Conclusie
Het tweede middel (motivering bewezenverklaring feit 1)
Het derde middel (verwerping beroep op noodweer feit 3)
Het vierde middel (motivering oplegging PIJ-maatregel)
Motivering van de op te leggen straf en maatregel
voorwaardelijkePIJ-maatregel met als bijzondere voorwaarden jeugdreclasseringstoezicht, meewerken aan [D] , behandeling volgen bij [C] , en een vrijetijdsbesteding hebben in de vorm van sport en/of een bijbaan.
Raad voor de Kinderbeschermingadviseert uiteindelijk op grond van dezelfde redenen als genoemd door Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot oplegging van een deels
voorwaardelijke jeugddetentie en een voorwaardelijke PIJ-maatregel, met als bijzondere voorwaarden jeugdreclasseringstoezicht, verplichte deelname aan [D] , elektronische controle en meewerken aan een behandeling van [C] . Geadviseerd wordt om die bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
onvoorwaardelijkePIJ-maatregel. Voor de onvoorwaardelijke vorm van deze maatregel pleit dat alle pogingen een behandeling te effectueren hebben gefaald, de verdachte ongemotiveerd is voor behandeling, er geen andere mogelijkheid is zijn gedrag in gunstige zin te beïnvloeden noch het gevaar voor derden af te wenden, en de verdachte een langdurige residentiële behandeling nodig heeft.
onvoorwaardelijkePIJ-maatregel geïndiceerd is.
Het eerste middel (horen bepaalde personen als deskundigen)
Stb. 2009, 33) werden personen die beroepshalve en vanuit hun professionaliteit bij een bepaalde verdachte waren betrokken en in die hoedanigheid op de terechtzitting werden gehoord, veelal beëdigd als deskundige én als getuige; als deskundige moesten zij naar geweten verklaren en als getuige moesten zij de waarheid zeggen. Sinds de inwerkingtreding van de “Wet deskundige in strafzaken” is de positie van de forensisch deskundige generiek geregeld en is dubbele beëdiging niet meer nodig. De deskundige als bedoeld in art. 51, eerste lid, Sv wordt bij zijn “verhoor” op de terechtzitting beëdigd dat hij “naar waarheid en zijn geweten zal verklaren” (vgl. ook art. 299 in verbinding met art. 290, vierde lid, Sv). [4] Belangrijk om in dit verband te benadrukken is, dat zowel de verklaring van de forensisch deskundige ter terechtzitting alsook zijn (forensisch) rapport in voorkomende gevallen een bewijsfunctie kan krijgen en alsdan de status van wettig bewijsmiddel aanneemt. [5]
Het vijfde middel (toewijzing vorderingen benadeelde partijen)
“Vordering tot schadevergoeding [benadeelde 2]
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2]
NJ2010/459.