsman er niet over was begonnen.
Hartmannen
Kroesin 5.10 hierboven), al zegt de cassatieschriftuur dat het om lichtzinnig, onnadenkend of roekeloos handelen gaat (zie onderdeel 3.2), zodat deze lezing (een beroep op afwezigheid van alle schuld) niet voor de hand ligt. Gezien HR
NJ2007/144 (zie 5.4 hierboven) komt de verdachte slechts beroep op verschoonbare rechtsdwaling toe als hij heeft gehandeld in verontschuldigbare onbewustheid van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging. Daarvan kan sprake zijn als hij is afgegaan op het advies van een persoon of instantie aan wie zodanig gezag toekomt dat de verdachte in redelijkheid op de deugdelijkheid van het advies mocht vertrouwen. Van belang voor de beoordeling daarvan zijn onder meer de positie van de verdachte binnen het bedrijf, de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de adviseur en de manier waarop en de omstandigheden waaronder het advies is ingewonnen. De verdachte stelt zich te hebben laten voorlichten door een verkoper van [B] , de leverancier van de precursoren, die dus niet onafhankelijk was. Aan die verkoper komt evenmin ‘zodanig gezag’ toe, zoals wél toekomt aan - bijvoorbeeld - een opperwachtmeester van politie waar het gaat om de adequatie van motorpapieren, [31] of het college van burgemeester en wethouders waar het gaat om de rechtsgeldigheid van een verleende vergunning. [32] De verdachte heeft overigens niet gesteld dat hij heeft gevraagd naar beperkingen, vergunningsplichten, meldplichten of volgsystemen, en evenmin dat de [B] -verkoper zou hebben verklaard dat er géén meldplicht zou zijn. Van verontschuldigbare rechtsdwaling is dus geen sprake.