Conclusie
middelbevat vier deelklachten van verschillende aard. Alvorens deze klachten te bespreken geef ik eerst de bewezenverklaring, de bewijsmiddelen, een deel van hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd en een bewijsoverweging weer.
proces-verbaal van verhoor getuiged.d. 25 april 2016 van de politie Den Haag (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (…):
proces-verbaal van aanhoudingd.d. 25 april 2016 van de politie Den Haag (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (…):
[verbalisant 1]en
[verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie Eenheid Den Haag:
proces-verbaal van bevindingend.d. 25 april 2016 van de politie Den Haag (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (…):
[verbalisant 3], brigadier van politie Eenheid Den Haag:
geschrift, zijnde een pamflet, als bijlage opgenomen bij het proces-verbaal van bevindingen zoals opgenomen onder bewijsmiddel 3. (…), inhoudende:
proces-verbaal van bevindingend.d. 13 juni 2016 van de politie Den Haag (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
[verbalisant 2], hoofdagent van politie Eenheid Den Haag :
Strafbare meningsuiting?
bescherming van art. 10 EVRM, terwijl artikel 17 EVRM daaraan niet in de weg staat. Er is met de in de tll genoemde teksten niet tot enig strafbaar feit noch tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opgeruid. De term “openbaar gezag” is overigens weinig concreet. De artt. 131 en 132 Sr moeten worden beschouwd als, in het kader van het EVRM toegestane, wettelijke inperking van de vrijheid van meningsuiting die in een democratische samenleving noodzakelijk is. Uit de Europese jurisprudentie moet worden afgeleid dat “noodzakelijk” inhoudt: een dringende maatschappelijke noodzaak (“
pressing social need”) waarbij aan de lidstaten een zekere vrijheid toekomt bij de waardering van die noodzaak. Bij die waardering moet een afweging worden gemaakt tussen het fundamentele belang van de vrijheid van meningsuiting (het individuele grondrecht) en het fundamentele belang van bescherming van de democratische (rechts-)staat (het algemene fundamentele maatschappelijke belang) (…). Een aanvaardbare beperking van de vrijheid van meningsuiting dient in ieder geval te voldoen aan eisen van proportionaliteit. Tegen deze achtergrond is de vraag in hoeverre de overheid gerechtigd is een inbreuk te maken op het grondrecht niet in algemene zin te beantwoorden (…), maar zullen, naast de letterlijke betekenis van de uitlating of boodschap, de omstandigheden van het geval uitsluitsel moeten geven.
offend shock or disturb(zie ondermeer EHRM 8 juli 1999, Baskaya, NJ2001/62, r.o. 61). Het recht op vrije meningsuiting mag uitsluitend worden beperkt indien die beperking noodzakelijk is in een democratisch samenleving. Dit komt er volgens vaste jurisprudentie van het Europese Hof op neer dat de beperking moet zijn ingegeven door een
pressing social need, dat deze
relevant and sufficienten
proportionate to the ligitimate aims persuedmoet zijn. Het Europese Hof maakt bij de vaststelling of een uiting in het openbaar debat geoorloofd is onderscheid tussen de feitelijke oordelen en waardeoordelen (EHRM 22 oktober 2007, Lindon/Frankrijk, NJ2008/443, r.o. 46). Van waardeoordelen mag niet worden geëist dat ze worden bewezen (EHRM 8 juli 1986, Lingens/Oostenrijk, r.o. 46). Wel moet er een voldoende feitelijke basis zijn voor waardeoordelen. Een feitelijke basis mag niet ontbreken anders is het waardeoordeel excessief (EHRM 11 maart 2003, Lesnik/Slowakije, Reports 2003-IV).
Weg met de politie en de staat, leve de opstand”. - zijn beide teksten die geen opruiing opleveren.
Dan is de enige optie om keihard in opstand te komen”, evenmin;
In de zomer van 2015 woedde er een opstand in de Schilderswijk” is niet meer dan een feitelijke vaststelling.
Laat deze zomer een hete zomer worden” is een wens die velen van ons koesteren. In acties vaak in minder letterlijke betekenis gebruikt: Slogan van de FNV. In eerste aanleg is ook de column van de deken van de Haagse Orde van Advocaten mr D. de Knijff genoemd: “
Ik voorspel een hete herfst” waarmee hij advocaten aanspoorde actie te voeren tegen de veel te vergaande plannen van het kabinet om (…) nog meer te bezuinigen op de gefinancierde rechtsbijstand.
Het is belangrijk om tijdens acties anoniem te blijven om het de politie niet makkelijk te maken” levert evenmin een opruiende tekst op. Het is een advies, een niet ongeoorloofd advies. Het levert geen opruiing op.
Doe er je voordeel bij de volgende opstand of als je op pad gaat om de politie en de staat te vallen.” Het aanvallen van de politie en de staat? Niet bedoeld is aanvallen in letterlijke, fysieke zin. In een debat iemand aanvallen, een instituut aanvallen, het gezag aanvallen: het betreft hier termen die door actievoerders overdrachtelijk plegen te worden gebezigd. Het betreft geen aansporingen tot geweld of enig ander strafbaar feit tegen individuele personen of groepen.
eerstedeelklacht van het middel houdt in dat het hof de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten doordat het een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de daarin voorkomende term opruiing ‘tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag’. Blijkens de toelichting voert de steller van het middel, met een beroep op de wetsgeschiedenis en een verwijzing naar de noot van Keijzer onder HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5178,
NJ2012/658, daartoe aan dat de voornoemde bestanddelen enkel zien op het ‘op onrechtmatige wijze omver willen werpen van de Nederlandse regering’, terwijl uit de vaststellingen van het hof niet zou kunnen worden afgeleid dat de bewezen verklaarde teksten daarop gericht waren. Sterker, uit de bewezenverklaarde passage ‘het is belangrijk om tijdens acties (…) het de politie niet te makkelijk te maken’ zou blijken dat ‘de poster het gezag van de politie erkent’, aldus de steller van het middel. Een en ander zou leiden tot de slotsom dat het hof de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten.
Stb. 619 (Wet houdende nadere voorzieningen tot bestrijding van revolutionnaire woelingen) werd (onder meer) aan art. 131 Sr het voornoemde bestanddeel toegevoegd. [3] Daaraan ging een levendig parlementair debat vooraf.
waarvoor in het volk eene meerderheid wordt gevonden, langs wettigen weg kunnen worden tot stand gebracht, die gevaren nog betrekkelijk het minst groot zullen zijn. Immers, hier betekent het streven naar revolutie niets anders dan een streven van de
minderheidom aan de meerderheid haar wil op te leggen.
noodzakelijkverontrustend behoeft te zijn, zoo moet daarbij toch een voorbehoud worden gemaakt voor het geval, dat de democratie niet aan zich zelf wordt overgelaten. Wanneer, gelijk thans hier te lande het geval is, buitenlandsche invloeden zich doen gelden, welke strekken om aan de revolutionnaire propaganda niet onbelangrijken steun te verleenen, dan wordt het tijd, dat de wetgever ingrijpe, niet om propaganda voor ideeën te verbieden, doch om al te groote verstoringen van de natuurlijke sterkteverhouding tusschen aan revolutie bevorderlijke en daaraan vijandige krachten in het eigen staatsorganisme tegen te gaan.
strafbaar feiten de wetgever wilde zelfs niet verder gaan, want de Memorie van Toelichting tot dit artikel zegt: ‘(…) Er bestaat geen rechtsgrond om straf te bedreigen tegen de opruiiing tot een daad, die zelve straffeloos is’.
NJ2012/658: ‘Volgens de wetsgeschiedenis van de Wet houdende nadere voorzieningen tot bestrijding van revolutionnaire woelingen (1920) keerde de wetgever zich door opname van ‘openbaar gezag’ in art. 131 en 132 Sr tegen hen die veranderingen in de ‘grondwettige Regeeringsvorm’ (hier werd kennelijk op de Nederlandse Grondwet gedoeld) aan het volk willen opdringen en op onrechtmatige wijze het gezag omver willen werpen’. Naar het mij voorkomt dwingt de wetsgeschiedenis er niet toe, aan te nemen dat van het opruien tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag alleen sprake is als dat opruien (tevens) gericht is op het omverwerpen van de Nederlandse regering. Dat het gaat om een voorstel dat aanvankelijk in andere context door de ministers Cort van der Linden en Loeff is gedaan en vervolgens in deze context is overgenomen, wijst in andere richting. Daarbij was aanvankelijk ook strafbaarstelling van opruiing die strekt ‘tot ongehoorzaamheid, hetzij aan een wettelijk voorschrift, hetzij aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan’ voorgesteld. Dat bevestigt dat de voorgestelde uitbreiding van de strafbaarstelling niet enkel in het teken stond van opruiing strekkend tot het omverwerpen van de ‘grondwettige Regeeringsvorm’. [12]
tweededeelklacht ziet eveneens op de motivering van de bewezenverklaring. ’s Hofs oordeel dat de oproep om – samengevat weergegeven – ‘deze zomer keihard in opstand te komen tegen de politie en om (anoniem) op pad te gaan om de politie aan te vallen’ aanspoort tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag in de zin van art. 131 Sr zou onbegrijpelijk, althans ontoereikend zijn gemotiveerd. Daartoe voert de steller aan dat ‘(n)ergens in de bewezen verklaarde teksten of in de context daarvan wordt opgeroepen tot het gebruik van geweld’.
NJ2010/22. Daarin had de verdachte een tekst opgesteld en op een website geplaatst die begon met ‘Liquidatie Balkenende dreigt’ en die verder de volgende zin bevatte: ‘Hoewel eigenrichting afgekeurd moet worden, is de standrechtelijke executie van Jan Peter Balkenende misschien wel de verstandigste beslissing’. Naar het mij voorkomt is ’s hofs oordeel dat de in casu vastgestelde uitlatingen en afbeeldingen het opruien tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opleveren niet onbegrijpelijk.
derdedeelklacht) en over ‘s hofs impliciete oordeel dat ‘bestraffing van de uitingen op de poster
necessary in a democratic societyzoals bedoeld in artikel 10 lid 2 EVRM is te noemen’ (
vierdedeelklacht). Deze deelklachten lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
pressing social need’ zijn om de vrijheid van meningsuiting te beperken. Een en ander zou moeten leiden tot vrijspraak van de verdachte.
for restrictions on political expression or on debate on questions of public interest’. [20] Beperkingen zijn op basis van artikel 10, tweede lid, EVRM, weliswaar toegestaan, maar alleen wanneer zij zijn
prescribed by law, een
legitimate aimdienen en wanneer de inbreuk noodzakelijk is in een democratische samenleving (
necessary in a democratic society). Die laatste voorwaarde veronderstelt het bestaan van
a pressing social need. [21] Bij het beoordelen van beperkingen van de vrijheid van meningsuiting speelt de context van de uitlating steeds een belangrijke rol. [22] Wanneer de uitlatingen aanzetten tot geweld (‘
incite violence’) tegen een individu, een ambtenaar of bevolkingsgroep, hebben de verdragsstaten, ook in geval van uitlatingen in het publieke debat, veel ruimte om de vrijheid van meningsuiting te beperken. [23]
calls to violence and ‘hate speech’’ (met weglating van verwijzingen):
context-specific’ moeten worden beoordeeld, laat zich uit het voorgaande afleiden dat een beperking van de vrijheid van meningsuiting (ook in het publieke debat) naar het oordeel van het EHRM gerechtvaardigd kan zijn wanneer (I) de uitlatingen zijn gedaan tegen de achtergrond van politieke en of sociale onrust; (II) de gebruikte bewoordingen kunnen worden gezien als directe of indirecte oproep tot het plegen van geweld; (III) de uitlatingen tot ‘schadelijke gevolgen’ kunnen leiden.
harmful consequenceste leiden. Daartoe voert de steller aan dat ‘niet zonder meer voorstelbaar (is) dat verspreiding van een ‘anarchistische muurkrant’, waarvan het overgrote deel van de tekst vanaf 50 centimeter afstand niet leesbaar is en waarin onder meer op kwajongensachtige wijze wordt uitgelegd hoe een T-shirt tot bivakmuts kan worden gevouwen, bij de lezer meer teweeg brengt dan een meewarig schouderophalen.’
capacity — direct or indirect — to lead to harmful consequences’. Een van veraf onleesbare muurkrant kan nieuwsgierig maken. Wat het vermogen tot het teweegbrengen van schadelijke gevolgen betreft kan nog worden aangestipt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de muurkranten werden aangebracht op de paal van de verkeerslichten, [27] op verschillende muren [28] alsmede op een elektriciteitshuisje. [29] Zo bezien volgt uit de bewijsvoering dat de muurkrant op verschillende plekken in de openbare ruimte hing. En als al juist zou zijn dat ‘op kwajongensachtige wijze’ uitleg wordt verschaft, behoeft dat gelet op het publiek dat de muurkrant kennelijk wil bereiken aan haar effectiviteit geen afbreuk te doen. De muurkrant heeft bij het hof, zo blijkt uit de bewijsmotivering, niet tot ‘meewarig schouderophalen’ geleid, en dat komt mij niet onbegrijpelijk voor.
necessary in a democratic society’is. Uit de bewijsvoering van het hof volgt dat de uitlatingen, als al geuit ten behoeve van het publieke debat, van dien aard waren dat een veroordeling terzake geen schending van art. 10 EVRM oplevert. Daarmee ligt in de bewijsoverweging de verwerping van het ter terechtzitting gevoerde verweer besloten, zodat aan de verdachte de ingevolge artikel 358, derde lid, in verbinding met art. 359, tweede lid, Sv verschuldigde uitleg is verschaft.