ECLI:NL:GHSHE:2014:30

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 januari 2014
Publicatiedatum
14 januari 2014
Zaaknummer
HD 200.097.802-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen vermeerdering van eis in civiele procedure over erfpachtcanon

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van Mooi Weer Recreatie B.V. en Jusoma Holding B.V. tegen de gemeente Bernheze. De zaak betreft een bezwaar tegen de vermeerdering van eis door de gemeente, die de eis heeft uitgebreid met de vordering tot betaling van de erfpachtcanon over 2012 en 2013. De gemeente stelt dat Mooi Weer c.s. canon verschuldigd is voor de door de gemeente in erfpacht uitgegeven gronden. Het hof heeft eerder tussenarresten gewezen en de nummering van deze arresten voortgezet.

De gemeente heeft haar eis vermeerderd, maar Mooi Weer c.s. heeft bezwaar gemaakt tegen deze vermeerdering, omdat de rolraadsheer geen formele toestemming zou hebben gegeven. Het hof overweegt dat de oorspronkelijke eiser in hoger beroep zijn eis kan veranderen of vermeerderen, mits dit niet in strijd is met de goede procesorde. Het hof concludeert dat de vermeerdering van eis in dit geval is toegestaan, omdat deze voortvloeit uit de aard van het geschil, dat betrekking heeft op een jaarlijks vervallende erfpachtcanon.

In het incident heeft de gemeente een voorschot gevorderd op de canon over 2012 en 2013. Het hof oordeelt dat de gemeente niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van deze vordering, waardoor de incidentele vordering wordt afgewezen. De gemeente wordt veroordeeld in de kosten van het incident. De hoofdzaak wordt verwezen naar de rol voor memorie na deskundigenonderzoek aan de zijde van Mooi Weer c.s. en verdere beslissingen worden aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.097.802/01
arrest van 14 januari 2014
gewezen op het bezwaar tegen de vermeerdering van eis en in het incident ex artikel 223 Rv in de zaak van

1.Mooi Weer Recreatie B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats 1],

2.
Jusoma Holding B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2],
3.
Stichting Recreanders,gevestigd te [vestigingsplaats 3],
appellanten in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat: mr. B.S. Friedberg te Amsterdam,
tegen
de gemeente Bernheze,
gevestigd te Heesch, gemeente Bernheze,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. M.J.A. Verhagen te Eindhoven,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 12 juni 2012, 14 mei 2013 en 10 september 2013 in het hoger beroep van de door de rechtbank 's-Hertogenbosch onder zaaknummer 198645/HA ZA 09-1992 gewezen vonnissen van 21 oktober 2013, 8 december 2010, 9 februari 2011, 20 april 2011 en 28 september 2011. Het hof zal de nummering van het laatste tussenarrest voortzetten en partijen weer aanduiden als Mooi Weer c.s. en de Gemeente.

10.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 10 september 2013;
- de incidentele memorie ex artikel 223 Rv (betreffende canon 2012) van de gemeente;
- de akte houdende vermeerdering van eis tevens incidentele memorie ex artikel 223 Rv (betreffende canon 2013) van de gemeente;
- de antwoordakte vermeerdering van eis, tevens inhoudende memorie van antwoord inzake incidentele vordering ex artikel 223 Rv.
Partijen hebben arrest gevraagd op het bezwaar tegen de vermeerdering van eis en in het incident.

11.De beoordeling

De vermeerdering van eis
11.1.
Bij akte houdende vermeerdering van eis tevens incidentele memorie ex artikel 223 Rv van 29 oktober 2013 heeft de Gemeente haar eis vermeerderd, in die zin dat zij thans ook de veroordeling van Mooi Weer c.s. vordert tot betaling van de canon over 2013. Mooi Weer c.s. heeft in de eerste plaats bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis omdat de rolraadsheer geen formele toestemming heeft gegeven voor de akte waarbij de eis is vermeerderd.
11.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 130 lid 1 Rv in verbinding met artikel 353 Rv is de oorspronkelijke eiser bevoegd in hoger beroep zijn eis of de gronden daarvan te veranderen of vermeerderen, met dien verstande dat de in artikel 347 Rv besloten twee-conclusie-regel deze bevoegdheid beperkt in die zin dat de oorspronkelijke eiser de eisverandering of -vermeerdering in beginsel niet later mag doen dan in zijn memorie van grieven of van antwoord. Op deze in beginsel strakke regel kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard, onder meer indien de aard van het geschil meebrengt dat in een later stadium nog een zodanig verandering of vermeerdering van eis kan plaatsvinden. Bij dit alles geldt dat toelating van de eisverandering of -vermeerdering niet in strijd mag komen met de eisen van een goede procesorde.
11.3.
In deze zaak is sprake van de hiervoor bedoelde uitzondering op de in beginsel strakke regel. Het geschil heeft betrekking op de vraag of Mooi Weer c.s. aan de Gemeente canon verschuldigd is voor door de Gemeente in erfpacht uitgegeven gronden en zo ja, of deze canon per 1 januari 2008 correct is verhoogd. In eerste aanleg strekte de vordering van de Gemeente, na vermeerdering van eis, onder meer tot veroordeling van Mooi Weer c.s. tot betaling aan haar van de canon over 2008 tot en met 2011. In hoger beroep heeft de Gemeente bij memorie van antwoord haar eis vermeerderd met de canon over 2012. Inmiddels is ook de canon over 2013 vervallen, welke canon de Gemeente thans bij wege van eisvermeerdering vordert. Aangezien deze eisvermeerdering rechtstreeks voortvloeit uit de aard, het onderwerp van het geschil: een jaarlijks vervallende erfpachtcanon, kan de eisvermeerdering als uitzondering op de hoofdregel worden toegestaan en is het bezwaar daartegen ongegrond. Dat de rolraadsheer geen uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven voor het nemen van de akte waarbij de eis is vermeerderd is niet relevant.
11.4.
Hetgeen Mooi Weer c.s. overigens als bezwaar heeft aangevoerd tegen de vermeerdering van eis heeft betrekking op de inhoud van de vermeerderde eis en is geen processueel bezwaar in de zin van artikel 130 Rv. Daarop zal het hof in de hoofdzaak ingaan, nadat partijen hebben gereageerd op het – op 21 januari 2014 verwachte – deskundigenbericht. Nu verder niet is gesteld of gebleken dat de vermeerdering van eis strijd oplevert met de eisen van een goede procesorde, is het bezwaar ongegrond.
In het incident
11.5.
In het incident heeft de Gemeente bij twee afzonderlijke incidentele memories de veroordeling van Mooi Weer c.s. gevorderd om (ieder afzonderlijk) aan haar een voorschot te betalen op de uiteindelijk bij eindarrest vast te stellen verschuldigde canon over 2012, respectievelijk 2013. Voor de hoogte van de primair, subsidiair en meer subsidiair als voorschot gevorderde bedragen verwijst het hof naar de petita van de incidentele memories.
11.6.
Voor toewijzing van een voorlopige voorziening gedurende de duur van het geding is nodig dat het gaat om een vordering die samenhangt met de hoofdvordering (artikel 223 lid 2 Rv). Het karakter van de voorziening brengt voorts met zich dat de eiser in het incident een zodanig dringend belang bij de gevraagde voorziening moet hebben dat van hem niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de hoofdzaak daarvoor moet afwachten. Verder dient bij een beslissing op de vordering het belang van de eisende partij bij toewijzing van de vordering te worden afgewogen tegen het belang van de verwerende partij om de afloop van de procedure af te wachten alvorens tot enige prestatie te moeten overgaan. Bij die belangenafweging dienen alle omstandigheden van het geval (waaronder de mate van aannemelijkheid van een toewijzing van de vordering in de hoofdzaak, de te verwachten duur van het geding en het eventuele restitutierisico voor de gedaagde partij), te worden betrokken.
11.7.
Ter onderbouwing van haar incidentele vordering heeft de Gemeente gesteld dat weliswaar de uiteindelijke hoogte van de canon nog een punt van discussie is, maar dat dit onverlet laat dat Mooi Weer c.s. canon verschuldigd is, dat Mooi Weer c.s. gebruik maakt van de gronden en dat het eindarrest nog lang op zich kan laten wachten. Waarom van de Gemeente niet gevergd zou kunnen worden dat zij de afloop van de hoofdzaak afwacht, heeft de Gemeente echter niet toegelicht. Dat betekent dat niet aannemelijk is geworden dat de Gemeente een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van een voorschot op de door Mooi Weer c.s. aan de Gemeente verschuldigde canon. De incidentele vordering zal daarom worden afgewezen. Aan een belangenafweging komt het hof niet toe.
11.8.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal de gemeente worden veroordeeld in de kosten van het incident.
In de hoofdzaak
11.9.
De zaak wordt (opnieuw) naar de rol verwezen van 11 februari 2014 voor memorie na deskundigenonderzoek aan de zijde van Mooi Weer c.s. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

12. De uitspraak

Het hof:
verklaart het bezwaar tegen de vermeerdering van eis ongegrond;
in het incident:
wijst de vordering van de Gemeente af;
veroordeelt de Gemeente in de proceskosten van het incident, welke kosten aan de zijde van Mooi Weer c.s. tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 894,-- aan salaris advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 11 februari 2014 voor memorie na deskundigenonderzoek aan de zijde van Mooi Weer c.s.;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. T. Rothuizen-van Dijk, J.Th. Begheyn en J.C.J. van Craaikamp en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 14 januari 2014.