Uitspraak
Uitspraak
1.Procesverloop
2.De vaststaande feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Oordeel van het Gerecht
5.Beoordeling van het hoger beroep
6.Griffierecht en proceskosten
7.Beslissing
datum-stempel) aan partijen verzonden.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin de belanghebbende geen vergoeding voor immateriële schade en proceskosten kreeg toegewezen. De belanghebbende had op 3 december 2018 bezwaar gemaakt tegen aanslagen inkomstenbelasting en verzuimboete, maar de Inspecteur had niet tijdig uitspraak gedaan. Het Gerecht had geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep was overschreden, maar dat de brandstichting in het belastingkantoor van Curaçao in augustus 2019 een bijzondere omstandigheid was die de termijn verlengde. De belanghebbende stelde dat deze brand geen bijzondere omstandigheid was en dat de Inspecteur niet had geïnformeerd over de termijnoverschrijding. Het Hof oordeelde dat de brand geen reden was voor verlenging van de termijn en dat de belanghebbende recht had op een schadevergoeding van NAf 500 voor de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast werd de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van in totaal NAf 2.800 en het griffierecht van NAf 200. De uitspraak van het Gerecht werd gedeeltelijk vernietigd en bevestigd voor het overige.