Conclusie
Inleiding
Het cassatiemiddel
mestplaatsbelast is met een erfdienstbaarheid van weg ten behoeve van de stallen. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is het derhalve onbegrijpelijk om uit de akte uit 1905 in het kader van een 'uitleg naar objectieve maatstaven' af te leiden dat de binnenplaats naar en van de openbare weg, Overgeul, belast is met het litigieuze servituut. Daarvoor moet immers duidelijk, althans minst genomen aannemelijk zijn dat in 1905 op de binnenplaats (naar en van de openbare weg) die mestplaats gesitueerd was. Het hof oordeelt nu juist in rov. 3 dat überhaupt niet duidelijk is waar de mestplaats destijds gelegen heeft, waar het overweegt: "Van belang is (...) niet dat (...) niet duidelijk is waar destijds de mestplaats heeft gelegen." Indien en voor zover de akte uit 1905 al een aannemelijk objectief aanknopingspunt zou bieden voor de 'binnenplaats is dienend erf’-uitleg die het hof er niettegenstaande deze door hem geconstateerde onduidelijkheid aan geeft, biedt deze akte (prima facie) tegelijk óók een in gelijke mate aannemelijk objectief aanknopingspunt voor een 'niet de binnenplaats is dienend erf’-uitleg. Het hof motiveert in het licht van de in de onderdelen 2 t/m 5 weergegeven stellingen van [eiser] überhaupt niet respectievelijk onvoldoende waarom uit een uitleg van de akte uit 1905 naar objectieve maatstaven zou volgen dat de binnenplaats object zou zijn van de litigieuze erfdienstbaarheid en waarom dat aannemelijker zou zijn dan dat een andere locatie object van dit servituut zou zijn.