ECLI:NL:HR:2005:AU7498

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/134HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep in Bopz-zaak betreffende ontvankelijkheid en overschrijding van beroepstermijn

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van verzoeker, die in de G.G.Z. Drenthe verbleef. De Officier van Justitie in Zwolle had op 30 juni 2005 een verzoek ingediend bij de rechtbank voor een voorlopige machtiging tot voortduren van het verblijf van verzoeker. De rechtbank te Zwolle verleende op 7 juli 2005 deze machtiging voor zes maanden, tot uiterlijk 7 januari 2006. Verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. G.E.M. Later, heeft op 12 oktober 2005 cassatieberoep ingesteld, maar dit verzoekschrift werd pas op 14 oktober 2005 officieel ingediend.

De Hoge Raad heeft in deze zaak de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld. Volgens artikel 426 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan tegen beschikkingen op rekest binnen drie maanden beroep in cassatie worden ingesteld. In dit geval verstreek de cassatietermijn op 7 oktober 2005, waardoor het cassatieberoep van verzoeker te laat was ingediend. De Hoge Raad concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn beroep.

De beslissing werd op 23 december 2005 openbaar uitgesproken door de raadsheren H.A.M. Aaftink, P.C. Kop, J.C. van Oven en E.J. Numann. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard, wat uiteindelijk ook door de Hoge Raad werd bevestigd.

Uitspraak

23 december 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/134HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later.
1. Het geding in feitelijke instantie
De Officier van Justitie in het arrondissement Zwolle heeft op 30 juni 2005 onder overlegging van een geneeskundige verklaring als bedoeld in de wet BOPZ een verzoek ingediend bij de rechtbank te Zwolle tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot het doen voortduren van het verblijf van verzoeker tot cassatie in de G.G.Z. Drenthe, locatie Assen.
Nadat de rechtbank verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, en de behandelend arts had gehoord, heeft zij bij beschikking van 7 juli 2005 de voorlopige machtiging verleend voor de duur van zes maanden, uiterlijk tot 7 januari 2006.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Bij verzoekschrift, per fax ingekomen ter griffie van de Hoge Raad op 12 oktober 2005, op 14 oktober 2005 gevolgd door het originele verzoekschrift met begeleidend schrijven, is namens verzoeker cassatieberoep ingesteld. Het verzoekschrift is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Ingevolge art. 426 lid 1 Rv. kan tegen beschikkingen op rekest beroep in cassatie worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak. De cassatietermijn in het onderhavige geval verstreek op 7 oktober 2005, zodat het cassatieberoep te laat is ingesteld. Verzoeker zal derhalve in zijn verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, P.C. Kop en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 23 december 2005.