ECLI:NL:OGEAM:2023:2

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
SXM202200278
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag winstbelasting en vergoeding proceskosten

In deze zaak heeft belanghebbende, een vennootschap gevestigd te Sint Maarten, bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag winstbelasting voor het jaar 2017, die was opgelegd wegens het niet of niet tijdig indienen van de aangifte. De naheffingsaanslag bedroeg NAf 100.000 en werd op 4 september 2020 opgelegd. Belanghebbende heeft op 30 september 2020 bezwaar gemaakt en op 10 maart 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op het bezwaar. De Inspecteur heeft op 25 mei 2022 uitspraak gedaan op het bezwaar en de naheffingsaanslag verminderd naar nihil. Hierdoor kwam het belang aan de beroepsprocedure te ontvallen, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.

De rechter overweegt dat in gevallen waarin het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat de Inspecteur aan de bezwaren van de belanghebbende is tegemoetgekomen, de Inspecteur de proceskosten en het griffierecht dient te vergoeden. In dit geval heeft belanghebbende geen verzoek om kostenvergoeding ingediend in de bezwaarfase, waardoor deze kosten niet vergoed worden. Echter, voor de beroepsfase heeft belanghebbende een factuur van USD 900 overgelegd voor rechtsbijstand, welke door de Inspecteur niet is bestreden. De rechter heeft geoordeeld dat de Inspecteur in deze zaak ernstig onzorgvuldig heeft gehandeld door pas na lange tijd uitspraak te doen op het bezwaar, wat heeft geleid tot de noodzaak voor belanghebbende om in beroep te komen.

De uitspraak van de rechter op 12 januari 2023 houdt in dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, het verzoek tot vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase wordt afgewezen, maar het verzoek tot vergoeding van de proceskosten in de beroepsfase wordt toegewezen. De Inspecteur wordt veroordeeld tot betaling van USD 900 aan proceskosten en het terugbetalen van het griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende.

Uitspraak

Uitspraak van 12 januari 2023
BBZ nr. SXM202200278
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 (LBB) van:
[Belanghebbende], gevestigd te Sint Maarten,
belanghebbende,
en:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Sint Maarten,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 4 september 2020 een naheffingsaanslag winstbelasting voor het jaar 2017 opgelegd van NAf 100.000 wegens het niet of niet tijdig indienen van de aangifte.
1.2
Belanghebbende heeft op 30 september 2020 tegen de naheffingsaanslag winstbelasting bezwaar gemaakt.
1.3
Belanghebbende heeft op 10 maart 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.4
De Inspecteur heeft op 25 mei 2022 uitspraak op bezwaar gedaan en de naheffingsaanslag winstbelasting over 2017 verminderd tot nihil.
1.5
De Inspecteur heeft op 30 mei 2022 en verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft vanuit Aruba via videoverbinding met Sint Maarten op 24 november 2022 plaatsgevonden. Namens belanghebbende zijn in Sint Maarten verschenen [A]M. [A] en [B], verbonden aan [Q]. Namens de Inspecteur is verschenen [C]. De rechter heeft het onderzoek gesloten.

2.OVERWEGINGEN

Vooraf

2.1 [
Belanghebbende] is opgericht op 21 december 2016. Belanghebbende heeft op 17 januari 2017 verzocht om per 21 december 2016 aangemerkt te worden als Vrijgestelde Vennootschap. Aan belanghebbende is de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Daartegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt.
2.2
Belanghebbende heeft op 10 maart 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op het bezwaar tegen de naheffingsaanslag winstbelasting voor het jaar 2017. Hangende onderhavige beroepsprocedure heeft de Inspecteur op 25 mei 2022 uitspraak gedaan op het bezwaar en de naheffingsaanslag winstbelasting verminderd naar nihil.
2.3
Daarmee komt het belang aan deze beroepsprocedure te ontvallen (vgl. HR 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:43). Nu belanghebbende geen belang meer heeft bij een uitspraak op het beroep, dient dit beroep blijkens voornoemde jurisprudentie niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.4
In gevallen, zoals het onderhavige, waarin het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat de Inspecteur geheel aan de bezwaren van de belanghebbende is tegemoetgekomen dient als hoofdregel de Inspecteur de proceskosten en het griffierecht te vergoeden (vgl. HR 5 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:494). Ook dient de Inspecteur het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Vergoeding kosten bezwaar

3.1
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in de Regeling proceskostenvergoeding bezwaarfase belastingzaken.
3.2
Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift niet verzocht om een kostenvergoeding. Gelet op het bepaalde in artikel 32a, lid 2, ALL komt belanghebbende dan niet in aanmerking voor een kostenvergoeding voor de bezwaarfase.
Proceskosten beroepsfase
3.3
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de LBB worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
3.4
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, AB 2013, GT no. 512 (voorheen PB 2001, no. 127) (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
3.5
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Als hoofdregel geldt dat een forfaitaire kostenvergoeding wordt toegekend. Belanghebbende heeft, in afwijking van de hoofdregel, verzocht om een integrale kostenvergoeding.
3.6
Ingevolge artikel 2, lid 3 van het Besluit kan in bijzondere omstandigheden van een forfaitaire proceskostenvergoeding worden afgeweken. Van een bijzondere omstandigheid is (onder meer) sprake bij ernstig onzorgvuldig handelen van de Inspecteur. Het Gerecht vindt aanleiding voor een integrale vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten van rechtsbijstand. Op 12 maart 2021 heeft het Gerecht in een tweetal vergelijkbare gevallen uitspraak gedaan en geoordeeld dat de vrijgestelde status geldt (vgl. ECLI:NL:OGEAM:2021:31 en ECLI:NL:OGEAM:2021:32). De Inspecteur heeft geen hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraken. Belanghebbende heeft de Inspecteur met verwijzing naar voormelde uitspraak verzocht om de naheffingsaanslag te vernietigen om zo een beroepsprocedure te vermijden. Op 16 februari 2022 heeft belanghebbende dit verzoek herhaald. Door desondanks, pas op 25 mei 2022 uitspraak op bezwaar te doen in onderhavige zaak, handelt de Inspecteur naar het oordeel van het Gerecht ernstig onzorgvuldig. Belanghebbende werd door deze gang van zaken gedwongen om in beroep te komen (zie 1.3). De naheffingsaanslag winstbelasting over 2017 is immers pas daarna verminderd naar nihil (vgl. GEA 15 december 2021, ECLI:NL:OGEAM:2021:128).
3.7
Belanghebbende heeft ter zake van de kosten van de beroepsprocedure een factuur van de rechtsbijstandverlener overgelegd van USD 900. De Inspecteur heeft deze kosten niet bestreden. Het Gerecht stelt de kostenvergoeding vast op USD 900.
3.8
Verder dient de Inspecteur het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep niet tijdig beslissen niet- ontvankelijk;
  • wijst het verzoek tot vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase af:
  • wijst het verzoek tot vergoeding van de proceskosten in de beroepsfase toe;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van USD 900; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en is uitgesproken op 12 januari 2023, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Frontstreet 58 (The Courthouse)
Philipsburg
Sint Maarten
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van NAf 300 verschuldigd.