AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Opzettelijk nalaten tijdig benodigde gegevens te verstrekken in het kader van uitkering en de toepassing van de inlichtingenplicht
In deze zaak is de verdachte, die een uitkering ontving van de gemeente Eindhoven, veroordeeld voor het opzettelijk nalaten om tijdig benodigde gegevens te verstrekken. De verdachte had een garagebox op zijn naam staan, maar heeft dit niet gemeld aan de uitkeringsinstantie, terwijl hij wist dat deze informatie van belang was voor zijn recht op uitkering. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de inlichtingenverplichting, zoals vastgelegd in artikel 17 van de Wet Werk en Bijstand (WWB), van toepassing was, ondanks de opvatting van de verdachte dat de kadastrale gegevens als authentiek aangemerkte gegevens golden en daarom niet gemeld hoefden te worden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de ministeriële regeling die deze uitzondering zou kunnen inhouden, ten tijde van het bewezenverklaarde feit nog niet was vastgesteld. Hierdoor was de verdachte verplicht om alle relevante informatie te verstrekken. De Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de cassatie is overschreden, wat leidt tot strafvermindering. De zaak benadrukt de noodzaak voor uitkeringsgerechtigden om volledig en tijdig alle relevante informatie te verstrekken aan de uitkeringsinstanties, en dat het niet voldoen aan deze verplichting kan leiden tot strafrechtelijke vervolging.
Voetnoten
1.‘Wet van 12 december 2007, houdende wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de Wet werk en bijstand, de Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met eenmalige gegevensuitvraag aan burgers (Wet eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen)’, Stb. 2007, 555.
2.De Participatiewet vervangt de WWB, de Wet sociale werkvoorziening (WSW) en een groot deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong). Art. 17 Participatiewet is gelijkluidend aan het (oude) art. 17 WWB.
3.
4.
5.
6.Kamerstukken II, 2006-2007, 30 970 nr. 6, p. 8.
8.Vgl. HR 10 december 1991,
9.Nogmaals: deze zin houdt in dat de in de eerste zin bedoelde informatieplicht niet geldt indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens.
11.Zie ook L. op den Camp, Module Bijstand, commentaar op art. 17 WWB, aant. 1.4, actueel tot 15 juni 2015 (online).
12.
13.Dat heeft de gemeente Eindhoven op een ander moment wel expliciet geoordeeld; zie daartoe het als bewijsmiddel 7 opgenomen besluit tot intrekking, terugvordering en incasso van 2 maart 2011.
14.Sterker nog, gelet op de inhoud van art. 54 (oud) WWB ligt het voor de hand dat de gemeente Eindhoven, door te oordelen dat er geen aanleiding is om de toekenningsbeschikkingen in te trekken omdat het recht op bijstand alsnog kan worden vastgesteld, heeft gemeend dat de verdachte de inlichtingenplicht wel degelijk heeft geschonden.
15.Zie ter onderbouwing van dit standpunt de uitgebreide conclusie van mijn oud-ambtgenoot Wortel van 25 september 2007, ECLI:NL:PHR:2007:BB6274, en in het bijzonder zijn conclusie in par. 12: “Uit zijn rechtspraak maak ik op dat de Hoge Raad de strafrechter ook bij zulke beantwoording van rechtsvragen (op basis van feitelijke vaststellingen) een zelfstandige bevoegdheid wil laten, met als uiterste consequentie dat hij niet gebonden is aan het andersluidend oordeel van een (gespecialiseerde) bestuursrechter”. 16.
18.Vgl. de reeds genoemde conclusie van Aben, par. 9. Aben leidde het ‘opzettelijk nalaten” af uit de omstandigheid dat de verdachte de ‘rechtsmatigheidsonderzoeksformulieren’ had ingevuld en ondertekend. De Hoge Raad deed het middel met gebruikmaking van art. 81 RO af. Vgl. ook HR 3 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3207 (art. 81 RO) en de daaraan voorafgaande conclusie van mijn ambtgenoot Spronken van 8 september 2015, ECLI:NL:PHR:2015:2039. 19.Voor de overige bewijsmiddelen, waaruit blijkt dat de verdachte op de bewezenverklaarde tijdstippen de bedoelde vragen telkens met “nee” heeft beantwoord, verwijs ik naar de aanvulling op het bestreden arrest.