“Ik verzoek u de volgende getuigen op te roepen.
1. (…)
2. [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] 1984, wonende aan de [a-straat 1] te [woonplaats] (medeverdachte);
3. (…)
4. (…)
Toelichting ad 1 tot en met 4:
Op pagina 3 van het vonnis onder het kopje ‘De bewijsoverweging' van de rechtbank staat onder meer het navolgende vermeld.
De rechtbank is op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal vergezeld van en gevolgd door bedreiging met geweld tegen [betrokkene 2]. Uit de aangifte van [betrokkene 2] blijkt dat verdachte, toen [betrokkene 2] verdachte fouilleerde, opstond en naar zijn broek wees en zei: "Moet ik hem trekken, moet ik hem pakken" terwijl [betrokkene 2] wist dat verdachte een mes in zijn broekzak had. Voorts heeft verdachte [betrokkene 2] een mes voorgehouden en hiermee stekende bewegingen in zijn richting gemaakt, eerst bij de voordeur en daarna op straat. Deze aangifte wordt op belangrijke onderdelen ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. Uit het dossier leidt de rechtbank voorts af dat het door [betrokkene 2] gebruikte geweld om te voorkomen dat verdachte zijn telefoon mee zou nemen, proportioneel was.
Appellant ontkent dat hij zou hebben gezegd "Moet ik hem trekken, moet ik hem pakken”. Voorts ontkent appellant dat hij "eerst bij de voordeur" stekende bewegingen heeft gemaakt met zijn mes. Ten overstaan van politie verklaart appellant op dossierpagina 38 onder meer het navolgende:
Wij zagen op dat moment een groepje mensen aan komen lopen, die de woning betraden van een buurman van [betrokkene 2]. Dit betreft de rechter woning naast [betrokkene 2], gezien vanaf de straat. Wij stonden op straat, voor de woning van [betrokkene 2]. Ik zag dat één van de personen die bij dat groepje hoorden, met een grote hakbijl naar buiten kwam lopen. Ik kan die persoon niet goed omschrijven. Ik schat hem rond de ± 1 meter 80.
Verder verklaart appellant op dossierpagina 30:
Ik had het mes bij me. Toen ik op de stoep stond trok ik het mes vanuit mijn broekband toen [betrokkene 2] op mij af kwam lopen. Ik zei toen tegen [betrokkene 2] dat hij op afstand moest blijven. [betrokkene 2] bleef toen staan. Ik heb geen stekende bewegingen naar hem gemaakt.
De getuigen 1 tot en met 4 kunnen deels antwoord geven op onder meer de navolgende vragen.
- Heeft appellant aangever in de woning bedreigd?;
- Heeft aangever appellant en medeverdachte bedreigd, en zo ja, op welke wijze?;
- Heeft appellant in de woning van aangever stekende bewegingen met een mes gemaakt?;
- Heeft aangever en/of een groep van personen appellant buiten de woning bedreigd en zo ja op welke wijze? Zijn hierbij wapens gebruikt?;
- Heeft aangever geweld gebruikt jegens medeverdachte [betrokkene 1] en zo ja, op welke wijze?;
- Staat de geweldshandeling van appellant (tonen van mes op straat) in enig causaal verband mbt de diefstal van de telefoon (bv het veiligstellen van de gestolen telefoon/vlucht). Of toonde hij juist zijn mes omdat hij bang was net als medeverdachte [betrokkene 1] mishandeld te gaan worden, dan wel om nog erger te voorkomen?”