ECLI:NL:OGHACMB:2017:44
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake begroting advocaatdeclaratie en taakverdeling bijzondere rechter-civiele rechter
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een verzetvonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (GEA) dat op 12 januari 2016 is uitgesproken. [Appellante] heeft in hoger beroep vier grieven aangevoerd tegen het vonnis, waarin zij onder andere betwist dat zij een overeenkomst heeft gesloten met [advocatenkantoor] en dat zij de gevorderde bedragen verschuldigd is. Het GEA had eerder de vordering van [advocatenkantoor] tot betaling van US$ 6.335,52 toegewezen, waarop [appellante] in verzet is gegaan. De zaak is complex, omdat er niet alleen geschil bestaat over de hoogte van de declaraties, maar ook over andere juridische aspecten, zoals de ontvankelijkheid van de vordering op basis van de Advocatenlandsverordening 1959.
Tijdens de procedure heeft [advocatenkantoor] incidenteel appel ingesteld en een grief tegen het vonnis van 12 januari 2016 aangevoerd. Het Hof heeft de zaak doorgehaald op de rol en de partijen in de gelegenheid gesteld om een begrotingsprocedure aanhangig te maken bij de Raad van Toezicht, die bevoegd is om te oordelen over de hoogte van de declaraties. Het Hof heeft de verdere beslissing aangehouden, in afwachting van de uitkomst van deze procedure.
De uitspraak van het Hof is gedaan op 9 juni 2017, waarbij de rechters J. de Boer, G.C.C. Lewin en H.J. Fehmers aanwezig waren. De zaak illustreert de juridische complicaties rondom advocaat-declaraties en de rol van de civiele rechter in dergelijke geschillen.