Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats],
gevestigd te [vestigingsplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
21 maart 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaten mr. R.P.J.L. Tjittes en mr. M.A.M. Essed, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen rolbeslissingen van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De rolbeslissingen betroffen de zaken met nummers 220930/HA ZA 10-1157 en 200.112.511/01, waarbij eerdere vonnissen van de rechtbank Breda en rolbeslissingen van het hof zijn betrokken. De verweerster, vertegenwoordigd door advocaten mr. R.S. Meijer en mr. P.A. Fruytier, heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 6.275,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion, G. Snijders en G. de Groot, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.