ECLI:NL:OGEAC:2023:180

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
CUR202005218
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om integrale kostenvergoeding in belastingzaak tegen de Inspecteur der Belastingen

In deze zaak heeft belanghebbende, een vennootschap gevestigd in Curaçao, verzocht om een integrale kostenvergoeding voor de beroepsmatig verleende bijstand in een belastingkwestie. De belanghebbende was eerder geconfronteerd met een verzuimboete van NAf 1.000 wegens het niet tijdig indienen van aangifte. Na bezwaar en beroep heeft de Inspecteur de verzuimboete vernietigd, maar belanghebbende heeft alsnog verzocht om vergoeding van proceskosten, griffierecht en immateriële schadevergoeding. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan en het verzoek om integrale kostenvergoeding afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. Het Gerecht oordeelde dat de kosten voor de bezwaarfase vergoed moesten worden, omdat de Inspecteur onterecht een boete had opgelegd. De proceskosten voor de bezwaarfase zijn vastgesteld op NAf 100, en voor de beroepsfase op NAf 350. Daarnaast is een immateriële schadevergoeding van NAf 2.000 toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn. De totale vergoeding die de Inspecteur aan belanghebbende moet betalen, bedraagt NAf 450, plus het griffierecht van NAf 150.

Uitspraak

Uitspraak van 2 augustus 2023
BBZ nr. CUR202005218
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
Na vereenvoudigde behandeling in de zin van artikel 7a van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van het verzoek om vergoeding van proceskosten, griffierecht en immateriële schadevergoeding in het geding tussen:
[Belanghebbende], gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 26 juni 2019 een verzuimboete wegens het niet tijdig doen van aangifte opgelegd van NAf 1.000.
1.2
Belanghebbende heeft op 5 juli 2019 tegen de verzuimboete bezwaar gemaakt.
1.3
Belanghebbende heeft op 26 juli 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.4
Partijen zijn op 23 januari 2023 uitgenodigd voor de zitting van 2 maart 2023.
1.5
De Inspecteur heeft op 28 februari 2023 een reactie op het beroepschrift ingediend. Daarin is vermeld dat de verzuimboete vernietigd is onder overlegging van een schermprint.
1.6
Belanghebbende heeft bij e-mailbericht van 28 februari 2023 het beroep ingetrokken. Tegelijk met deze intrekking is verzocht om een vergoeding van de proceskosten en griffierecht. Daarnaast is verzocht om vergoeding van immateriële schade.
1.7
De griffier heeft op 1 maart 2023 de Inspecteur in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden te reageren op het verzoek van belanghebbende om vergoeding van de proceskosten, het griffierecht en immateriële schade. De Inspecteur heeft op het verzoek niet gereageerd.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Belanghebbende heeft het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur aan het bezwaar is tegemoetgekomen. Tegelijk met de intrekking heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten en het griffierecht. Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van de immateriële schade in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
2.2
Ingevolge artikel 7a, letter d, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) kan het Gerecht, totdat partijen zijn uitgenodigd voor de behandeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen indien het beroep kennelijk gegrond is. Naar het oordeel van het Gerecht kan deze bepaling op overeenkomstige wijze worden toegepast op een bij intrekking van het beroep gedaan verzoek om vergoeding van proceskosten en/of griffierecht en/of immateriële schadevergoeding. Het Gerecht ziet in dit geval daartoe aanleiding.
Kosten bezwaarfase
2.3
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet ingevolge artikel 32a, lid 2 ALL worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht.
2.4
Belanghebbende heeft in haar bezwaarschrift verzocht om een vergoeding van de kosten van de bezwaarfase. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. De Inspecteur heeft namelijk tegen beter weten in de onderhavige boetebeschikking opgelegd. De verzuimboete wegens het niet tijdig doen van aangifte is immers opgelegd terwijl belanghebbende onbetwist heeft gesteld dat zij vanaf haar oprichting beschouwd wordt als een vrijgestelde vennootschap en daarom niet subjectief belastingplichtig was voor de winstbelasting. Door desondanks zonder enige aanleiding een boete op te leggen wegens het niet tijdig doen van aangifte handelt de Inspecteur ernstig onzorgvuldig.
2.5
Het Gerecht stelt de proceskosten op de voet van artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht, vast op NAf 100 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van NAf 100, en een wegingsfactor 1).
Kosten beroepsfase
2.6
Ingevolge artikel 15, lid 1, LBB worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
2.7
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (hierna: het Besluit) (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
2.8
In artikel 15, lid 3, LBB is bepaald dat ingeval van intrekking van het beroep, omdat de Inspecteur geheel of gedeeltelijk aan het beroep van belanghebbende is tegemoetgekomen, de Inspecteur op verzoek van de belanghebbende bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 15, lid 1, LBB in de kosten kan worden veroordeeld. Dit betreft de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
2.9
Ingevolge artikel 2, lid 3, van het Besluit kan van de forfaitair bepaalde kosten worden afgeweken indien sprake is van bijzondere omstandigheden.
2.1
Belanghebbende heeft verzocht om een integrale kostenvergoeding voor de beroepsmatig verleende bijstand. Daartoe voert belanghebbende aan dat zij door de Inspecteur gedwongen wordt tot een gerechtelijke procedure waardoor belanghebbende genoodzaakt wordt tot het maken van nog meer kosten. Zij schrijft in dit verband:
“Op grond van de formele bepalingen van de ALL dient de Inspecteur binnen negen maanden te beslissen op een bezwaarschrift, behoudens een verlenging van deze termijn, na schriftelijke kennisgeving met opgave van redenen. Dit laatste is niet gebeurd. Wij achten het feit dat de Inspecteur zich niet gebonden acht aan bepalingen van formeel recht een schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De Inspecteur heeft de wettelijke beslistermijn van een jaar overschreden, hetgeen een kostenvergoeding in de beroepsfase rechtvaardigt.”
Belanghebbende becijfert de integrale kosten in haar beroepschrift op NAf. 750
2.11
Het Gerecht zal het verzoek om een integrale kostenvergoeding niet honoreren vanwege de afwezigheid van bijzondere omstandigheden. Hetgeen belanghebbende heeft vermeld onder 2.10 gaat op in alle gevallen dat sprake is van een fictieve weigering en is derhalve niet te kenschetsen als bijzondere omstandigheid. Met het indienen van beroep tegen een fictieve weigering zoals in de onderhavige zaak, die nauwelijks motivering behoeft, zal doorgaans (zeer) beperkt tijd gemoeid zijn. Niet valt in te zien waarom een forfaitaire kostenvergoeding niet op zijn plaats zou zijn.
2.12
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 350 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,5 (beroep niet tijdig beslissen)).
Immateriële schadevergoeding
2.13
Belanghebbende heeft verzocht om een immateriële schadevergoeding in verband met het overschrijden van de redelijke termijn. Overschrijding van de redelijke termijn behoort te leiden tot een vergoeding van immateriële schade, afhankelijk van de mate waarin de redelijke termijn is overschreden (vgl. GHvJ 18 oktober 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:164). De Hoge Raad hanteert als uitgangspunt dat de redelijke termijn is overschreden als de rechter niet binnen twee jaar uitspraak doet na het moment dat de Inspecteur het bezwaarschrift heeft ontvangen (zie het overzichtsarrest HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252). Voor het bedrag aan schadevergoeding wordt uitgegaan van een tarief van NAf 500 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond (vgl. GHvJ 18 oktober 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:164).
2.14
Vaststaat dat het bezwaarschrift op 5 juli 2019 door de Inspecteur is ontvangen en dat de beroepsfase is afgesloten met de vernietiging van de naheffingsaanslag en boete op 28 februari 2023. De behandeling van het bezwaar en het beroep heeft derhalve in totaal drie jaar en acht maanden geduurd, hetgeen een overschrijding van de redelijke termijn meebrengt van één jaar en acht maanden. Bijzondere omstandigheden die verlenging van de redelijke termijn rechtvaardigen zijn gesteld noch gebleken. De Inspecteur heeft zelfs in het geheel niet gereageerd op het door belanghebbende gedane verzoek om immateriële schadevergoeding.
Het gerecht berekent het bedrag van de immateriële schadevergoeding op viermaal NAf 500, totaal NAf 2.000.
2.15
Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende vergoedt (vgl. GEA Curaçao 1 november 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:310).
2.16
Gelet op het vorenstaande is sprake van een gegrond verzoek.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • wijst het verzoek tot vergoeding van de kosten van bezwaar en de proceskosten gedeeltelijk toe;
  • veroordeelt de Inspecteur in de kosten van bezwaar, NAf 100, en de proceskosten, NAf 350, van belanghebbende, in totaal tot een bedrag van NAf 450;
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van
NAf 150 te vergoeden; en
- veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van immateriële schade van NAf 2.000.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. P.A.M. Pijnenburg, rechter, en uitgesproken op 2 augustus 2023, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël- van der Biezen BSc .
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ……………… aan partijen verzonden.
VERZET
Tegen deze onmiddellijke uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum schriftelijk verzet doen bij:
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
Is het Gerecht van oordeel dat het verzet gegrond is, dan vervalt deze uitspraak en wordt de zaak alsnog in behandeling genomen.
U wordt verzocht bij het indienen van het verzetschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het verzetschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het verzetschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het verzet).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende verzetschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gerecht in eerste aanleg:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het doen van verzet is geen griffierecht verschuldigd.