ECLI:NL:OGEAM:2024:2

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
SXM202200912 en SXM202200913
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking beroep en verzoek om schadevergoeding in belastingzaak

In deze zaak heeft belanghebbende het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur aan de bezwaren is tegemoetgekomen. Tegelijkertijd heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten van bezwaar, proceskosten en het griffierecht, alsook om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het Gerecht heeft geoordeeld dat belanghebbende geen recht heeft op een proceskostenvergoeding in de bezwaarfase, aangezien de Inspecteur niet ernstig onzorgvuldig heeft gehandeld. De kosten die in de beroepsfase voor vergoeding in aanmerking komen, zijn vastgesteld op NAf 525, waarbij een halve punt is toegekend voor schriftelijke inlichtingen. Het Gerecht heeft ook geoordeeld dat de wet- en regelgeving in Sint Maarten niet voorziet in de bevoegdheid van de belastingrechter om een schadevergoeding toe te kennen. Belanghebbende dient een verzoek om schadevergoeding derhalve te richten aan de burgerlijke rechter. Het verzoek tot immateriële schadevergoeding is afgewezen, omdat de redelijke termijn van berechting niet is overschreden. De Inspecteur is veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van NAf 300 aan belanghebbende. De uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen op 7 februari 2024.

Uitspraak

Uitspraak van 7 februari 2024
BBZ nrs. SXM202200912 en SXM202200913
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
[Belanghebbende], wonend te Nederland,
belanghebbende,
en:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Sint Maarten,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 28 augustus 2020 een naheffingsaanslag belasting op bedrijfsomzetten (hierna: BBO) over de maand november 2017 opgelegd naar een te betalen bedrag van NAf 1.500.
1.2
Aan belanghebbende is op 28 augustus 2020 een naheffingsaanslag BBO over de maand december 2017 opgelegd naar een te betalen bedrag van NAf 1.500.
1.3
Belanghebbende heeft op 20 oktober 2020 tegen de naheffingsaanslagen bezwaren gemaakt.
1.4.
Belanghebbende heeft op 11 juli 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van tweemaal NAf 150.
1.5
De Inspecteur heeft op 21 november 2022 verweerschriften ingediend.
1.6
De Inspecteur heeft op 16 december 2022 de naheffingsaanslagen verminderd naar nihil.
1.7
Partijen zijn op 13 februari 2023 uitgenodigd voor de zitting van 13 april 2023.
1.8
Belanghebbende heeft bij e-mailbericht van 11 april 2023 de beroepschriften ingetrokken. Tegelijk met deze intrekking is verzocht om een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. Daarnaast is verzocht om vergoeding van immateriële schade.
1.9
De griffier heeft op 11 april 2023 de Inspecteur in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden te reageren op de verzoeken van belanghebbende voor vergoeding van de proceskosten, het griffierecht en de immateriële schadevergoeding. De Inspecteur heeft op 13 juni 2023 verweerschriften ingediend. Belanghebbende heeft op 5 oktober 2023 daarop gereageerd. Bij e-mails van respectievelijk 11 oktober en 13 oktober 2023 hebben de Inspecteur en belanghebbende het Gerecht toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder mondelinge behandeling.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Belanghebbende heeft het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur aan de bezwaren is tegemoetgekomen. Tegelijk met de intrekking heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten van bezwaar, proceskosten en het griffierecht. Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van de immateriële schade in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
2.2
In artikel 15, lid 3, LBB is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep, omdat de Inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de belanghebbende is tegemoetgekomen, de Inspecteur op verzoek van de belanghebbende bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 15, lid 1, LBB in de kosten kan worden veroordeeld. Dit betreft de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken (vgl. GEA Curaçao 17 maart 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:53).
Kosten bezwaarfase
2.3
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Ingevolge artikel 32a, lid 2 van de ALL moet het verzoek worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. In artikel 1 van de Regeling is bepaald dat een vergoeding van kosten van de bezwaarfase uitsluitend betrekking kan hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
2.4
Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschriften verzocht om een proceskostenvergoeding. De Inspecteur treft echter niet het verwijt dat hij ernstig onzorgvuldig heeft gehandeld. De Inspecteur heeft onbetwist gesteld dat belanghebbende meerdere malen is geïnformeerd van zijn fiscale verplichtingen in Sint Maarten, waaronder het indienen van de aangiften BBO en het betalen van de verschuldigde BBO. Desondanks heeft belanghebbende niet voldaan aan deze verplichtingen. Belanghebbende had immers ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslagen geen aangiften ingediend en de verschuldigde BBO niet voldaan. Het Gerecht is dan ook van oordeel dat belanghebbende geen recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase.
Kosten beroepsfase
2.5
Ingevolge artikel 15, lid 1, LBB worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
2.6
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, AB 2013, GT no. 512 (hierna: het Besluit) (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
2.7
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand.
Deze kosten kunnen forfaitair worden berekend op NAf 525 (1 punt voor de beroepschriften, 0,5 punt voor schriftelijke inlichtingen, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,5 (beroep niet tijdig beslissen) X factor 1 wegens samenhang.
Immateriële schadevergoeding
2.8
Belanghebbende heeft verzocht om een immateriële schadevergoeding in verband met het overschrijden van de redelijke termijn. De wet- en regelgeving in Sint Maarten voorziet niet in de bevoegdheid van de belastingrechter tot het toekennen van een schadevergoeding. Alleen de burgerlijke rechter is bevoegd om de belanghebbende in verband hiermee een schadevergoeding toe te kennen. Belanghebbende dient het verzoek derhalve te richten aan de burgerlijke rechter (vgl. HR, 19 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:50).
2.9
Naar het oordeel van het Gerecht is de redelijke termijn van berechting evenwel niet overschreden. De Hoge Raad hanteert als uitgangspunt dat de redelijke termijn is overschreden als de rechter niet binnen twee jaar uitspraak doet na het moment dat de Inspecteur het bezwaarschrift heeft ontvangen (zie het overzichtsarrest HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252). De op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen op 20 oktober 2020 (bezwaar ingediend) en geëindigd op 24 augustus 2022, de dag van de mondelinge behandeling van de zaken met nummers BBZ SXM202200957, SXM202200959, SXM202200962 t/m SXM202200964 SXM202200966 en SXM202200967. Op die dag is immers op de zitting afgesproken dat belanghebbende een schriftelijk verzoek om toepassing van de verleggingsregeling zal doen bij de Inspecteur en dat de Inspecteur naar aanleiding daarvan (ook) de onderhavige naheffingsaanslagen zal vernietigen. Naar het oordeel van het Gerecht is met deze afspraak het geschil over de belastingheffing beëindigd. Het tijdsverloop tussen de afspraak en de uitvoering daarvan kan onder de geschetste omstandigheden niet worden geacht een voortzetting van de eerder door de belastingplichtige ondervonden spanning en frustratie mee te brengen (vgl. Hoge Raad van 2 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1128). Hierbij wordt nog het volgende opgemerkt. Belanghebbende heeft op 13 oktober 2022 het verzoek om toepassing van de verleggingsregeling ingediend. Op 31 oktober 2022 is het verzoek toegewezen door de Inspecteur en op 16 december 2022 heeft belanghebbende de verminderingsbeschikkingen ontvangen.
Griffierecht
2.1
De Inspecteur dient de op grond van artikel 18, lid 4 LBB het betaalde griffierecht van NAf 300 aan belanghebbende te vergoeden.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • wijst het verzoek tot vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase af;
  • wijst het verzoek tot immateriële schadevergoeding af;
  • wijst het verzoek tot vergoeding van de proceskosten in de beroepsfase toe;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 525; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van
in totaal NAf 300 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 7 februari 2024, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Frontstreet 58 (The Courthouse)
Philipsburg
Sint Maarten
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van NAf 300 verschuldigd.