Uitspraak
1.[appellant 1],
[appellant 1],
[appellant 2],
[appellanten],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
De vaststaande feiten
met grief 1, om het volgende.
€ 42.963,80 niet voldaan. [geïntimeerde] heeft werkzaamheden ten bedrage van € 11.143,21 niet gedeclareerd.
Het geschil en de beslissing van de rechtbank
15 december 2009, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6 :119 a BW over een bedrag van € 54.107,01 vanaf 16 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening en de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW te voldoen over een bedrag van €473,62 vanaf de dag der algehele voldoening;
De motivering van de beslissing
17 augustus 2011 onder 2.8 dat in het handelsregister onder nummer 01034872 [appellant 1] staat ingeschreven met als handelsnaam [bedrijf A].
Grief 2is gericht tegen rechtsoverweging 4.3 van het vonnis in het incident van 7 april 2010, inhoudend dat de Raad van Toezicht niet bevoegd is van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen. Met
grief 3wordt bezwaar gemaakt tegen de vaststelling door de rechtbank in haar vonnis van 17 augustus 2011 dat voor [advocaat 2] een uurtarief geldt van € 225,- en voor [advocaat 1] een uurtarief van € 290,-, beide te vermeerderen met BTW en 6% kantoorkosten.
Grief 4is gekeerd tegen de beslissing onder 6.3 van het vonnis van
17 augustus 2011, inhoudend de verklaring voor recht dat [appellant 2] gehouden is tot betaling van wettelijke handelsrente conform artikel 6:119a over het door de Raad van Toezicht toe te wijzen bedrag en de daarvoor gegeven motivering in rechtsoverweging 5.8 van dit vonnis.
Grief 5is gericht tegen de beslissing onder 6.2 van het vonnis van
17 augustus 2011, inhoudend de proceskostenveroordeling van [appellant 2] en de daarvoor gegeven motivering in dit vonnis onder 5.10.
nietin dit hoger beroep worden ontvangen. In dit hoger beroep kan slechts [appellant 2] als appellant worden aangemerkt. Voor zover grief 1 de strekking heeft op te komen tegen de dagvaarding in eerste aanleg van [bedrijf A], heeft [appellant 2] daarbij geen belang. De rechtbank heeft de vordering jegens deze beweerdelijke rechtspersoon immers niet-ontvankelijk verklaard, waartegen niet is gegriefd.
6 mei 2014.