Uitspraak
1.Geding in cassatie
2 Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beslissing
3 november 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 september 2013. De verdachte, geboren in 1986, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij mr. Th.J. Kelder en mr. E.M. Witjens als advocaten optraden. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de strafoplegging, en heeft verwerping van het beroep voor het overige voorgesteld.
De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld. Het eerste middel werd verworpen zonder nadere motivering, omdat het niet leidde tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Het tweede middel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, werd gegrond bevonden. De Hoge Raad constateerde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden, aangezien er meer dan twee jaar waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep.
Desondanks oordeelde de Hoge Raad dat er geen aanleiding was om aan het oordeel dat de redelijke termijn was overschreden enige rechtsgevolgen te verbinden, gezien de opgelegde gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad besloot het beroep te verwerpen, en dit arrest werd uitgesproken op 3 november 2015 door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier.