Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 4 oktober 2016 heeft de raadsvrouwe van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, in:
" [verdachte] is in hoger beroep gegaan omdat hij meent dat zijn handelen gerechtvaardigd was.
Ten laste is gelegd laster dan wel smaad. Belangrijkste verschil tussen beide is of [verdachte] zou hebben geweten dat zijn beweringen in strijd met de waarheid zouden zijn. De beweringen zijn echter niet in strijd met de waarheid. [betrokkene 1] heeft de drie toen nog minderjarige kinderen over wie [verdachte] gezamenlijk met haar het gezag had namelijk na de beëindiging van hun relatie inderdaad vanaf school meegenomen en is met onbekende bestemming vertrokken. Zij heeft hen aan het gezag van [verdachte] onttrokken, wat in het normale spraakgebruik kinderontvoering wordt genoemd, hoewel zij de kinderen - voor zover [verdachte] weet - niet naar het buitenland heeft meegenomen, wel naar een voor hem onbekend adres. En sindsdien heeft [verdachte] niets meer van hen vernomen. Daarmee bedoelde hij dat hij hen nimmer heeft gezien of gesproken heeft en nimmer meer iets over hen gehoord heeft. Wat dat betreft staan er geen onwaarheden in de pamfletten.
Maar ruchtbaarheid heeft hij daaraan wel gegeven en hij heeft opzettelijk de eer en de goede naam van [betrokkene 1] aangerand. Formeel kan vastgesteld worden dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan smaad. Maar hij had daarvoor een rechtvaardiging waardoor de strafbaarheid op grond van lid drie van artikel 261 Sr komt te vervallen.
Hij heeft de pamfletten verspreid met twee doelen.
Het eerste doel was dat zijn kinderen ervan bewust zouden worden dat zij destijds door hun moeder tegen zijn zin en rechten als gezaghebbende vader zijn meegenomen. Waarvan zij hem steeds beschuldigde te gaan doen, heeft zij zelf gedaan. Nadat de kinderen van destijds 2, 6 en 8 jaar oud door haar van de ene op de andere dag werden meegenomen, heeft [verdachte] op geen enkele manier meer contact met hen gehad. In de laatste familierechtelijke procedure zijn de kinderen door het Gerechtshof gehoord. Daarbij hebben zij aangegeven bang te zijn voor [verdachte] . Het kan niet anders dan dat dat door indoctrinatie door hun moeder is gekomen. Voordat moeder met de kinderen vertrok, was sprake van een harmonieus gezin waarbij (en dat bevestigt [betrokkene 1] zelf ook) geen sprake van huiselijk geweld was.
Het enkel negatief spreken over de andere ouder waardoor het kind bang voor die andere ouder wordt en waardoor er geen contact tussen dat kind en die ouder mogelijk is, is een vorm van psychische kindermishandeling. Op grond van het internationaal verdrag inzake de rechten van het kind heeft ieder kind recht op omgang met beide ouders. Ook heeft elk kind recht zijn identiteit te behouden waaronder ook het onderhouden van familiebanden valt. En het kind heeft recht op bescherming tegen alle vormen van lichamelijke en geestelijke mishandeling. [verdachte] wil hen daarvoor behoeden en wil niet dat zijn kinderen een, zoals de reclassering dat noemt "irreëel vaderbeeld" hebben. Hij had geen andere mogelijkheid om aan hen bekend te maken dat daarvan sprake is dan met het verspreiden van deze pamfletten in de hoop dat die onder ogen van de kinderen zouden komen en zij zich dan zouden afvragen wat er daadwerkelijk gebeurd is.
[verdachte] heeft alle andere wegen bewandeld. Aanvankelijk is - kort gezegd - het gezag aan [betrokkene 1] toegekend op basis van een zeer eenzijdig en bevooroordeeld rapport van de Raad voor de Kinderbescherming die zonder enig onderzoek of hoor en wederhoor toe te passen volledig afgegaan is op het verhaal van [betrokkene 1] dat zij vreesde voor ontvoering van de kinderen naar Libanon dat geen uitleveringsverdrag met Nederland kent. Zij hoefde maar te roepen dat zij bang was voor ontvoering en de Raad ging daar volledig in mee. Nadat [verdachte] daarover een klacht had ingediend bij de Nationale Ombudsman is hij volledig in het gelijk gesteld en door de Raad voor de Kinderbescherming gerehabiliteerd. Die adviseerde hem om opnieuw gedeeld gezag en een omgangsregeling bij de rechtbank te vragen. Uiteindelijk heeft het Gerechtshof dat verzoek afgewezen omdat de situatie na al die jaren niet opnieuw moest worden veranderd, de kinderen zelf angstig voor vader waren geworden en er geen communicatie tussen [verdachte] en [betrokkene 1] mogelijk was. Hierdoor waren alle wegen voor contact met zijn kinderen voor [verdachte] afgesneden, terwijl - achteraf beschouwd - de beslissing van de rechtbank aanvankelijk heel anders zou hebben geluid als de Raad voor de Kinderbescherming de zaak direct goed had aangepakt.
Ondertussen had [verdachte] via het Gerechtshof gehoord dat de kinderen bang voor hem waren geworden. Het kan niet anders dan dat dat - zoals gezegd - door indoctrinatie door moeder is gebeurd, wat psychische kindermishandeling oplevert. Hij heeft hiervan melding gemaakt bij de politie, via zijn eigen huisarts bij de huisarts van de kinderen en de Raad voor de Kinderbescherming. Allen hebben naar aanleiding daarvan een melding bij Veilig Thuis gedaan dat er onderzoek moest komen naar de situatie van de kinderen, maar tot op heden is daarmee niets gebeurd en zit [verdachte] met lege handen. Vanuit zijn katholieke geloof is hij verplicht om goed voor zijn kinderen te zorgen en hen te beschermen. Dat lukt hem niet via de geëigende wegen. Hij zag daarom geen andere mogelijkheid dan zijn kinderen van het hun aangedane onrecht op de hoogte te brengen dan via het verspreiden van pamfletten in hun woonomgeving.
Hij heeft dit dan ook gedaan ter noodzakelijke verdediging waardoor van smaadschrift ex lid drie van artikel 261 Sr geen sprake is.
Maar er was nog een reden. Hij heeft ook gemeend dat het algemeen belang dit eiste.
Uit onderzoek van juriste Aline Nederveen in opdracht van de Universiteit Utrecht blijkt dat in 86 procent van de kinderontvoeringen de moeder de dader is, terwijl over het algemeen de vader vaak gezien wordt als de ontvoerder, een beeld dat mede is ingegeven door een aantal mediagenieke zaken. Maar over ontvoeringen door moeders hoor je niets. Dit heeft tot twee belangrijke dingen geleid: allereerst is moeder op geen enkele manier aangepakt voor haar onrechtmatige gedrag. Het is [verdachte] geweigerd door de politie om aangifte van onttrekking aan het gezag te doen. Ook heeft de Raad voor de Kinderbescherming met dit feit niets gedaan. Ten tweede is het juist de Raad voor de Kinderbescherming geweest die klakkeloos aanneemt dat als een vrouw roept bang te zijn dat haar kinderen ontvoerd worden, dit ook een reële kans is. Immers, mannen die uit het buitenland komen zouden hun kind mee kunnen nemen en als er geen verdragen met dat land bestaan, is er helemaal een risico. Maar vanuit deze beredenering bezien, hebben allochtone mannen geen enkel recht als hun ex-vrouw zoiets roept. [verdachte] heeft al vanaf 1993 de Nederlandse nationaliteit, maar wordt nog steeds als buitenlander gezien en is kennelijk in dit soort zaken volkomen rechteloos. En hij is niet de enige man die dit overkomt.
Er is in de media veel te weinig aandacht voor deze kant van het verhaal. Niet voor niets zijn organisaties als Fathers4Justice opgericht. In internationale huwelijken is dit nog veel schrijnender. Als mannen doen wat [betrokkene 1] gedaan heeft, volgt niet zelden publicatie van foto's en andere persoonlijke gegevens op televisie of internet. [verdachte] vraagt zich af of dit niet evenzeer smaad is. Als het dan wel gerechtvaardigd is om foto's e.d. te publiceren, waarom mag hij dat dan niet? Na terugkeer volgt vervolgens niet zelden een strafrechtelijke veroordeling van de man. Van een veroordeling van vrouwen heeft [verdachte] nog nooit gehoord."