ECLI:NL:HR:2009:BG1645
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de oplegging van terbeschikkingstelling en recidivegevaar in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 januari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) aan de verdachte, die in eerste aanleg door het Hof was afgewezen. De Hoge Raad oordeelt dat de rechter in feitelijke aanleg niet gebonden is aan de rapporten en adviezen over de persoonlijkheid van de verdachte, maar dat de waardering van deze rapporten aan hem is voorbehouden. De Hoge Raad benadrukt dat de beoordeling of de veiligheid van anderen het opleggen van tbs eist, verweven is met feitelijke waarderingen die in cassatie slechts beperkt kunnen worden getoetst.
Het Hof had geconcludeerd dat er geen acuut gevaar voor herhaling aanwezig was, ondanks de ernst van de feiten die de verdachte had gepleegd. De deskundigen van het Pieter Baan Centrum hadden gesuggereerd dat de verdachte ter beschikking moest worden gesteld, maar het Hof oordeelde dat de adviezen onvoldoende onderbouwd waren. De Hoge Raad bevestigt dat het Hof de rapportage van de deskundigen niet onbegrijpelijk heeft geïnterpreteerd en dat de waardering van het recidivegevaar voorbehouden is aan de feitenrechter.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, omdat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM was overschreden. De gevangenisstraf wordt verminderd van negen jaren naar acht jaren en zes maanden. Het beroep wordt voor het overige verworpen.