ECLI:NL:OGEAA:2023:1

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
AUA202201156
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen Ruimtelijk Ontwikkelingsplan met voorschriften 2021

In deze zaak heeft Island Estates Realty N.V. beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar tegen het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan met voorschriften 2021 (ROPv) door de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening. Appellante heeft op 8 september 2021 bezwaar gemaakt tegen onderdelen van het ROPv, maar dit bezwaar werd op 15 maart 2022 niet-ontvankelijk verklaard. Appellante heeft hiertegen op 25 april 2022 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, dat de zaak op 24 augustus 2022 heeft behandeld.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Appellante heeft op 10 augustus 2017 een optieovereenkomst gesloten met het Land Aruba voor de verkrijging van een perceel grond in erfpacht. Het ROPv, dat op 28 juli 2021 is vastgesteld, heeft de bestemming "Natuurgebied" aan het perceel gegeven, wat de gebruiksmogelijkheden van appellante ernstig beperkt. Appellante betwist dat het ROPv een beschikking is in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) en stelt dat zij procesbelang heeft bij het beroep, ondanks dat verweerder aanvoert dat het perceel niet in erfpacht kan worden uitgegeven.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat het ROPv geen beschikking is in de zin van de Lar, omdat het een besluit van algemene strekking betreft. De rechter heeft vastgesteld dat appellante geen procesbelang heeft bij het beroep, omdat de bestemming van het perceel niet kan worden gewijzigd door het indienen van bezwaar. Het beroep is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.J. Martijn op 18 januari 2023.

Uitspraak

Uitspraak van 18 januari 2023
Lar nr. AUA202201156

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

ISLAND ESTATES REALTY N.V.,

gevestigd in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: mr. ir. T.L.H. Peeters,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN, INNOVATIE, OVERHEIDSORGANISATIE, INFRASTRUCTUUR EN RUIMTELIJKE ORDENING,
zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Op 8 september 2021 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen (onderdelen van) het Ruimtelijke Ontwikkelingsplan met voorschriften 2021 (ROPv).
Bij beslissing op bezwaar van 15 maart 2022 (bestreden beslissing) heeft verweerder dat bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Hiertegen heeft appellante op 25 april 2022 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Het beroep is behandeld ter zitting van 24 augustus 2022, alwaar zijn verschenen appellante bij mrs. T.J. Leijsen en M. Franken, occuperende voor mr. Ir. T.L.H Peeters, en verweerder bij zijn gemachtigde.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

feiten

1.1
Bij optieovereenkomst van 10 augustus 2017 (optieovereenkomst) heeft het Land Aruba aan appellante optie verleend ter verkrijging van een perceel grond in erfpacht (hierna: het perceel).
1.2
Verweerder heeft een concept ROPv opgesteld en dat concept gedurende de periode van 1 oktober 2019 tot en met 1 november 2019 ter inzage gelegd. Daarbij heeft verweerder belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om gedurende de periode van 1 oktober 2019 tot en met 1 december 2019 hun zienswijze ter zake in te dienen.
1.3
Op 29 november 2019 heeft appellante haar zienswijze ingediend, omdat zij door het concept ROPv in de gebruiksmogelijkheden van het perceel wordt beperkt.
1.4
Bij brief van 23 april 2020 heeft verweerder aan appellante bericht dat haar zienswijze niet heeft geleid tot aanpassing van het concept ROPv.
1.5
Op 28 juli 2021 is het ROPv bij een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld en op 1 september 2021 in werking getreden.
1.6
Bij bezwaarschrift van 8 september 2021 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen (onderdelen van) het ROPv. Het bezwaar is bij de bestreden beslissing niet-ontvankelijk verklaard. Die niet-ontvankelijkverklaring heeft geleid tot de onder ‘Procesverloop’ vermelde procedure.
1.7
Tussen appellante en het Land Aruba is een civiele zaak aanhangig ter zake nakoming van de optieovereenkomst.
bestreden beslissing
2. Verweerder heeft de bestreden beslissing niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het ROPv geen beschikking is in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Lar, waartegen bezwaar kan worden gemaakt.
beroep
3. Het beroep strekt ertoe dat de bestreden beslissing wordt vernietigd en dat het gerecht zelf in de zaak voorziet door het ROPv (gedeeltelijk) te vernietigen dan wel verweerder op te dragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar die de realisatie van haar bouwplannen mogelijk maakt. Daaraan heeft appellante - kort weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. De gebruiksmogelijkheden van het perceel worden verregaand beperkt door het ROPv, zonder dat daar een grond of noodzaak voor is. Het perceel, dat zich bevindt aan de rand van de Bubaliplas, is thans bestemd als "Natuurgebied”, terwijl daar in het geheel geen natuurwaarden aanwezig zijn, daar alleen een betonnen plaat/fundering te vinden is en het gebied verontreinigd is door ongezuiverd rioolwater. Het is planologisch niet te rijmen dat alleen het perceel als zodanig is aangeduid, terwijl de omliggende percelen bestemd zijn als “Toeristisch Gebied”. Als gevolg van de bestemming die aan het perceel is gegeven, kan appellante haar bouwplannen niet meer realiseren. Met toepassing van het concordantiebeginsel moet ervan worden uitgegaan dat ook in Aruba rechtsmiddelen kunnen worden aangewend tegen de vaststelling van een bestemmingsplan/ ROPv. De Lar staat het instellen van bezwaar en beroep tegen het ROPv niet in de weg, nu in het ROPv ook van specifieke gronden de bestemming wordt bepaald. Zo wordt daarin aan het perceel de bestemming “Natuurgebied” gegeven, wat maakt dat het ROPv geen algemeen verbindend voorschrift is en daardoor niet is uitgesloten van het begrip “beschikking” in de zin van de Lar.
wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Lar wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder beschikking: een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan. Ingevolge het tweede lid is – voor zover hier relevant – van het begrip beschikking uitgezonderd besluiten van algemene strekking.
4.2
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening ruimtelijke ontwikkeling (LRO) wordt een ruimtelijk ontwikkelingsplan met voorschriften vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
4.3
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van 28 juli 2021 ter uitvoering van artikel 13, eerste lid van de LRO, is een ruimtelijke ontwikkelingsplan met voorschriften vastgesteld (het ROPv), dat op 1 september 2021 inwerking is getreden. Ingevolge het ROPv rust op het perceel de bestemming “Natuurgebied”.
beoordeling
5. In geschil is allereerst de vraag of appellante procesbelang heeft bij het onderhavige beroep. Het gerecht overweegt hierover als volgt.
6. Volgens verweerder heeft appellante geen belang (meer) bij een beoordeling van het beroep - kort weergegeven - omdat reeds vast staat dat het perceel niet in erfpacht kan/zal worden uitgegeven, nu het conform het ROPv natuur- en landwaarde heeft en appellante bovendien in de civiele zaak afstand heeft gedaan van het verkrijgen van het perceel in erfpacht en daarvoor in de plaats schadevergoeding wenst. Dit betoog faalt vanwege het volgende. Appellante betwist afstand te hebben gedaan van het verkrijgen van het perceel in erfpacht. Zij stelt in de civiele procedure een akte inhoudende de door haar te lijden schade als gevolg van niet-nakoming te hebben ingediend, enkel omdat de civiele rechter haar dat heeft verzocht. Verweerder heeft niets in het geding gebracht waaruit blijkt dat appellante afstand heeft gedaan van het verkrijgen van het perceel. Gelet hierop en aangezien in de civiele procedure nog geen sprake is van een onherroepelijk geworden vonnis, heeft appellante nog belang bij het onderhavige beroep. Van het ontbreken van procesbelang in deze zaak is dus geen sprake.
7. Verder ligt ter beoordeling voor de vraag of verweerder terecht het ROPv (of onderdelen daarvan), waartegen het bezwaar is gericht, heeft beschouwd als voorschriften van algemene strekking en daarom geen beschikking is in de zin van de Lar.
8. Het gerecht is van oordeel dat het niet mogelijk is om op grond van de Lar tegen het ROPv (of onderdelen daarvan) beroep in te stellen, daar het ROPv geen beschikking is in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Lar. Het ROPv is op 28 juli 2021 vastgesteld bij een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, en bevat in de bestemmingsvoorschriften bepalingen die naar aard en inhoud van algemene strekking zijn. Het betoog van appellante dat in dit geval sprake is een concretiserend besluit van algemene strekking nu alleen het perceel bestemd is als natuurgebied, snijdt geen hout. Het ROPV is voor het gehele grond- en territoriale watergebied van Aruba vastgesteld. Naast het perceel, zijn ook andere gebieden bestemd als natuurgebied. Voorts geldt dat de bestuursrechter bij de beoordeling van een beroep op grond van de Lar slechts kan beslissen tot onbevoegdverklaring van de bestuursrechter, of tot nietontvankelijkverklaring, ongegrondverklaring dan wel gegrondverklaring van het beroep, waarbij na de laatste beslissing gehele of gedeeltelijke vernietiging van de bestreden beschikking dient te volgen. Wel kan, bij wege van exceptieve toetsing, in beroep bij de bestuursrechter tegen bijvoorbeeld een beslissing op een bouwaanvraag, de rechtmatigheid van het ROPV aan de orde worden gesteld. Het is in dat kader dat onderzocht kan worden of een voorschrift uit het ROPv wegens strijd met hogere regelgeving of algemene beginselen van behoorlijk bestuur ten aanzien van die specifieke bouwaanvraag buiten toepassing had moeten worden gelaten, dan wel onverbindend is, en in zoverre al dan niet terecht aan de beslissing op de desbetreffende aanvraag ten grondslag is gelegd.
9. Ook appellantes beroep op het concordantiebeginsel (artikel 39 lid 1 van het Statuut voor het Koninkrijk) slaagt reeds niet, omdat Aruba expliciet in eigen regelgeving heeft voorzien met betrekking tot ruimtelijke ontwikkeling (de LRO), en daarbij, anders dan in andere delen van het Koninkrijk, niet heeft voorzien in een bezwaar/beroepsmogelijkheid tegen een bestemmingsplan/ROPv, waardoor een overeenkomstige uitleg dus niet aan de orde is. Het staat de bestuursrechter dus niet vrij om zodanige rechtsmiddelen aanwezig te achten op grond van concordante/analoge toepassing van wetgeving uit andere delen van het Koninkrijk. Bovendien is het bestuursrecht niet genoemd in artikel 39 lid 1 van het Statuut voor het Koninkrijk, zodat een concordante uitleg van de LRO op grond van deze bepaling ook niet aan de orde is.
10. Nu geen van de beroepsgronden slagen, zal het beroep ongegrond worden verklaard.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 januari 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.