Uitspraak
1.[Verzoeker],
Openbaar Ministerie, hierna: OM,
Immigratie- en Naturalisatiedienstvan het Nederlandse Ministerie van Veiligheid en Justitie, hierna: IND,
Minister van Justitie,
Minister van Algemene Zaken,
Hoofd van de basisadministratie persoonsgegevens,
Hoofd van de burgerlijke stand, vertegenwoordigers: mw [Naam 1], de heer [Naam 2] en gemachtigde: mw mr. Romona Rhisda Ismail.
1.Verloop van de procedure
2.Beoordeling
Burgerlijk Wetboek van Surinameen artikel 330 lid 1, aanhef en onder b,
Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen[oud]).
Europese verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden(EVRM). In de prejudiciële uitspraak van de Hoge Raad in een Sint Maartense zaak van 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2036, NJ 2020/99 is geoordeeld (rov. 2.6.4):
Burgerlijk Wetboek van Sint Maarten) door de dood van de erkenner waarbij het beletsel van zijn huwelijk met een andere vrouw dan verzoekers moeder is weggevallen..
Parlementaire Geschiedenis van het nieuwe Burgerlijk Wetboek. Boek 3, Vermogensrecht in het algemeen, reds. C.J. van Zeben, J.W. du Pon, M.M. Olthof, 1981, p. 248) en dat daaraan in het voorliggend geval niet was voldaan omdat de man die de erkenning had gedaan was overleden zodat er van een tot erkennen of bekrachtigen bevoegd persoon geen sprake meer was. Het Hof zal de beslissing op dit punt aanhouden totdat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan.
staat volgens de wet: dat hij geen vader heeft; de erkenning is immers nietig. Zijn
staat volgens de Surinaamse geboorteakteis echter: dat hij [Naam 4] tot vader heeft. Indien verzoeker ook
bezit van staatals kind van [Naam 4] heeft, kan deze – met de staat volgens de geboorteakte corresponderende – staat niet worden betwist door de met de uitvoering van de RWN belaste autoriteiten en heeft verzoeker de Nederlandse nationaliteit.
[met noot 4: HR 7 november 2003, ECLI:NL:2003:AI0360 (NJ 2004/98, m.nt. S.F.M. Wortmann; red.), rov. 3.4; HR 21 december 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB5084 (NJ 2008/321, m.nt. J. de Boer; red.), rov. 3.5; HR 9 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9884 (NJ 2012/291, m.nt. S.F.M. Wortmann; red.), rov. 5.3.2.].
[met noot 5: HR 9 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9884 (NJ 2012/291, m.nt. S.F.M. Wortmann; red.), rov. 5.3.6.].Dit geldt ook indien het gebrek in de buitenlandse geboorteakte erin is gelegen dat de daarin vastgelegde erkenning van het kind door een gehuwde man nietig is op grond van schending van het erkenningsverbod van art. 330 lid 1, aanhef en onder b, BWNA (oud).
[met noot 6: HR 30 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:179, rov. 3.5, en HR 30 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:186 (NJ 2015/106, m.nt. S.F.M. Wortmann; red.), rov. 3.5.].Daarbij is tevens aanvaard dat, indien met een geslaagd beroep op bezit van staat het vaderschap van de erkenner komt vast te staan, diens Nederlanderschap ertoe leidt dat het door hem in het buitenland erkende kind het Nederlanderschap verkrijgt.
[met noot 7: HR 30 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:186 (NJ 2015/106, m.nt. S.F.M. Wortmann; red.), rov. 3.6.].
[HR 19 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:59 (NJ 2018/227, m.nt. L. Strikwerda; red.).]heeft geoordeeld dat de gevolgen van een erkenning voor de verkrijging van het Nederlanderschap moeten worden beoordeeld naar het tijdstip waarop die erkenning plaatsvindt, en evenmin dat de in het buitenland gedane erkenning in een geval als in deze zaak aan de orde is, op zichzelf beschouwd nietig is op grond van schending van het erkenningsverbod en niet voor erkenning in het Koninkrijk in aanmerking komt. Een geslaagd beroep op bezit van staat brengt immers mee dat het gebrek in de buitenlandse geboorteakte, die het gevolg is van de nietige erkenning, niet tegen de betrokken persoon kan worden ingeroepen. In dat geval berust het rechtsgevolg van de verkrijging van het Nederlanderschap op het tijdstip van de in het buitenland gedane erkenning op de toepassing van art. 1:209 BWC in verbinding met de art. 4 en 2 lid 1 (oud en huidig) RWN, en is dat rechtsgevolg door de wetgever dus aanvaard.
nomen), behandeling door de vader als zijn kind (
tractatus), de opvoeding en verzorging, de bekendheid als kind van den huize bij nabestaanden en vreemden (
fama), enz.
tractatus) en duurzaam is verzorgd en opgevoed, dat deze in de kosten daarvan heeft voorzien, en dat iedereen in het maatschappelijk verkeer hem beschouwde als het kind van [Naam 4] (
fama). Dat verzoeker dezelfde geslachtsnaam voert als [Naam 4] (
nomen) is al wel voldoende aannemelijk.