ECLI:NL:HR:2014:851

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2014
Publicatiedatum
8 april 2014
Zaaknummer
13/02922
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opzet en zorgplicht in milieurechtelijke zaak betreffende IBC-tanks

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1939, was beschuldigd van het niet naleven van voorschriften uit het Besluit landbouw milieubeheer met betrekking tot de opslag van gevaarlijke stoffen op zijn terrein in Wijdewormer. De tenlastelegging omvatte verschillende overtredingen, waaronder het niet voorzien van geïntegreerde lekbakken voor IBC-tanks die gevuld waren met gasolie, en het niet duidelijk aanbrengen van een verbod op roken en open vuur in een loods waar brandbare vloeistoffen werden opgeslagen.

Het Hof had de verdachte schuldig bevonden, maar de Hoge Raad oordeelde dat de enkele omstandigheid dat het Besluit landbouw milieubeheer voorschrijft dat degene die de inrichting drijft ervoor zorg draagt dat de voorschriften worden nageleefd, niet voldoende was om het verweer van de verdachte te verwerpen. De Hoge Raad concludeerde dat uit de bewijsmiddelen niet kon worden afgeleid dat het opzet van de verdachte gericht was op het niet naleven van de voorschriften. Hierdoor was de bewezenverklaring niet naar de eisen der wet met redenen omkleed.

De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat deze opnieuw op het bestaande hoger beroep kon worden berecht. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige bewijsvoering in milieurechtelijke zaken, vooral als het gaat om de intentie en opzet van de verdachte.

Uitspraak

8 april 2014
Strafkamer
nr. 13/02922 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, van 27 november 2012, nummer 23/003010-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1939.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.S. Nan, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Tenlastelegging, bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 28 april 2010 te Wijdewormer, in de gemeente Wormerland, als degene die een inrichting als bedoeld in artikel 2 van het Besluit landbouw milieubeheer, gelegen aan de [a-straat 1], kadastraal bekend onder nummer Wijdewormer […], dreef, opzettelijk, er niet voor heeft zorg gedragen dat één of meer voorschriften die zijn opgenomen in het bij het genoemde besluit behorende bijlage werden nageleefd, immers
- werden afvalstoffen, te weten oud hooi, vele stukken gescheurd plastic, doek en zeil, kromme metalen spanten, oude balken, oude autobanden, afsnijstroken van isolatiemateriaal, onbruikbaar bouwmateriaal en/of oude, kapotte keukenkastjes, niet op een zodanige wijze opgeslagen dat nadelige gevolgen voor het milieu werden voorkomen en/of werden geen maatregelen getroffen waarbij gescheiden afgifte mogelijk bleef (vs. 1.3.4) en/of
- was het verbod op roken en open vuur in de loods, gelegen aan de noordoostelijke zijde van het terrein, waarin brandbare vloeistoffen werden opgeslagen en/of gebruikt, nergens duidelijk aangebracht (vs. 1.6.1) en/of
- vond de opslag van gevaarlijke stoffen en/of andere vloeibare bodem bedreigende stoffen, te weten tenminste 110 liter, in elk geval een zekere hoeveelheid, olie opgeslagen in een houten kast en/of een emmer gevuld met ongeveer 10 liter afgewerkte olie, niet plaats boven een ten minste vloeistofkerende vloer en/of in een vloeistofdichte lekbak, welke vloeistofkerende vloer samen met wanden, drempels en/of opstaande randen een vloeistofkerende opvangvoorziening vormde (vs. 2.6.2) en/of
- voldeed de opslag in een bovengrondse tank van huisbrandolie en/of gasolie en/of lichte stookolie, niet aan richtlijn PGS 30, immers waren een vijftal kunststoffen mobiele bovengrondse opslagtanks, zogenaamde IBC's elk met een inhoud van 1000 liter, welke geheel en/of gedeeltelijk waren gevuld met gas- en/of dieselolie en/of diesel-biodieselblend, niet voorzien van een geïntegreerde lekbak (vs. 2.6.8) en/of
- was de inrichting niet ordelijk en/of werd de inrichting niet regelmatig schoongemaakt en/of verkeerde de inrichting niet in goede staat van onderhoud, immers lagen verspreid over het terrein van de inrichting en/of in de loods gelegen op het terrein oud hooi, vele stukken gescheurd plastic, doek en zeil, kromme metalen spanten, oude balken, oude autobanden, afsnijstroken van isolatiemateriaal, onbruikbaar bouwmateriaal en/of oude, kapotte keukenkastjes (vs. 3.1.1)."
2.2.
Daarvan is bewezenverklaard dat:
"hij op 28 april 2010 te Wijdewormer, in de gemeente Wormerland, als degene die een inrichting als bedoeld in artikel 2 van het Besluit landbouw milieubeheer, gelegen aan de [a-straat 1], kadastraal bekend onder nummer Wijdewormer […], dreef, opzettelijk, er niet voor heeft zorg gedragen dat voorschriften die zijn opgenomen in het bij het genoemde besluit behorende bijlage werden nageleefd, immers
- was het verbod op roken en open vuur in de loods, gelegen aan de noordoostelijke zijde van het terrein, waarin brandbare vloeistoffen werden opgeslagen, nergens duidelijk aangebracht, en
- voldeed de opslag in een bovengrondse tank van gasolie, niet aan richtlijn PGS 30, immers waren een viertal kunststoffen bovengrondse opslagtanks, zogenaamde IBC's elk met een inhoud van 1000 liter, welke waren gevuld met gasolie, niet voorzien van een geïntegreerde lekbak, en
- was de inrichting niet ordelijk, immers lagen verspreid over het terrein van de inrichting of in de loods gelegen op het terrein, oud hooi, vele stukken gescheurd plastic, kromme metalen spanten, oude balken, oude autobanden."
2.3.1.
Het Hof heeft deze bewezenverklaring doen steunen op de volgende, in de bestreden uitspraak en de aanvulling daarop opgenomen, bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PLI 1MI2010026991-3, van 21 juli 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant/verbalisanten (of één of meer van hen):
Bij navraag bij het register van het kadaster online, bleek mij dat het perceel [a-straat 1], 1456 ND te Wijdewormer, gemeente Wormerland, kadastraal bekend is onder nummer Wijdewormer […]. Het behoort in eigendom toe aan [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1939, en [betrokkene] (het hof begrijpt: en voorts aan [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1978).
Voor genoemd perceel is door voornoemde personen een meldingsformulier Besluit landbouw milieubeheer ingediend.
Op woensdag 28 april 2010, te 16.00 uur, stond ik, verbalisant [verbalisant 1], voor het toegangshek naar perceel [a-straat 1] te Wijdewormer. Wij liepen over het terrein naar de achterzijde en zagen daar achter een tweetal stallen een grote hoeveelheid afval en andere onbruikbare materialen liggen. Ik zag dat de bodem van het terrein grotendeels was bedekt met oud hooi en vele stukken gescheurd en gebruikt plastic doek en zeil. Verder lagen er heel veel oude hooibalen te rotten op de bodem. Ook zag ik verspreid over het terrein gebruikte en onbruikbare materialen liggen, zoals kromme metalen spanten, oude balken en oude autobanden.
Vervolgens begaf ik mij naar de aan de noordoostelijke zijde van het terrein gelegen loods. Ik zag in deze loods een aantal zogenaamde IBC's staan, her en der verspreid door de loods.Dit zijn vierkante, stationaire tanks met een inhoud van 1000 liter. Ik stelde vast dat er ongeveer 20 van deze IBC's in de loods stonden. Enkele van deze IBC's maakte ik open, en ik zag en rook dat deze gevuld waren met een rode of gelige vloeistof, die rook naar een brandstof als benzine of diesel. Het verbod op roken en open vuur in deze ruimte was nergens duidelijk aangebracht.
2. Een geschrift, zijnde een meldingsformulier Besluit landbouw milieubeheer van 31 december 2008, opgenomen als bijlage 2 bij het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL11 MI 2010026991-6, van 24 januari 2011.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Meldingsformulier Besluit landbouw milieubeheer
Naam aanvrager: [verdachte]
Adres: [a-straat 1], Wijde Wormer.
Aard van de inrichting:
- Melkrundveehouderij
- paardenhouderij.
datum en plaats: 31-12-2008
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL11MI 2010026991-2, van 25 mei 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant/verbalisanten (of één of meer van hen):
Op donderdag 29 april 2010 bevonden wij ons op perceel [a-straat 1] te Wijdewormer, gemeente Wormerland. Reden van ons bevinden op genoemd perceel was dat tijdens een eerder gehouden controle d.d. 28 april 2010, werd geconstateerd dat in een grote loods ongeveer 19 intermediate bulk containers (verder te noemen als IBC) her en der opgeslagen stonden, vermoedelijk gevuld met brandbare of gevaarlijke vloeistoffen. Gelet op de mogelijke gevaarzetting werd door ons een monsterneming uitgevoerd, met als doel de vaststelling van het soort vloeistof. De IBC's werden door ons voorzien van een uniek nummer, namelijk 1 tot en met 5 en visueel onderzocht. Van die IBC's werden een A en B (het hof begrijpt: monster) genomen. De monsters werden overgebracht voor analyseonderzoek naar het
Nederlands Forensisch Instituut.
IBC 1: Wij zagen dat het een kunststof IBC was.
IBC 2: Wij zagen dat het een kunststof IBC was.
IBC 3: Wij zagen dat het een kunststof IBC was.
IBC 4: Wij zagen dat het een kunststof IBC was.
IBC 5: Wij zagen dat het een kunststof IBC was.
4. Een geschrift, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut 'onderzoek aan vloeistoffen uit IBC-containers, aangetroffen te Wijdewormer op 28 april 2010', van 25 mei 2010, opgesteld door ing. L.J. van Soest en R.P. de Bruyn.
Dit rapport houdt in, - voor zover van belang en zakelijk weergegeven -:
Parketnummer: 15/997509-10
Verdachte: [verdachte]
Te onderzoeken materiaal
Pot met roodkleurige vloeistof (IA)
Pot met roodkleurige vloeistof (IB)
Pot met geelkleurige vloeistof (2A)
Pot met geelkleurige vloeistof (2B)
Pot met roodkleurige vloeistof (3A)
Pot met roodkleurige vloeistof (3B)
Pot met geelkleurige vloeistof (4A)
Pot met geelkleurige vloeistof (4B)
Pot met roodkleurige vloeistof (5A)
Pot met roodkleurige vloeistof (5B)
Conclusie
De monsters IA en 3A betreffen rode, laagzwavelige gasolie.
Het monster 5B betreft een rode, hoogzwavelige gasolie.
Het monster 2A betreft een lichtgele, laagzwavelige gasolie (of te wel dieselolie).
Het monster 4A betreft een lichtgele, laagzwavelige diesel-biodieselblend.
Uit informatiebronnen zoals veiligheidsinformatiebladen blijkt dat het vlampunt van gasolie hoger is dan 56°C.
5. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 12 juli 2011.
Het klopt dat er (het hof begrijpt: op de inrichting) grote hoeveelheden afval, hout en metalen lagen. Ik ben dertig uur per week op de boerderij aanwezig.
[6.] Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL11MI 2010026991-6, van 24 januari 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisanten:
Wij verklaren in aanvulling op het eerder opgemaakte proces-verbaal van bevindingen PL11M1 2010026991-3, het volgende. Blijkens onze waarnemingen, de monsterneming en de analyse van het NFI, stonden in de schuur van verdachte. [verdachte] vijf kunststof mobiele bovengrondse opslagtanks, zogenaamde IBC's, alle geheel of gedeeltelijk gevuld met dieselolie, synoniem gasolie. Wij zagen dat deze tanks niet waren voorzien van een geïntegreerde lekbak."
2.3.2.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Ten aanzien van het onder het vierde gedachtestreepje ten laste gelegde, overweegt het hof dat de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 30 (PGS 30) onder paragraaf 4.1.2.5, als constructie-eis voor kunststoffen tanks tot 1200 liter inhoudt dat deze tanks een geïntegreerde lekbak hebben. De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep nog aangevoerd dat de IBC-tanks zijn geplaatst op een vloeistofdichte vloer met oplopende randen, waardoor ook een opvangbak ontstaat, maar hiermee is naar het oordeel van het hof nog geen sprake van een geïntegreerde lekbak van de tank.
Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij niet wist dat de IBC-tanks en de olie op de inrichting aanwezig waren. Hieromtrent overweegt het hof als volgt. Artikel 5 eerste lid van het Besluit landbouw milieubeheer, waarop de tenlastelegging is gestoeld, luidt als volgt:
De voorschriften, bedoeld in de hoofdstukken 1 tot en met 3 van de bijlage gelden voor degene die de inrichting drijft. Die draagt er zorg voor dat de voorschriften worden nageleefd.
Gelet hierop is voor een bewezenverklaring niet vereist dat de verdachte wist dat de IBC-tanks met olie aanwezig waren op zijn inrichting."

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel keert zich tegen 's Hofs verwerping van het verweer dat de verdachte "niet wist dat de IBC-tanks en de olie op de inrichting aanwezig waren".
3.2.1.
Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer verworpen op de grond dat het Besluit landbouw milieubeheer inhoudt dat degene die de inrichting drijft ervoor zorg draagt dat de in de bijlage bij dat Besluit opgenomen voorschriften worden nageleefd.
3.2.2.
Die enkele omstandigheid kan de verwerping van het aangevoerde niet dragen. Ook uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat het opzet van de verdachte - al dan niet in voorwaardelijke vorm - was gericht op het tenlastegelegde en bewezenverklaarde niet ervoor zorgdragen dat een viertal kunststoffen bovengrondse opslagtanks, zogenoemde IBC's, elk met een inhoud van 1000 liter, welke waren gevuld met gasolie, waren voorzien van een geïntegreerde lekbak. Derhalve is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.3.
Het middel is terecht voorgesteld.

4.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, Economische Kamer, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 april 2014.