ECLI:NL:OGHACMB:2021:64

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
CUR2020H00213 - CUR2020H00216
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek inzake belastingaanslagen en dubbele belasting

Op 10 februari 2021 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan op het verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 22 januari 2018. In deze eerdere uitspraak had het Hof het hoger beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard met betrekking tot belastingaanslagen voor de jaren 2009 en 2013. De belanghebbende verzocht om herziening van deze uitspraak, met de stelling dat de uitspraak van 5 mei 2017, die betrekking had op de heffingskortingen, niet was meegenomen in de eerdere beoordeling. Het Hof oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die niet eerder bekend waren en die tot een andere uitspraak hadden kunnen leiden. Het verzoek tot herziening werd afgewezen, omdat de belanghebbende al op de hoogte was van de relevante uitspraak van 5 mei 2017 voordat de eerdere uitspraak werd gedaan. Het Hof concludeerde dat de herzieningsregels niet van toepassing waren op het belastingprocesrecht en dat de verzoeken van de belanghebbende niet konden worden ingewilligd. De kosten van het griffierecht werden niet vergoed aan de belanghebbende.

Uitspraak

CUR2020H00213 tot en met CUR2020H00216

Datum uitspraak: 10 februari 2021

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het verzoek tot herziening van:
[Belanghebbende],
woonachtig te Heemskerk, Nederland,
belanghebbende,
tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Curaçao (het Hof) van 22 januari 2018, CUR2017H00025 tot en met CUR2017H00028, in het geding tussen:
belanghebbende,
en
de inspecteur der belastingen,
zetelend te Curaçao,
de Inspecteur,
betreffende de hierna te vermelden aanslagen.

1.Procesverloop

1.1.
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 22 augustus 2014 aanslagen IB, AOV en AVBZ 2009 opgelegd en met dagtekening 14 november 2014 een aanslag BVZ 2013.
1.2.
Belanghebbende is op respectievelijk 1 oktober 2014 (IB, AOV, AVBZ 2009) en 11 december 2014 (BVZ 2013) tegen de aanslagen in bezwaar gekomen.
1.3.
Bij uitspraken op bezwaar van 30 april 2015 heeft de Inspecteur de aanslagen gehandhaafd.
1.4.
Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar op 16 juni 2015 (AOV 2009, AVBZ 2009 en BVZ 2013) en op 23 juni 2015 (IB 2009) in beroep gekomen.
De Inspecteur heeft voor de aanslag IB 2009 een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het Gerecht heeft op 16 februari 2017 het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard voor zover het de aanslagen IB, AOV en AVBZ voor het jaar 2009 betreft, de uitspraken op bezwaar tegen de aanslagen IB, AOV en AVBZ voor het jaar 2009 vernietigd en de aanslagen IB, AOV en AVBZ voor het jaar 2009 verminderd, rekening houdend met hogere inhoudingen loonbelasting (NAf 2.621), premie AOV (NAf 5.362) en premie AVBZ (NAf. 764).
Het beroep inzake de aanslag BVZ voor het jaar 2013 heeft het Gerecht ongegrond verklaard.
1.6.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende op 3 april 2017 hoger beroep ingesteld bij het Hof.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.7.
Het Hof heeft op 22 januari 2018 het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van het Gerecht bevestigd.
1.8.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van Hof beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie op 5 april 2019 ongegrond verklaard.
1.9.
Op 4 mei 2020 heeft belanghebbende het Hof verzocht de uitspraak van het Hof van 22 januari 2018 te herzien. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 200.
De Inspecteur heeft op het herzieningsverzoek gereageerd.
1.10.
Belanghebbende heeft op 2 december 2020, op de dag van de zitting, het Hof nog een stuk doen toekomen. Het Hof heeft dit stuk als een pleitnota aangemerkt.
1.11.
De zitting heeft plaatsgehad op 2 december 2020 te Willemstad. Belanghebbende is met berichtgeving niet op de zitting verschenen.
Namens de Inspecteur is mevrouw [A] verschenen. Het lid van het Hof mr. J. Snitker heeft door middel van een videoverbinding deelgenomen aan de zitting.
1.12.
Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

2.Feiten

2.1.
Op 22 januari 2018 heeft het Hof uitspraak gedaan in de zaak van belanghebbende voor de jaren 2009 (IB, AOV en AVBZ) en 2013 (BVZ), ECLI:NL:OGHACMB:2018:28. Het Hof heeft het hoger beroep van belanghebbende toen ongegrond verklaard en de uitspraak van het Gerecht bevestigd. De zitting in deze zaak heeft plaatsgehad op 26 oktober 2017 te Willemstad.
2.2.
Het door belanghebbende ingestelde beroep in cassatie tegen de onder 2.1 vermelde uitspraak van het Hof is door de Hoge Raad met toepassing van artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie ongegrond verklaard (ECLI:NL:HR:2019:521).
2.3.
Op 5 mei 2017 heeft het Hof uitspraak gedaan in een zaak van belanghebbende voor het jaar 2012 (IB en AVBZ), ECLI:NL:OGHACMB:2017:39. Het Hof heeft het hoger beroep van belanghebbende in die zaak gegrond verklaard.
2.4.
In de zaak vermeld onder 2.1 was, kortgezegd, in geschil of een bedrag ter grootte van het aan belanghebbende uitgekeerde pensioen van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds als aftrek alimentatie in mindering mocht worden gebracht op het inkomen van belanghebbende.
2.5.
In de zaak vermeld onder 2.3 was, kortgezegd, de vraag aan de orde op welke wijze de heffingskortingen in aanmerking moesten worden genomen bij het bepalen van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting (toepassing van de Belastingregeling voor het Koninkrijk).
2.6.
De belastingkamer van het Hof was bij de behandeling van de zaken vermeld onder 2.1 en 2.3 verschillend samengesteld. Alleen de voorzitter was in beide belastingkamers dezelfde [1] .

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
In geschil is de vraag of het verzoek van belanghebbende kan leiden tot een herziening van de uitspraak van het Hof van 22 januari 2018.
Belanghebbende beantwoordt de hiervoor gestelde vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen de Inspecteur ter zitting heeft bijgebracht.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Blijkens zijn herzieningsverzoek vraagt belanghebbende van het Hof de uitspraak van 5 mei 2017 alsnog in zijn oordeel te betrekken en de aanslagen IB voor de jaren 2009 tot en met 2016 te verminderen. Ook wenst belanghebbende een correcte afrekening van de Ontvanger te ontvangen, opdat de volgens belanghebbende teveel betaalde belasting ter zake van zijn vertrek uit Curaçao aan hem wordt terugbetaald.
Belanghebbende heeft bij zijn verzoek overzichten bijgevoegd van berekeningen waaruit volgens belanghebbende volgt dat te veel belasting is betaald.
4.2.
Naar het Hof begrijpt bedoelt belanghebbende met het alsnog in het oordeel betrekken van de uitspraak van 5 mei 2017, dat evenals voor het jaar 2012 de heffingskortingen in aanmerking worden genomen op de wijze zoals het Hof in diens uitspraak van 5 mei 2017 heeft geoordeeld.
4.3.
Alvorens op het herzieningsverzoek in te gaan, zal het Hof eerst oordelen over de vraag of belanghebbende zich tot de belastingrechter kan wenden met een verzoek tot herziening.
In het belastingprocesrecht van Curaçao is niet voorzien in de mogelijkheid tot herziening van een onherroepelijk geworden uitspraak van het Gerecht of het Hof. In het algemene bestuursrecht van Curaçao bestaat die mogelijkheid wel. In artikel 96 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) is de mogelijkheid nadrukkelijk opengesteld om te verzoeken tot herziening van een onherroepelijke uitspraak van het Gerecht en het Hof. Eveneens is in de artikelen 135 tot en met 137 van de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 het bijzondere rechtsmiddel van herziening opengesteld. Naar het oordeel van het Hof laat het zich niet goed denken dat de wetgever bedoeld heeft het belastingprocesrecht uit te zonderen van het de mogelijkheid tot herziening. Om die reden zal het Hof de herzieningsregels, zoals opgenomen in artikel 96 van de Lar analoog voor het belastingprocesrecht toepassen.
4.4.
Artikel 96 Lar bepaalt dat herziening van een onherroepelijke uitspraak van het Gerecht of van het Hof op verzoek van partijen kan plaatsvinden op grond van nader gebleken feiten of omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, die de verzoekende partij redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en die waren zij eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
4.5.
Naar het Hof begrijpt wenst belanghebbende dat de Inspecteur de aanslagen IB voor de jaren 2009 tot en met 2016 herziet. De uitspraak waarvoor belanghebbende verzoekt tot herziening ziet evenwel alleen op de aanslag IB 2009. Het Hof heeft geen kennis van de aanslagen IB 2010 tot en met 2016 en is evenmin bekend met hetgeen partijen in die jaren verdeeld houdt. Het oordeel van het Hof blijft derhalve beperkt tot de aanslag IB 2009.
4.6.
Voor zover belanghebbende betoogt dat het Hof de uitspraak van het Hof van 5 mei 2017 alsnog in zijn oordeel dient te betrekken, faalt het verzoek tot herziening. Immers de behandeling van de zaak waarop het verzoek tot herziening ziet, heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2017, derhalve ruimschoots nadat belanghebbende kennis had genomen van de uitspraak van het Hof van 5 mei 2017. Er is derhalve geen sprake van een feit of omstandigheid dat heeft plaatsgevonden vóór de uitspraak van 28 januari 2018 en waarmee belanghebbende (redelijkerwijs) niet bekend was. Los daarvan is een uitlegging van het recht door het Hof, in casu over de wijze waarop voorkoming van dubbele belasting dient te worden verleend, geen feit of omstandigheid als bedoeld in artikel 96 van de Lar. Ook in de zaak waarop het verzoek tot herziening ziet had belanghebbende het standpunt kunnen innemen dat de Inspecteur op onjuiste wijze de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting had bepaald.
4.7.
De Inspecteur heeft overigens in haar reacties, gedagtekend 4 november 2020 en 28 oktober 2020
[Hof: dit moet zijn 1 december 2020]aangegeven dat de aanslag IB 2009 is verminderd overeenkomstig het oordeel van het Hof in diens uitspraak van 5 mei 2017. Hetgeen belanghebbende en de Inspecteur kennelijk overigens nog verdeeld houdt voor wat betreft de aanslag IB 2009 is in welke mate bij het bepalen van de verschuldigde belasting rekening dient te worden gehouden met bepaalde opcenten. Dit verschil in inzicht omtrent de toepassing van het tarief betreft geen feit of omstandigheid waarvoor een verzoek tot herziening kan worden gedaan.
4.8.
Tot slot heeft belanghebbende in het kader van zijn verzoek tot herziening gevraagd om een correcte afrekening van de Ontvanger. Zoals vermeld in onderdeel 4.4 ziet het rechtsmiddel van herziening op onherroepelijk geworden uitspraken, waaronder een verzoek om een correcte afrekening niet wordt begrepen. Ook aan dit door belanghebbende gedane verzoek kan derhalve niet tegemoet worden gekomen.
Slotsom
4.9.
De slotsom is dat het verzoek tot herziening dient te worden afgewezen.
Griffierecht en proceskosten
4.10.
Gelet op het voorgaande acht het Hof geen termen aanwezig voor het vergoeden van het griffierecht aan belanghebbende dan wel voor een veroordeling van de Inspecteur in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het verzoek tot herziening heeft moeten maken.

5.Beslissing

Het Hof:
- wijst het verzoek tot herziening af.
De uitspraak is gedaan door mr. drs. P.A.M. Pijnenburg, voorzitter, mr. J. Snitker en mr. M.J. Leijdekker, leden, in tegenwoordigheid van M.M.M. Faro MSc, als griffier. De beslissing is op 10 februari 2021 in het openbaar uitgesproken.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen twee maanden na dagtekening van het afschrift van de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Partijen hebben ook de mogelijkheid hun beroepschrift in te dienen bij de griffie van het Gerecht in Eerste aanleg dat de zaak in eerste aanleg heeft behandeld. De datum van binnenkomst bij de griffie van het lokale Gerecht in Eerste aanleg is in dat geval bepalend voor de vraag of het beroep tijdig is ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2 onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. waartegen u in beroep komt;
d. waarom u het daar niet mee eens bent (de gronden van het beroep).
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
Toelichting op de rechtsmiddelenverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld en in veel gevallen verplicht (zie daarover
www.hogeraad.nl). Daarvoor is echter een geschikt inlogmiddel nodig. Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het desbetreffende webportaal. Zij kunnen, zolang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen, zoals hiervoor vermeld.

Voetnoten

1.Samenstelling van het Hof dat uitspraak heeft gedaan op 5 mei 2017: Haan, Kroon, Van Kempen, samenstelling van het Hof dat uitspraak heeft gedaan op 28 januari 2018: Haan, Pijnenburg, Leijdekker.