Conclusie
2.Bespreking van het cassatiemiddel
moment waaropde rolraadsheer akte van niet-dienen mag verlenen, te weten nadat het wrakingsincident is beëindigd door de beschikking van het hof op dat incident. Dat de rolraadsheer vervolgens, nadat de behandeling van de hoofdzaak was hervat in de stand waarin het geding zich bij de schorsing bevond, niet anders dan de gevraagde akte niet-dienen
konverlenen, blijkt uit rechtsoverweging 3.6 van het arrest van de Hoge Raad:
zodat(curs. W-vG) een partijperemptoirstelling of een aanzegging van akte van niet-dienen daardoor niet vervalt”, tot misverstand aanleiding kan geven. Gelet op de eerste twee geciteerde arresten meen ik dat ook bij schorsing van de hoofdzaak de partijperemptoirstelling/aanzegging van akte van niet-dienen nog werking heeft en dat de rolraadsheer, na opheffing van de schorsing, tot niet-ontvankelijkheid vanwege het ontbreken van grieven moet beslissen.