Uitspraak
STICHTING BURO ZIEKTEKOSTENVOORZIENINGENin liquidatie,
STICHTING BURO ZIEKTEKOSTENVOORZIENINGENin liquidatie,
1.Het verloop van de procedure
akte van hoger beroepop 3 april 2020 in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis.
memorie van grieven met incidentele vordering ex artikel 843a Rv, met producties, heeft [appellant 1] drie grieven, grief 3 met de onderdelen 3a-3f, voorgedragen, een incidentele vordering tot exhibitie ingesteld, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het Hof alsnog alle door het Gerecht tegen [appellant 1] toegewezen vorderingen afwijst, met veroordeling van BZV in de proceskosten van beide instanties.
memorie van grieven, met producties, heeft [appellant 2] drie grieven voorgedragen en geconcludeerd dat het Hof alsnog alle door het Gerecht tegen [appellant 2] toegewezen vorderingen afwijst, met veroordeling van BZV in de proceskosten van beide instanties.
memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel + grieven tevens akte houdende wijziging c.q. vermeerdering van eis, met producties, de hoger beroepen bestreden en op haar beurt, onder aanvoering van vijf grieven, incidentele hoger beroepen ingesteld, haar eis aangevuld/gewijzigd, bewijs aangeboden en geconcludeerd in beide procedures:
principaal appel: het vonnis van het GEA van 25 november 2019 te bekrachtigen;
incidenteel appel: het vonnis van het GEA voor de onderdelen rov. 4.21, 4.34-4.35, rov. 4.38-4.39, rov. 4.44-4.46 en te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties, het incidenteel hoger beroep van BZV bestreden, bewijs aangeboden en geconcludeerd tot verwerping van het incidenteel hoger beroep, tot afwijzing van de eisvermeerdering c.q. eiswijziging en veroordeling van BZV in de kosten van het incidenteel hoger beroep.
memorie van antwoord in het incidenteel appel, met producties, het incidenteel hoger beroep van BZV bestreden, bewijs aangeboden en geconcludeerd tot afwijzing van het incidenteel hoger beroep en de eisvermeerdering, met veroordeling van BZV in de kosten van het incidenteel hoger beroep.
2.De ontvankelijkheid
3.De grieven
4.Beoordeling
Treston Insurance Company (Aruba) v. HDI, rov. 3.3.3, welk arrest overigens een door de rechtspersoon aangesproken derde betrof). Van de hier bedoelde bijzondere omstandigheden is in de verhouding tussen enerzijds BZV en anderzijds [appellant 1] en [appellant 2] sprake. In die verhouding heeft de wetenschap van [appellant 1] en [appellant 2] niet te gelden als wetenschap van BZV.
in staat iseen rechtsvordering tot vergoeding van deze schade in te stellen. Tijdens het bewind van [appellant 1] en [appellant 2] was BZV niet daadwerkelijk daartoe in staat. De overige twee bestuursleden waren door [appellant 1] en [appellant 2] op een zijspoor gezet; bestuurslid [naam 4] was bovendien ernstig ziek. [appellant 1] en [appellant 2] hebben weliswaar betoogd dat [naam 5] en [naam 4] op de hoogte waren van de besluiten en beslissingen die [appellant 1] en [appellant 2] thans worden verweten, maar dit is door BZV gemotiveerd betwist en door [appellant 1] en [appellant 2] niet nader onderbouwd. Pas na het aftreden van [appellant 1] en [appellant 2] kon in beginsel het vereiste feitelijk onderzoek naar de bestedingen plaatsvinden. Dat heeft (begrijpelijkerwijs) enige tijd gevergd, maar het is nog wel binnen de verjaringstermijn afgerond. Ook de onderhavige procedure is door de vereffenaars van de in liquidatie verkerende stichting door betekening van het verzoekschrift op 16 april 2018 binnen deze termijn en dus tijdig geëntameerd. Het Hof sluit zich derhalve aan bij het oordeel van het Gerecht ter zake.
Treston-arrest, rov. 3.3).
Berghuizer Papierfabriek-arrest (zie hierna) ter zake van handelen in strijd met statutaire bepalingen die de rechtspersoon beogen te beschermen – de advocaten van [appellant 1] en [appellant 2] gevraagd daarop in te gaan, in het bijzonder op de vraag welke besluitvorming ten grondslag lag aan de miljoenenbestedingen waarom het in deze zaak gaan.
achtleden, onder wie een gedeputeerde (na 10/10/10: minister) en drie hoofdambtenaren qualitate qua. Nadat de minister en drie hoofdambtenaren – kennelijk in verband met de staatkundige transitie van 10/10/10 en de wetgeving ter zake van mede op overheidsstichtingen toepasselijke ‘corporate governance’ (
Eilandsverordening corporate governance, AB 2009, no. 92, na 10/10/10:
Landsverordening corporate governance, PB GT 2014, no. 3, met bij eilands/landsbesluit vastgestelde
Code Corporate Governance, AB 2009, no. 96/PB GT 2014, no. 4) – niet hun plaats in het bestuur hadden ingenomen en nadat [appellant 1] en [appellant 2] juridisch advies omtrent de statuten hadden ingewonnen, hebben zij verzuimd – ofschoon ‘good corporate governance’-modelstatuten voor overheidsstichtingen beschikbaar waren – een statutenwijziging te initiëren (door in elk geval een notaris in te schakelen). Zij hebben de oude onwettige structuur in stand gelaten.
BerghuizerPapierfabriek-regel. Het gaat niet om incidentele schendingen van onbelangrijke voorschriften. Sprake is van een patroon van schendingen van een aantal voorschriften, waaronder belangrijke zoals die betreffende besluitvorming. Daar komt nog bij dat sprake is van aanwijsbaar financieel nadeel, maar er is meer: het niet vergaderen en niet documenteren van besluitvorming kan de stichting in een precaire positie jegens derden of bij de bestuursopvolging brengen. Dit gebrek aan openheid kan de bestuurders worden verweten.
het nut of de begrijpelijkheid van hun bestedingen(de
ernstigverwijt-maatstaftoegespitst op de bestedingen), maar hier gaat het om hun
handelen in strijd met de statuten. Vergelijk de hierboven geciteerde tweede alinea van rov. 3.4.5 van het
Berghuizer Papierfabriek-arrest, waarin het ging om feiten en omstandigheden die, in ieder geval in onderling verband beschouwd, de houding van de raad van commissarissen, waarvan in strijd met de statuten geen goedkeuring was verkregen, betroffen.
Staleman/Van de Ven, rov. 3.3.1, vierde alinea, uit van ‘het inzicht en de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder die voor zijn taak berekend is en deze nauwgezet vervult.’ Zie ook HR 08-04-2005, ECLI:NL:HR:2005:AS5010, NJ 2006/443,
Laurus/UB Holding, rov. 3.8 slot: ‘tegenover de rechtspersoon zijn taak niet heeft vervuld op de wijze waarop een redelijk bekwame en redelijk handelende functionaris die taak in de gegeven omstandigheden had behoren te vervullen.’ [appellant 1] en [appellant 2] werden geacht de statuten te kennen. Dat [appellant 1] fulltime zijn oogartspraktijk voortzette en slechts een paar dagen per week enkele uren aanwezig was op het kantoor van BZV disculpeert hem niet.
ernstigverwijt-standaard, bij overtreding van de statutaire bepalingen die BZV beogen te beschermen, betrokken moet worden op die
statutenovertredingen niet op de
bestedingen, zodat de grieven 3 (3a-3f) overwegend een slag in de lucht zijn (zie rov. 4.14);
voordeelheeft gestrekt. Partijen wordt verzocht zich hierover mede in hun akten nader uit te laten.
directiereglementbij akte in het geding brengen.
bestuursreglement, bedoeld in artikel 9 van de statuten, is gemaakt. Partijen wordt verzocht zich hierover mede in hun akten uit te laten.
5.Beslissing
- stelt partijen in de gelegenheid de in rov. 4.17-4.18 en 4.29 en4.31 bedoelde akten te nemen;
- draagt BVZ op het directiereglement bij akte in het geding te brengen;