ECLI:NL:HR:2008:BC5961
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Beïnvloeding van getuige in strafzaak tegen verdachte en medeverdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1975, was samen met een medeverdachte aangeklaagd voor het opzettelijk beïnvloeden van de vrijheid van een getuige om een verklaring af te leggen ten overstaan van de rechter. De feiten vonden plaats tussen juni en oktober 2004, toen de verdachte en zijn medeverdachte herhaaldelijk contact zochten met de getuige, die aangifte had gedaan van een poging tot diefstal. Ondanks dat de getuige had aangegeven niet met hen te willen praten, hebben de verdachten hem meerdere keren benaderd, zowel telefonisch als persoonlijk, met de bedoeling om invloed uit te oefenen op zijn verklaring. Het Hof oordeelde dat het opzet van de verdachte gericht was op de beïnvloeding van de getuige, wat in strijd is met artikel 285a (oud) van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en verwierp het cassatieberoep, waarbij het Hof geen onjuiste opvatting had gegeven over de betekenis van de wet. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis.