ECLI:NL:OGEAM:2021:32

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
8 april 2021
Zaaknummer
SXM202000892 en SXM202001134
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering status Vrijgestelde Vennootschap en naheffingsaanslag winstbelasting

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 12 maart 2021 uitspraak gedaan over de weigering van de status van Vrijgestelde Vennootschap aan belanghebbende door de Inspecteur der Belastingen. Belanghebbende, een besloten vennootschap opgericht op 6 september 2016, had op 23 november 2016 verzocht om deze status, maar de Inspecteur heeft dit verzoek niet ingewilligd en de naheffingsaanslagen voor de jaren 2016 en 2018 opgelegd. De Inspecteur stelde dat de structuur van belanghebbende in strijd was met de wetgeving, met toepassing van het principe van fraus legis. Het Gerecht oordeelde echter dat de Inspecteur ten onrechte de status van Vrijgestelde Vennootschap had geweigerd, aangezien belanghebbende geen belang had bij de beoogde opzet en er geen sprake was van een rechtshandeling. De naheffingsaanslag voor 2018 werd vernietigd, en het beroep inzake de naheffingsaanslag voor 2016 werd niet-ontvankelijk verklaard. Het Gerecht oordeelde verder dat de Inspecteur de proceskosten van belanghebbende diende te vergoeden en het griffierecht terug te betalen.

Uitspraak

Uitspraak van 12 maart 2021
BBZ nrs. SXM202000892 en SXM202001134
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 van:
[Belanghebbende], gevestigd te Sint Maarten,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Sint Maarten,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 15 juli 2020 een naheffingsaanslag in de winstbelasting over het jaar 2016 opgelegd van NAf 10.000.
1.2
Aan belanghebbende is op 31 juli 2020 een naheffingsaanslag in de winstbelasting over het jaar 2018 opgelegd van NAf 39.000.
1.3
Belanghebbende heeft op 11 augustus 2020 tegen beide naheffingsaanslagen bezwaar gemaakt.
1.4
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 7 september 2020 de naheffingsaanslagen gehandhaafd.
1.5
Belanghebbende heeft op 18 september 2020 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.6
De Inspecteur heeft op 3 november 2020 ambtshalve de naheffingsaanslag winstbelasting 2016 vernietigd.
1.7
De Inspecteur heeft op 20 november 2020 een verweerschrift ingediend.
1.8
Belanghebbende heeft op 24 november 2020 een nader stuk ingediend.
1.9
De zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2021 te Philipsburg. Namens belanghebbende is verschenen [A], verbonden aan [X]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [B] en [C]. Door de maatregelen vanwege het corona-virus heeft de rechter de zitting geleid via een videoverbinding.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is op 6 september 2016 opgericht als een besloten vennootschap naar het recht van Sint Maarten. De heer [LH], woonachtig op Sint Maarten, is de directeur en enig aandeelhouder van belanghebbende (hierna: de digra).
2.2
In de oprichtingsakte van belanghebbende is onder meer het volgende bepaald:
“Article 2
The purpose of the company is:
To grant credit, the investment in securities and deposits, and the licensing of intellectual and industrial property rights, and similar property rights of rights of use in accordance with the laws of Sint Maarten and in accordance with the law of other countries.
1. The company is not allowed to engage in activities which would result in its falling under the supervision of the Central Bank of Curaçao and Sint Maarten as a bank or other financial institution.
2. The company may request the Inspector of Taxes to be considered as an Exempt Company (in Dutch: Vrijgestelde Vennootschap) and at a later date may request to be no longer considered as such.”
2.3
De digra is tevens bestuurder en – tezamen met zijn echtgenote en dochter – uiteindelijk gerechtigde van een Stichting Particulier fonds (hierna: SPF). De SPF houdt (middellijk) alle aandelen van groepsmaatschappijen. Verder heeft de SPF onroerende zaken op Sint Maarten in eigendom. De groepsmaatschappijen worden gefinancierd door middel van leningen van belanghebbende.
2.4
De SPF heeft op 6 november 2018 een schenking gedaan aan belanghebbende van USD 60.000. Belanghebbende heeft op 21 maart 2018 en 8 juni 2018 dividenden uitgekeerd aan de digra voor een bedrag van in totaal USD 120.000.
2.5
Het eigen vermogen van belanghebbende heeft begin en eind 2018 respectievelijk USD 912.000 en USD 868.363 bedragen. Belanghebbende heeft in 2018 twee leningen uitstaan bij groepsmaatschappijen van de SPF ten bedrage van respectievelijk USD 201.437 en USD 566.171.
2.6
Belanghebbende heeft op 23 november 2016 aan de Inspecteur schriftelijk verzocht om te worden aangemerkt als een Vrijgestelde Vennootschap in de zin van artikel 1A, lid 1, letter f Landsverordening op de winstbelasting (hierna: LWB).
2.7
De Inspecteur heeft niet gereageerd op voornoemd verzoek, waardoor op grond van het bepaalde in artikel 1A, lid 5 LWB het verzoek wordt geacht te zijn ingewilligd.
2.8
De Inspecteur heeft op 26 juli 2019 belanghebbende geïnformeerd dat de vrijstelling wordt ingetrokken met terugwerkende kracht tot de oprichtingsdatum. Ter motivering is het volgende opgemerkt:
“The Tax Administration does not agree with structures where a Private Foundation pays out dividend to a Tax exempt company as mentioned above and hereafter pays this out to the ultimate beneficiary. This is against the principle and purpose of the law and comes close to fraus legis.”
2.9
Bij het vaststellen van de aanslag winstbelasting 2018 heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat belanghebbende niet als Vrijgestelde Vennootschap is aangemerkt en daarom belastingplichtig is voor de winstbelasting. Volgens de Inspecteur is redengevend voor de weigering van de status van Vrijgestelde Vennootschap dat sprake is van fraus legis. Zonder tussenkomst van belanghebbende als Vrijgestelde Vennootschap zouden de (reële) uitkeringen van de SPF aan de digra naar het reguliere tarief in de heffing van inkomstenbelasting worden betrokken. Door tussenkomst van belanghebbende als Vrijgestelde Vennootschap – waarbij de SPF een schenking doet aan belanghebbende waarna deze schenking als dividend wordt uitgekeerd aan de digra – blijft heffing van inkomstenbelasting ter zake van de (reële) uitkering achterwege, maar wordt bij de digra een forfaitair voordeel in aanmerking genomen van 4% van de waarde van de aandelen in belanghebbende, hetgeen betekent dat de digra in 2018 een bedrag aan inkomstenbelasting is verschuldigd van 18,75% van (4% van USD 912.000), ofwel een bedrag van USD 6.840. Afgezien van het fiscale voordeel heeft het tussenschuiven van belanghebbende als Vrijgestelde Vennootschap geen reële betekenis, zodat volgens de inspecteur sprake is van fraus legis.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de inspecteur terecht de status van Vrijgestelde Vennootschap aan belanghebbende heeft geweigerd met toepassing van fraus legis. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
3.2
Beide partijen zijn eensluidend van mening dat de naheffingsaanslag niet tot een te hoog bedrag is vastgesteld als belanghebbende als belaste vennootschap wordt aangemerkt.
3.3
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot handhaving ervan.

4.OVERWEGINGEN

Beroep inzake naheffingsaanslag winstbelasting 2016

4.1
De Inspecteur heeft hangende deze beroepsprocedure de naheffingsaanslag winstbelasting 2016 vernietigd. Dit brengt mee dat dit beroep niet meer tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat kan leiden.
4.2
Daarmee komt het belang aan de beroepsprocedure inzake de naheffingsaanslag winstbelasting 2016 te ontvallen. Nu belanghebbende geen belang meer heeft bij een uitspraak op dit beroep, dient dit beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Niet voor bezwaar vatbare beslissing
4.3
Op schriftelijk verzoek van belanghebbende heeft de Inspecteur beslist over de toekenning van de status van Vrijgestelde Vennootschap. Een dergelijke beslissing is niet vatbaar voor bezwaar en beroep. Tegen een dergelijke beslissing kan wel worden opgekomen met het beroep tegen de onderhavige naheffingsaanslag winstbelasting waarin deze beslissing zijn weerslag heeft gevonden.
Wettelijke regeling
4.4
Ingevolge artikel 1, lid 1, letter a LWB wordt winstbelasting geheven over de winst van onder meer in Sint Maarten gevestigde besloten vennootschappen.
4.5
In artikel 1, lid 5 LWB (tekst 2018) is bepaald dat het eerste lid niet van toepassing is op een Vrijgestelde Vennootschap als bedoeld in artikel 1A, lid 1, letter f LWB.
4.6
Ingevolge artikel 1A, lid 1, letter f LWB (tekst 2018) wordt onder een Vrijgestelde Vennootschap verstaan een als zodanig door de Inspecteur op schriftelijk verzoek overeenkomstig het vijfde lid aangemerkte naar het recht van Sint Maarten opgerichte besloten vennootschap welke gedurende het boekjaar zonder onderbreking voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° het bestuur van de vennootschap houdt een register bij waarin de namen en adressen van de uiteindelijke gerechtigden die een belang van tien percent of meer in de vennootschap hebben zijn opgenomen;
2° het bestuur van de vennootschap bestaat uitsluitend uit één of meerdere in Sint Maarten wonende natuurlijke personen of (…);
3° het bestuur van de vennootschap maakt jaarlijks een jaarrekening op die (..);
4° de statutaire doelstelling van de vennootschap en haar feitelijke werkzaamheden bestaan uitsluitend of nagenoeg uitsluitend uit het verrichten van kredietuitzettingen, het in licentie geven van intellectuele en industriële eigendomsrechten en soortgelijke vermogensrechten of gebruiksrechten naar het recht van Sint Maarten of naar het recht van andere landen, beleggen in effecten en deposito's; en
5° de vennootschap is niet als een bank of andere financiële instelling onderworpen aan het toezicht van Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten.
4.7
Op grond van artikel 1A, lid 5 LWB stelt de Inspecteur de besloten vennootschap binnen twee maanden na ontvangst van het in het artikel 1A, lid 1, letter f LWB bedoelde verzoek schriftelijk in kennis van zijn beslissing op het verzoek. Indien bedoelde kennisgeving niet binnen genoemde termijn wordt verzonden, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd.
4.8
Voldoet een vennootschap niet meer aan de voorwaarden voor een Vrijgestelde Vennootschap, dan wordt deze vennootschap op grond van artikel 1A, lid 8 LWB een belaste vennootschap met ingang van het boekjaar waarin niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden.
4.9
De winst van een stichting particulier fonds (SPF) is vrijgesteld van winstbelasting. Een uitkering van de SPF aan een natuurlijk persoon die inwoner is van Sint Maarten, is in de inkomstenbelasting belast naar het reguliere tarief.
4.1
Ingevolge artikel 5, lid 4 Landsverordening op de inkomstenbelasting (hierna: LIB) wordt het voordeel uit aandelen in een Vrijgestelde Vennootschap jaarlijks gesteld op 4% van de waarde in het economische verkeer van die aandelen bij het begin van het kalenderjaar.
4.11
ingevolge artikel 24, lid 4 LIB wordt winst uit aanmerkelijk belang op verzoek van de belastingplichtige belast naar een tarief van 18,75% (2018).
Fraus legis
4.12
Voor toepassing van fraus legis dient aan twee vereisten te zijn voldaan: i) het doorslaggevende motief voor het aangaan van de (rechts)handeling is verijdeling van de belastingheffing (het motiefvereiste), ii) waardoor in strijd wordt gekomen met doel en strekking van de wet (het normvereiste) (vgl. HR 10 augustus 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB3138).
4.13
Anders dan de Inspecteur voorstaat, kan fraus legis niet worden toegepast bij de weigering om de status van Vrijgestelde Vennootschap aan belanghebbende toe te kennen. Belanghebbende heeft immers geen belang bij de beoogde opzet en van enige rechtshandeling is bij de beslissing op het in artikel 1A, lid 1, letter f LWB bedoelde verzoek nog geen sprake. Bovendien heeft de wetgever de regeling van de Vrijgestelde Vennootschap zo opgezet dat voor toepassing daarvan aan bepaalde formele criteria moet worden voldaan. Het is in overeenstemming met doel en strekking van deze wettelijke criteria om deze als zodanig toe te passen.
4.14
Het vorenstaande brengt mee dat de Inspecteur ten onrechte de status van Vrijgestelde Vennootschap met toepassing van fraus legis heeft geweigerd aan belanghebbende. De naheffingsaanslag winstbelasting 2018 dient derhalve te worden vernietigd.
4.15
Ten overvloede overweegt het Gerecht nog het volgende. In 2018 heeft de digra niet zelf een dividenduitkering uit de SPF verkregen, maar door tussenkomst van belanghebbende als Vrijgestelde Vennootschap. Het is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat het een belastingplichtige weliswaar vrij staat om de voor hem voordeligste weg te kiezen, maar dat die vrijheid niet zo ver gaat dat, met het oogmerk van belastingverijdeling, een kunstmatige en van elk reëel belang ontblote weg kan worden gekozen die ertoe leidt dat in strijd met doel en strekking van de wet wordt gehandeld (HR 10 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BQ4228). Indien van een dergelijk handelen van een belastingplichtige sprake is, moet belastingheffing plaatsvinden op een zodanige wijze dat de (meest) juiste wetstoepassing wordt bereikt. Daarmee kunnen de voor de belastingplichtige voordelige gevolgen worden weggenomen. De vraag of een belastingplichtige handelt in strijd met doel en strekking van de LIB, indien hij voordelen uit een SPF niet zelf verkrijgt, maar door tussenkomst van een Vrijgestelde Vennootschap, dient in een andere procedure aan de orde te komen.
Slotsom
4.16
Gelet op het vorenstaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Vergoeding kosten bezwaar

5.1
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in de Regeling proceskostenvergoeding bezwaarfase.
5.2
Belanghebbende heeft in haar bezwaarschrift verzocht om een kostenvergoeding. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende geen recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. De Inspecteur heeft namelijk niet tegen beter weten in de onderhavige belastingaanslag opgelegd, zodat geen sprake is van een aan de Inspecteur te wijten ernstige onzorgvuldigheid (zie 5.5).
Vergoeding kosten beroep
5.3
Het Gerecht sluit voor de proceskostenvergoeding aan bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, AB 2013, GT no. 512 (voorheen PB 2001, no. 127) (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.4
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Het Gerecht merkt onderhavige zaken en de zaak van Bedrock Holdings BV (SXM202000891) aan als samenhangend, omdat het gaat om gelijktijdig ingediende identieke beroepen tegen identieke besluiten waarin dezelfde rechtsbijstandverlener optrad. Gelet hierop komen de proceskosten in de beroepsfase maar één keer voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 1.400 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1). De proceskosten voor de onderhavige zaken worden dan ook vastgesteld op de helft van NAf 1.400, ofwel NAf 700.
5.5
Ingevolge artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht kan in bijzondere omstandigheden van een forfaitaire proceskostenvergoeding worden afgeweken. Anders dan belanghebbende voorstaat, vindt het Gerecht echter geen aanleiding voor een integrale vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten van rechtsbijstand van USD 900. De Inspecteur treft immers niet het verwijt dat hij een belastingaanslag heeft opgelegd of uitspraak heeft gedaan terwijl op dat moment duidelijk is dat die belastingaanslag of uitspraak in een daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden (vgl. HR 13 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA2802). Het standpunt van de Inspecteur dat belanghebbende niet het regime van Vrijgestelde Vennootschap deelachtig kan zijn, is verdedigbaar. Het innemen van een dergelijk standpunt brengt dus niet mee dat de Inspecteur daarmee in een zodanig vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld dat dit aanleiding zou zijn voor het toekennen van een integrale proceskostenvergoeding.
5.6
Verder dient de Inspecteur het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep inzake de naheffingsaanslag winstbelasting 2016 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep inzake de naheffingsaanslag winstbelasting 2018 gegrond;
- vernietigt de uitspraak op het bezwaar tegen de naheffingsaanslag winstbelasting 2018;
- vernietigt de naheffingsaanslag winstbelasting 2018;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 700; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en is uitgesproken op 12 maart 2021, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Frontstreet 58 (The Courthouse)
Philipsburg
Sint Maarten
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieSXM@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van NAf 300 verschuldigd.