2.1Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
2.1.1Het Land is eigenaar van een perceel domeingrond, gelegen aan de J.E. Irausquin Boulevard te Palm Beach in Aruba, met een oppervlakte van 5.737 m2 (hierna: het perceel). In het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan 2009 (vastgesteld bij Landsbesluit van 7 mei 2009, no. 7, hierna: ROP 2009) is een deel van het perceel aangewezen als ‘groengebied’.
2.1.2Op 13 augustus 2013 heeft [vertegenwoordiger IER 1] (hierna: [vertegenwoordiger IER 1]) namens IER een aanvraag om het perceel in erfpacht te verkrijgen ingediend bij de Minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu (hierna: de minister). Deze functie werd bekleed door [minister] (hierna: [minister]). De aanvraag is op 15 augustus 2013 binnengekomen bij het bureau van de minister. Op dezelfde dag heeft [minister] op de aanvraag geschreven dat hij akkoord gaat. Op 16 augustus 2013 is de aanvraag met die aantekening doorgestuurd naar de Directie Infrastructuur en Planning (hierna: DIP).
2.1.3Op 27 september 2013 waren er verkiezingen voor de Staten van Aruba. Op 30 oktober 2013 is het kabinet Eman II aangetreden als opvolger van het kabinet Eman I. In dit kabinet werd [minister] opnieuw minister, nu Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie (eveneens hierna aangeduid als: de minister).
2.1.4Bij brief van 1 april 2015, gestempeld als verzonden en ingekomen op 2 april 2015, en met het stempel ‘spoed’, heeft het management team van DIP een conceptbeschikking doen toekomen aan de minister. De conceptbeschikking houdt in dat een optierecht voor de duur van zes maanden op het perceel aan IER wordt verleend en dat daarvoor Afl. 7.353 verschuldigd is (vermeerderd met zegel, leges en administratiekosten). De beoogde bestemming van het perceel is volgens de conceptbeschikking de exploitatie van een condominiumcomplex.
2.1.5 [[minister] heeft op 2 april 2015 op de brief aangetekend dat hij akkoord gaat. Op 7 april 2015 is de beschikking conform het concept, ondertekend door [minister], toegezonden aan IER.
2.1.6Bij brieven van 25 juni 2015, 19 augustus 2015, 17 september 2015 en 14 maart 2016 heeft IER (telkens in de persoon van hetzij [vertegenwoordiger IER 1] (voornoemd), hetzij [vertegenwoordiger IER 2]) verzocht om de optie te verlengen en de omschrijving van het gebruik van het perceel te wijzigen. [minister] heeft telkens op de dag dat hij de brieven ontving, erop geschreven dat hij akkoord gaat.
2.1.7Op 26 februari 2016 heeft IER een bouwvergunning aangevraagd bij de Dienst Openbare Werken (hierna: DOW). Na verzoeken om nadere informatie op 12 juli 2016 en 1 september 2016 heeft DOW de aanvraag bij beschikking van 7 februari 2017 namens de minister afgewezen.
2.1.8Bij brief van 30 maart 2016, gestempeld als verzonden op 5 april 2016 en ingekomen op 6 april 2016, heeft het management team van DIP een nieuwe conceptbeschikking doen toekomen aan de minister. Deze conceptbeschikking houdt in dat de duur van het optierecht op het perceel wordt verlengd met twaalf maanden en dat daarvoor Afl. 23.220 verschuldigd is (vermeerderd met zegel, leges en administratiekosten). De beoogde bestemming van het perceel is volgens de conceptbeschikking gewijzigd in de exploitatie van ‘een commercieel pand, waarin worden ondergebracht winkels en horecagelegenheden’. [minister] heeft op 6 april 2016 op de brief aangetekend dat hij akkoord gaat. Op 7 april 2016 is de beschikking conform het concept, ondertekend door [minister], toegezonden aan IER.
2.1.9Op 15 juli 2016 hebben [rapporteurs 1 en 2], verbonden aan Ace Firm Engineering in Aruba (hierna: Ace) een definitief rapport uitgebracht (na een concept op 13 juli 2016), getiteld “Environmental Study, Ocean Mall”.
2.1.10Op 25 mei 2017 heeft een medewerker van DIP op een formulier geschreven dat het perceel gedeeltelijk in groengebied ligt.
2.1.11Bij brief van 20 juli 2017 heeft het management team van DIP een conceptovereenkomst van erfpachtverlening aan de minister doen toekomen, met de opmerking dat IER op 15 augustus 2016 aan de optievoorwaarden heeft voldaan. Op 10 augustus 2017 hebben het Land en IER dienovereenkomstig een overeenkomst gesloten waarin is bepaald dat het Land, met inachtneming van hetgeen in de overeenkomst is bepaald, een recht van erfpacht op het perceel zal verlenen aan IER (hierna: de overeenkomst). De overeenkomst is geparafeerd en ondertekend door [minister].
2.1.12Op 22 september 2017 waren er verkiezingen voor de Staten van Aruba. Op 17 november 2017 is het kabinet Wever-Croes aangetreden als opvolger van het kabinet Eman II. In dit nieuwe kabinet was [minister 2] (tot 2019) Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu.
2.1.13Sinds het aantreden van het kabinet Wever-Croes heeft het Land geweigerd uitvoering te geven aan de overeenkomst.
2.1.14Bij Landsbesluit van 17 juli 2019, no. 1, is het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan 2019 (hierna: ROP 2019) vastgesteld. In ROP 2019 is het gehele perceel aangewezen als vallend onder de categorie “natuur en landschap”. Bij Landsbesluit van 28 juli 2021, no. 123, is het Ruimtelijke Ontwikkelingsplan met voorschriften 2021 (hierna: ROPv 2021) vastgesteld. Op 8 september 2021 heeft IER bezwaar gemaakt tegen (onderdelen van) ROPv 2021. Bij beslissing van 15 maart 2022 heeft de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening dat bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft IER beroep ingesteld. Bij uitspraak van 18 januari 2023, ECLI:NL:OGEAA:2023:1, heeft het Gerecht dat beroep ongegrond verklaard. Het Gerecht heeft op 20 december 2023 verdere bestuursrechtelijke uitspraken gedaan. 2.1.15Tegen [minister] is een strafzaak aanhangig gemaakt. Dit heeft geleid tot een strafvonnis in eerste aanleg van 14 april 2023 (ECLI:NL:OGEAA:2023:7) en een strafvonnis in hoger beroep van 12 juli 2024 (ECLI:NL:OGHACMB:2024:123). In laatstgenoemd strafvonnis is [minister] veroordeeld wegens oplichting in de zaken [zaaknaam 1] en [zaaknaam 2], passieve omkoping in de zaken [zaaknaam 1] en [zaaknaam 3], misbruik van functie in de zaken [zaaknaam 1], [zaaknaam 2] en [zaaknaam 3] en verduistering in de zaak [zaaknaam 4]. Het betreft de verlening van (opties op) overeenkomsten tot vestiging van erfpacht op commerciële percelen. De bewezenverklaring heeft geleid tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk en de ontzetting van het recht om het ambt van ambtenaar te bekleden en om verkozen te worden als lid van de algemeen vertegenwoordigende organen, in beide gevallen voor de duur van zes jaren. 2.1.16Deze veroordeling betreft echter niet het perceel waar het in deze civiele procedure om gaat. Ook in dat verband werd [minister] vervolgd en berecht door de strafrechter, maar dat heeft tot vrijspraak geleid. Het strafvonnis in hoger beroep vermeldt onder meer in de geanonimiseerde versie, zoals die op rechtspraak.nl staat (waarbij [medeverdachte 11] staat voor [vertegenwoordiger IER 1] en [rechtspersoon 8] staat voor IER):
8. Vrijspraak van de feiten 2, 3 partieel en 4 partieel