Conclusie
eerste middel, bezien in samenhang met de toelichting daarop, klaagt over de bewezenverklaring van het medeplegen.
tweede middelkomt op tegen de strafmotivering en klaagt dat het hof het nachtelijke tijdstip als een strafverzwarende omstandigheid heeft aangemerkt en daarmee is afgeweken van de LOVS-oriëntatiepunten, nu deze omstandigheid niet blijkt uit de bewezenverklaring of de gebezigde bewijsmiddelen, en voorts dat het hof geen rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat de braak door middel van de koevoet wellicht niet mogelijk zou zijn geweest.
Oplegging van straffen
NJ2006/314: “4.3. Geen rechtsregel staat er aan in de weg dat de rechter bij de strafoplegging ten nadele van de verdachte rekening houdt met een omstandigheid die, hoewel dat had gekund, niet als strafverzwarende omstandigheid ten laste is gelegd en bewezen is verklaard. De rechter is dan bij de strafoplegging wel gebonden aan het maximum van de op het bewezenverklaarde feit gestelde straf en voorts dient van een dergelijke omstandigheid ter terechtzitting te zijn gebleken.” [4] Het staat de rechter derhalve vrij naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting feiten en omstandigheden in de strafmotivering te betrekken, die niet zijn ten laste gelegd maar die door de rechter zijn vastgesteld en een nadere uitwerking vormen van de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde feit is begaan. [5] Blijkens het arrest (zie onder het cursiefje Alternatief scenario) heeft het hof in de onderhavige zaak vastgesteld – en dit is in cassatie niet bestreden – dat uit de verklaring van de verdachte volgt dat hij om kwart voor één ‘s nachts op de plaats delict aanwezig was.