ECLI:NL:HR:2011:BO1584
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om getuigen te horen in strafzaak met runners en informanten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 januari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte had hoger beroep ingesteld en verzocht om het horen van runners en informanten als getuigen. De verdediging stelde dat het hof ten onrechte het noodzakelijkheidscriterium had gehanteerd in plaats van het verdedigingsbelang. De Hoge Raad oordeelde dat het hof een onjuiste maatstaf had gehanteerd door niet te onderzoeken of het afzien van het horen van deze getuigen de verdachte in zijn verdediging zou schaden. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak voor zover aan zijn oordeel onderworpen en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling.
De zaak begon met een verzoek van de verdediging om getuigen op te roepen, waaronder runners van de CIE en informanten. Het hof had eerder deze verzoeken afgewezen, omdat de noodzaak om deze getuigen te horen onvoldoende aannemelijk was gemaakt. De verdediging voerde aan dat de informatie van deze getuigen cruciaal was voor de zaak en dat het hof de verkeerde maatstaf had toegepast. De Hoge Raad bevestigde dat de verdediging niet in haar belangen was geschaad door het niet horen van de getuigen, maar dat het hof de juiste criteria had moeten hanteren bij de beoordeling van het verzoek.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van het verdedigingsbelang in strafzaken en de noodzaak voor de rechter om zorgvuldig te toetsen of het afzien van het horen van getuigen de verdediging van de verdachte schaadt. De zaak wordt nu terugverwezen naar het Gerechtshof voor een nieuwe beoordeling, waarbij de juiste maatstaf in acht moet worden genomen.