Feitelijke bespreking
De rechtbank heeft overwogen dat [verdachte] vanuit de P.I. heeft gebeld met [getuige 1] . [getuige 1] zei dat hij er zich niet mee wilde bemoeien. [verdachte] zei wat hij moest zeggen en goed moet praten.
Der rechtbank stelt vast dat uit het gesprek valt af te leiden dat [verdachte] [getuige 1] wilde bewegen te komen getuigen, terwijl [getuige 1] had aangegeven dit niet te willen.
Ten tweede stelt de rechtbank vast dat [getuige 1] voorgezegd is wat hij moest zeggen. Het is niet doorslaggevend of de bewoordingen intimiderend waren voor [getuige 1] . De rechtbank acht daarbij van belang dat [getuige 1] tegen de politie heeft verklaard dat hij nu de waarheid kon vertellen en dit bij de politierechter op 11 mei niet heeft gedaan, omdat verdachte en diens familie in de zittingszaal aanwezig waren.
Van belang is om te weten waarom [getuige 1] dit zegt. Immers hij was opgeroepen door de advocaat om te komen. Als hij niet zou komen zou hij gedagvaard kunnen worden. Dat hij daartoe aangemoedigd is doet aan die uiteindelijke wettelijke verplichting niet af en heeft diens verklaringsvrijheid niet beïnvloed of kunnen beïnvloeden.
Bovendien blijkt uit de rest van het gesprek ook niet, dat hij gepersisteerd heeft niet te willen komen. Uit de getapte gesprekken blijkt ook niet dat [getuige 1] op enig moment weerzin heeft getoond of heeft geuit dat hetgeen [verdachte] met hem besprak onjuist zou zijn. Alleen maar dat hij zich er niet in wilde mengen. Maar dit moet gezien worden dat hij om gaat met zowel [betrokkene 1] als met [verdachte] en geen partij wil kiezen.
Dat [verdachte] op de zitting was is niet verwonderlijk, hij moest als verdachte voorkomen vanuit een detentiesituatie en had geen gelegenheid vooraf of tijdens de zitting met [getuige 1] te communiceren.
Dat zijn familie er was, was kennelijk uit belangstelling, verraste ook [verdachte] zelf, maar het zegt niets over de betrokkenheid van [verdachte] daarbij laat staan dat die familie [getuige 1] daar naar toe (gedwongen) begeleid heeft op verzoek van [verdachte] .
Het enige dat resteert zijn de bewoordingen die gebruikt zijn in het telefoongesprek. De wijze van spreken is beslist niet alledaags, maar onder elkaar gewoon gebruikelijke straattaal, zodat de voor de buitenstaander wellicht enigszins beledigende of onfatsoenlijke woorden, geen bijdrage leveren of hebben geleverd aan de inperking van de uittingsvrijheid van [getuige 1] .
Dan gaat het er tot slot nog om of [verdachte] dingen heeft (voor)gezegd, met de bedoeling dat [getuige 1] die bewoordingen, in strijd met de waarheid, dan wel wat [getuige 1] zelf zou willen zeggen, zou herhalen bij de rechter. De bewoordingen die [verdachte] heeft gebruikt zijn in zijn visie in overeenstemming met de waarheid geweest en aldus op dit onderdeel niet zonder meer aangenomen worden dat hij [getuige 1] in strijd met de waarheid heeft willen laten verklaren. Hierbij teken ik aan dat hij ook vrijgesproken is.
Dan de vraag of [verdachte] [getuige 1] in strijd heeft willen laten verklaren met wat [getuige 1] zou willen gaan zeggen. Uit het telefoongesprek blijkt alleen maar dat [verdachte] verbolgen over zijn detentie en daarbij zijn eigen, [verdachtes] , standpunt, dat hij geen mes had, heeft voorgehouden. Hij wilde dat [getuige 1] zou verklaren bij de rechter en hoopte dat hij dan snel vrijgelaten zou worden.
[verdachte] wist niet dat en wat [getuige 1] zou gaan verklaren en ging er van uit dat dat niet anders zou zijn dan wat hij vertelde. Van voorzeggen, zodat anders verklaard zou worden is dan ook geen sprake. Bovendien weet [verdachte] dat de telefoons in de PI massaal afgeluisterd worden en zou hij natuurlijk nooit op deze wijze een getuige “bewerken” om in zijn, [verdachtes] voordeel te verklaren.
Het moet ervoor gehouden worden dat er geen sprake is geweest van beïnvloeding. [getuige 1] verklaart uit zichzelf pv 69 dat [verdachte] niets gedaan heeft (“Je hebt niks gedaan gek”) en dat [betrokkene 1] een hoerenzoon en een verrader is.
Bij de politie verklaart hij later (pv 109) dat hij nergens over gelogen heeft, maar alleen dat [verdachte] weliswaar kennelijk ook een mes had, maar dat toen hij, [verdachte] achter [betrokkene 1] aan rende hij, [verdachte] , het mes heeft weggegooid in de poort. Maar daarmee spreekt hij nog niet onwaar bij de politierechter omtrent het eventuele bezit van [verdachte] van een mes, nu daaromtrent blijkens het proces-verbaal kennelijk geen vragen zijn gesteld. Bovendien blijft de essentie van de verklaring overeind dat ten tijde van de ruzie tussen [betrokkene 1] en [verdachte] , [verdachte] niet in het bezit was van een mes en [betrokkene 1] wel. Bij de politie neemt hij dit uitdrukkelijk ook niet terug.