ECLI:NL:OGEAM:2021:128

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
SXM202101093
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. M.M. de Werd
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in belastingzaak met betrekking tot naheffingsaanslag winstbelasting

In deze zaak heeft belanghebbende, een vennootschap gevestigd te Sint Maarten, op 4 september 2020 een naheffingsaanslag winstbelasting voor het jaar 2017 ontvangen van NAf 150.000. Na bezwaar gemaakt te hebben op 1 oktober 2020, heeft belanghebbende op 31 augustus 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. De Inspecteur heeft op 16 november 2021 een verminderingsbeschikking overgelegd, waardoor de naheffingsaanslag is verminderd naar nihil. Tijdens de zitting op 1 december 2021 heeft belanghebbende haar beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat belanghebbende geen recht heeft op een (integrale) kostenvergoeding voor de bezwaarfase, omdat de Inspecteur een pleitbaar standpunt heeft ingenomen. Echter, voor de beroepsfase heeft het Gerecht geoordeeld dat belanghebbende recht heeft op een integrale vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, omdat de Inspecteur ernstig onzorgvuldig heeft gehandeld door geen uitspraak op bezwaar te doen. Dit heeft belanghebbende gedwongen om in beroep te komen. Het Gerecht heeft de kostenvergoeding vastgesteld op USD 900 en heeft de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht van NAf 150.

De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd op 15 december 2021, en belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen twee maanden hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 15 december 2021
BBZ nr. SXM202101093
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
op het verzoek om vergoeding van proceskosten en griffierecht in het geding tussen:
[Belanghebbende], gevestigd te Sint Maarten,
belanghebbende,
en:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Sint Maarten,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 4 september 2020 een naheffingsaanslag winstbelasting voor het jaar 2017 opgelegd van NAf 150.000.
1.2
Belanghebbende heeft op 1 oktober 2020 tegen de naheffingsaanslag winstbelasting bezwaar gemaakt.
1.3
Belanghebbende heeft op 31 augustus 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.4
De Inspecteur heeft op 16 november 2021 een verminderingsbeschikking overgelegd.
1.5
De zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2021 te Philipsburg. Namens belanghebbende is verschenen [A], verbonden aan [Q]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [B]. en [C]. De zaak is gezamenlijk behandeld met de zaken met zaaknummers SXM202101090, SXM2021001091 en SXM202101538 en SXM202101092 en SXM202101539. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen.

2.OVERWEGINGEN

2.1 [
Belanghebbende] is opgericht op 10 juli 2017. Belanghebbende heeft op 22 augustus 2017 verzocht om per 10 juli 2017 aangemerkt te worden als Vrijgestelde Vennootschap. Omdat de Inspecteur niet op dit verzoek heeft gereageerd, wordt belanghebbende op grond van artikel 1a, lid 5, van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 geacht per 10 juli 2017 de vrijgestelde status te hebben verkregen.
2.2
De Inspecteur heeft op 16 november 2021 per e-mail een verminderingsbeschikking overgelegd. Daaruit blijkt dat de naheffingsaanslag winstbelasting is verminderd naar nihil. Belanghebbende heeft ter zitting het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur volledig aan haar beroep is tegemoetgekomen. Tegelijk met de intrekking heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van de proceskosten.
2.3
In artikel 15, lid 3 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 (LBB) is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep, omdat de Inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de belanghebbende is tegemoetgekomen, de Inspecteur op verzoek van de belanghebbende bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 15, lid 1 LLB in de kosten kan worden veroordeeld. Dit betreft de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken (vgl. GEA Curaçao 17 maart 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:53).

3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Vergoeding kosten bezwaar

3.1
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in de Regeling proceskostenvergoeding bezwaarfase belastingzaken.
3.2
Belanghebbende heeft in haar bezwaarschrift verzocht om een (integrale) kostenvergoeding. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende geen recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. De Inspecteur treft immers niet het verwijt dat hij een aanslag heeft opgelegd terwijl op dat moment duidelijk is dat die belastingaanslag of uitspraak in een daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden (vgl. HR 13 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA2802). Het standpunt van de Inspecteur dat belanghebbende niet het regime van Vrijgestelde Vennootschap deelachtig kan zijn, is verdedigbaar. Het innemen van een dergelijk standpunt brengt dus niet mee dat de Inspecteur daarmee in een zodanig vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld dat dit aanleiding zou zijn voor het toekennen van een integrale proceskostenvergoeding (vgl. GEA Sint Maarten, 12 maart 2021, ECLI:NL:OGEAM:2021:31 en ECLI:NL:OGEAM:2021:32).
Proceskosten beroepsfase
3.3
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de LBB worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
3.4
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127, hierna aangeduid als Besluit (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
3.5
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Als hoofdregel geldt dat een forfaitaire kostenvergoeding wordt toegekend. Belanghebbende heeft, in afwijking van de hoofdregel, verzocht om een integrale kostenvergoeding.
3.6
Ingevolge artikel 2, lid 3 van het Besluit kan in bijzondere omstandigheden van een forfaitaire proceskostenvergoeding worden afgeweken. Van een bijzondere omstandigheid is (onder meer) sprake bij ernstig onzorgvuldig handelen van de Inspecteur. Het Gerecht vindt aanleiding voor een integrale vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten van rechtsbijstand. Op 12 maart 2021 heeft het Gerecht in een tweetal vergelijkbare gevallen uitspraak gedaan en geoordeeld dat de vrijgestelde status geldt (vgl. ECLI:NL:OGEAM:2021:31 en ECLI:NL:OGEAM:2021:32). De Inspecteur heeft geen hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraken. Door desondanks, ondanks het verzoek daartoe van belanghebbende, geen uitspraak op bezwaar te doen in onderhavige zaak, handelt de Inspecteur naar het oordeel van het Gerecht ernstig onzorgvuldig. Belanghebbende werd door deze gang van zaken gedwongen om in beroep te komen (zie 1.3). De naheffingsaanslag winstbelasting is immers pas daarna verminderd naar nihil.
3.7
Belanghebbende heeft ter zake van de kosten van de beroepsprocedure een factuur van de rechtsbijstandverlener overgelegd van USD 900. De Inspecteur heeft deze kosten niet bestreden. Het Gerecht stelt de kostenvergoeding vast op USD 900.
3.8
Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende vergoedt (vgl. GEA Curaçao 1 november 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:310).

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • wijst het verzoek tot vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase af:
  • wijst het verzoek tot vergoeding van de proceskosten in de beroepsfase toe;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van USD 900; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en is uitgesproken op 15 december 2021, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Frontstreet 58 (The Courthouse)
Philipsburg
Sint Maarten
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van NAf 300 verschuldigd.