ECLI:NL:OGEAC:2025:31

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
CUR202302617
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking beroep en verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak

In deze zaak heeft belanghebbende, gevestigd te Curaçao, op 20 september 2021 een naheffingsaanslag winstbelasting van NAf 945.868 en een boete opgelegd gekregen over het jaar 2017. Na bezwaar gemaakt te hebben op 18 november 2021, heeft belanghebbende op 16 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Op 24 mei 2024 heeft belanghebbende het beroep ingetrokken, omdat de Inspecteur aan haar is tegemoetgekomen. Tegelijkertijd heeft zij verzocht om een integrale vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. Het Gerecht heeft geoordeeld dat belanghebbende geen recht heeft op een vergoeding van de kosten voor de bezwaarfase, omdat de Inspecteur niet tegen beter weten in een onrechtmatige belastingaanslag heeft opgelegd. Het verzoek om een integrale proceskostenvergoeding voor de beroepsfase is eveneens afgewezen, maar belanghebbende komt wel in aanmerking voor een forfaitaire proceskostenvergoeding van NAf 350. Daarnaast is de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150. De uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen op 7 maart 2025.

Uitspraak

Uitspraak van 7 maart 2025
BBZ nr. CUR202302617
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 20 september 2021 een naheffingsaanslag winstbelasting van NAf 945.868 en boete over het jaar 2017 opgelegd.
1.2
Belanghebbende heeft op 18 november 2021 tegen de naheffingsaanslag winstbelasting en boete (pro forma) bezwaar gemaakt. Belanghebbende heeft dit bezwaar op 12 oktober 2022 gemotiveerd.
1.3
Belanghebbende heeft op 16 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.4
Belanghebbende heeft bij e-mail van 24 mei 2024 het beroep ingetrokken, omdat de naheffingsaanslag en boete zijn vernietigd. Tegelijk met de intrekking is verzocht om een (integrale) vergoeding van de (proces)kosten van bezwaar en beroep en vergoeding van het griffierecht. Belanghebbende heeft het Gerecht verzocht om zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen op voornoemd verzoek.
1.5
De griffier heeft op 24 mei 2024 de Inspecteur in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden een verweerschrift in te dienen met betrekking tot het verzoek van belanghebbende om een (integrale) vergoeding van de (proces)kosten van bezwaar en beroep en vergoeding van het griffierecht.
1.6
Belanghebbende heeft op verzoek van het Gerecht bij e-mail van 27 mei 2024 de intrekking van het beroep bevestigd. Bij e-mail van diezelfde datum heeft belanghebbende in tegenstelling tot haar eerdere bericht van 24 mei 2024 verzocht om een mondelinge behandeling van haar verzoek om een (integrale) vergoeding van de (proces)kosten van bezwaar en beroep en vergoeding van het griffierecht.
1.7
De Inspecteur heeft op 28 mei 2024 een verweerschrift ingediend.
1.8
Partijen zijn op 17 juli 2024 uitgenodigd voor de zitting van 28 augustus 2024.
1.9
Partijen hebben op 19 augustus 2024, 20 augustus 2024 en 21 augustus 2024 nadere stukken ingediend. De stukken zijn telkens naar de wederpartij gestuurd.
1.1
Het Gerecht heeft partijen op 23 augustus 2024 bericht dat de zaak geschikt wordt geacht om zonder mondelinge behandeling uitspraak in te doen. Partijen hebben hier op 23 augustus 2024 en 27 augustus 2024 toestemming voor gegeven als bedoeld in artikel 8b van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB).
1.11
Partijen hebben op 27 augustus 2024 nadere stukken ingediend. De stukken zijn telkens naar de wederpartij gestuurd.
1.12
Het Gerecht heeft het onderzoek gesloten en uitspraak aangekondigd over zes weken.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag winstbelasting en een boete opgelegd. Volgens de Inspecteur staat de reden voor de naheffingsaanslag als volgt omschreven op het aanslagbiljet:
“Uw omzet (Curaçao) volgens de jaarrekening bedraagt 23.317.118 t.o.v. uw omzet volgens uw OB aangiften ad. 26.558.861. Meer omzet 3.241.743. Uw salarissen volgens uw jaarrekening bedraagt 1.556.648 t.o.v. uw salarissen volgens verzamelloonstaat ad. 1.358.866. Minder salariskosten 197.782”.De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag en boete in de beroepsfase vernietigd.
2.2
Belanghebbende heeft het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur aan haar is tegemoetgekomen. Tegelijk met de intrekking heeft belanghebbende verzocht om een (integrale) vergoeding van de (proces)kosten van bezwaar en beroep en vergoeding van het griffierecht.
2.3
Belanghebbende is van mening dat zij recht heeft op een integrale vergoeding voor de gemaakte kosten voor de bezwaarfase van NAf 4.855,80 en beroepsfase van NAf 4.324,14. Ter onderbouwing van de kosten heeft belanghebbende een tweetal facturen overgelegd.
2.4
De Inspecteur is van mening dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor een (integrale) kostenvergoeding voor de bezwaarfase en voor de beroepsfase kan worden volstaan met een forfaitaire proceskostenvergoeding.
Kosten bezwaarfase
2.5
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet ingevolge artikel 32a, lid 2 ALL worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht.
2.6
Belanghebbende heeft in haar bezwaarschrift verzocht om een vergoeding van de kosten voor de bezwaarfase. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende daar geen recht op heeft. Aan een kostenvergoeding voor de bezwaarfase wordt toegekomen indien de Inspecteur tegen beter weten in een onrechtmatige belastingaanslag heeft opgelegd of beschikking heeft genomen. Naar het oordeel van het Gerecht is daarvan geen sprake. De correctie die heeft geleid tot de naheffingsaanslag en boete vloeit immers voort uit het geconstateerde aansluitingsverschil tussen de omzet volgens de jaarrekening (bij de aangifte winstbelasting) en de aangifte omzetbelasting en het aansluitingsverschil tussen het loon volgens de jaarrekening en de verzamelloonstaat. Hierbij wordt opgemerkt dat de Inspecteur onbetwist heeft aangevoerd dat belanghebbende voor het aansluitingsverschil in omzet voor de omzetbelasting en winstbelasting ondanks dat hier in het aangiftebiljet winstbelasting om wordt verzocht, geen verklaring heeft gegeven. Eerst in het bezwaarschrift is een nadere onderbouwing van (een deel van) de aansluitingsverschillen ontvangen. Aan belanghebbende moet worden toegegeven dat de Inspecteur voorafgaand aan het toepassen van de correctie haar om een toelichting had kunnen vragen. Het nalaten hiervan betekent in het onderhavige geval echter niet dat de Inspecteur ernstig onzorgvuldig heeft gehandeld.
2.7
Dat het aanslagbiljet met toelichting die kennelijk wel naar belanghebbende is gestuurd haar niet of pas later heeft bereikt en dat de door belanghebbende uit te voeren cijfermatige aansluitingen zeer bewerkelijk waren maken niet dat aan belanghebbende een kostenvergoeding moet worden toegekend. Dit geldt ook voor het financieel belang van belanghebbende bij vernietiging van de naheffingsaanslag en boete.
Kosten beroepsfase
2.8
Ingevolge artikel 15, lid 1, LBB worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
2.9
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
2.1
Uitgangspunt is dat aan belanghebbende een vergoeding wordt verleend voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op forfaitaire basis. Van een forfaitaire vergoeding kan worden afgeweken in bijzondere omstandigheden (artikel 2, lid 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht).
2.11
Ingevolge vaste jurisprudentie is slechts sprake van bijzondere omstandigheden, en daarmee de mogelijkheid voor het toekennen van een integrale kostenvergoeding in het geval de Inspecteur het verwijt kan worden gemaakt dat hij een beschikking heeft gegeven of uitspraak heeft gedaan terwijl op dat moment duidelijk is dat die beschikking of uitspraak in een daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden (vgl. HR 13 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA2802), dan wel dat sprake is van in vergaande mate onzorgvuldig handelen door de Inspecteur (vgl. HR 4 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2975).
2.12
Het Gerecht wijst een verzoek om een integrale proceskostenvergoeding voor de beroepsfase af. Er is geen sprake van in vergaande mate onzorgvuldig handelen door de Inspecteur door niet tijdig te beslissen op het bezwaar (vgl. GEA Curaçao 13 juli 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:189). Ook voor de beroepsfase geldt overigens hetgeen in 2.6 en 2.7 hiervoor is overwogen. Al het hetgeen belanghebbende verder heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
2.13
Het hiervoor overwogene laat evenwel onverlet dat belanghebbende wel in aanmerking komt voor een forfaitaire kostenvergoeding. In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor een forfaitaire vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 350 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,5 (beroep niet tijdig beslissen)). Naar het oordeel van het Gerecht bestaat geen aanleiding om uit te gaan van een lagere wegingsfactor (0,25), zoals door de Inspecteur wordt aangevoerd.
Griffierecht
2.14
Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende vergoedt (vgl. GEA Curaçao 1 november 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:310).

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • wijst het verzoek om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase af en het verzoek om een proceskostenvergoeding voor de beroepsfase toe;
  • veroordeelt de Inspecteur in de kosten van beroep van belanghebbende van NAf 350; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en is uitgesproken op 7 maart 2025, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. de Leeuw van Weenen.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500