ECLI:NL:OGEAC:2022:345

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 november 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
CUR201904810 t/m CUR201904812, CUR201901977, CUR201902156, CUR201902157,CUR201902164,CUR201902171, C
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belanghebbende tegen de Inspecteur der Belastingen: beoordeling van de ondernemerschap en navorderingsaanslagen

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 14 november 2022 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belanghebbende, die visserijactiviteiten uitoefent, en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW ontvangen voor de jaren 2007 tot en met 2011, waarbij de Inspecteur betwistte of de belanghebbende als ondernemer kon worden aangemerkt. De belanghebbende stelde dat hij een eenmanszaak had en dat zijn visserijactiviteiten als onderneming moesten worden beschouwd. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor de aanschafwaarde van de kanasters en dat de boekwaarde niet volledig kon worden afgeschreven. De rechter concludeerde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij een onderneming dreef in de onderhavige jaren, en dat de navorderingsaanslagen voor de jaren 2007 en 2008 terecht waren opgelegd. De uitspraak leidde tot een vermindering van de navorderingsaanslagen voor de jaren 2008 en 2009, en de vergrijpboete voor 2007 werd vernietigd. De belanghebbende kreeg ook een proceskostenvergoeding toegewezen.

Uitspraak

Uitspraak van 14 november 2022
BBZ nrs. CUR201904810 t/m CUR201904812, CUR201901977, CUR201902156, CUR201902157,CUR201902164,CUR201902171, CUR201902172, CUR20190217, CUR201902175, CUR202000281, CUR202000284 en CUR202000484
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],wonende te Curaçao, belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao, de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 22 december 2017 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting, premies AOV/AWW en AVBZ voor het jaar 2007 opgelegd naar een belastbaar inkomen en premie-inkomen van NAf 38.600. Bij de navorderingsaanslag inkomstenbelasting is een vergrijpboete opgelegd van NAf 1.396 (grove schuld).
1.2
Aan belanghebbende zijn op 26 oktober 2018 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting, premies AOV/AWW en AVBZ voor het jaar 2008 opgelegd naar een belastbaar inkomen en premie-inkomen van NAf 179.530. Bij de navorderingsaanslag inkomstenbelasting is een verzuimboete opgelegd van NAf 250 voor het niet tijdig indienen van de aangifte.
1.3
Aan belanghebbende zijn op 12 april 2013 aanslagen inkomstenbelasting, premies AOV/AWW en AVBZ voor het jaar 2009 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 195.698 en premie-inkomen van NAf 77.544 (AOV/AWW) en NAf 195.698 (AVBZ).
1.4
Aan belanghebbende is op 15 februari 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2010 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 72.796. Bij brief van 15 februari 2013 is aan belanghebbende medegedeeld dat hij niet in aanmerking komt voor aanslagen premies AOV/AWW en AVBZ.
1.5
Aan belanghebbende is op 15 februari 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2011 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 89.435. Bij brief van 15 februari 2013 is aan belanghebbende medegedeeld dat hij niet in aanmerking komt voor aanslagen premies AOV/AWW en AVBZ.
1.6
Hierna volgt een overzicht met de data van indiening van de bezwaarschriften, de uitspraken op bezwaar, en de data van indiening van de beroepschriften.
Belastingjaar
bezwaarschrift
uitspraak bezwaarschrift
beroepschrift
2007
20 februari 2018
geen uitspraak
18 oktober 2019
2008
27 december 2018
geen uitspraak
27 januari 2020
2009
11 juni 2013
5 april 2019 (alleen IB)
4 juni 2019
2010
12 april 2013
18 april 2019
17 juni 2019
2011
12 april 2013
18 april 2019
17 juni 2019
1.7
Belanghebbende heeft voor de jaren 2007 en 2008 op respectievelijk 18 oktober 2019 en 27 januari 2019 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig doen van uitspraken op bezwaar.
1.8
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van 5 april 2019 inzake het jaar 2009, op 4 juni 2019 beroep ingesteld. De uitspraak op bezwaar betreft alleen de inkomstenbelasting en niet de premies.
1.9
Tegen de uitspraken op bezwaar van 18 april 2019, inzake de jaren 2010 en 2011 heeft belanghebbende op 17 juni 2019 beroep ingesteld.
1.1
Voor het beroep heeft belanghebbende voor elk jaar telkens een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50 (totaal: NAf 200).
1.11
Belanghebbende heeft op 8 februari 2021 een nader stuk ingediend. De Inspecteur heeft voorafgaand aan de zitting, op 18 februari 2021, een verweerschrift ingediend.
1.12
De zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2021 te Willemstad. Belanghebbende was samen met zijn gemachtigde [A] op de zitting aanwezig. Namens de Inspecteur is verschenen [B] vergezeld van [C] (controleambtenaar). Door de maatregelen vanwege het corona-virus heeft de rechter vanuit het Gerechtsgebouw in Aruba de zitting geleid via een videoverbinding.
1.13
De mondelinge behandeling is geschorst om belanghebbende de gelegenheid te geven om op het verweerschrift te reageren. Belanghebbende heeft bij schrijven van 9 april 2021 gereageerd. Een afschrift hiervan is naar de wederpartij gestuurd.
1.14
Aan de Inspecteur is desgevraagd op 5 mei 2021 te kennen gegeven dat hij tot 10 dagen voor de zitting (eind juni 2021) een nader stuk kan sturen.
1.15
Partijen zijn uitgenodigd voor een zitting op 29 juni 2021. Belanghebbende heeft op 28 juni 2021 verzocht om de zaak schriftelijk af te handelen. Dit verzoek is niet gehonoreerd.
1.16
Een tweede zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2022 te Willemstad. Belanghebbende was op de zitting aanwezig. Namens de Inspecteur is verschenen
[B] vergezeld van [C]. Het onderzoek ter zitting is door de rechter gesloten.
1.17
Na afloop van de zitting heeft belanghebbende nadere stukken ingediend. De rechter heeft hierin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende drijft in de vorm van een eenmanszaak een visserij genaamd ‘[Q]’. Belanghebbende doet aan visvangst en visverkoop (hierna: visserijactiviteiten). Hij heeft een visserijvergunning en de eenmanszaak is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel van Curaçao. Hij is in januari 2007 gestart met de visserijactiviteiten.
2.2
Belanghebbende heeft een zelfgebouwde boot met als naam [X] in de onderneming ingebracht en daarna heeft hij (eind december 2007) met financiering van de Ontwikkelingsbank van de Nederlandse Antillen (OBNA) een tweede boot gekocht met als naam [Z] (registratienummer NC-1218). Belanghebbende heeft geen personeel in dienst.
2.3
Over de onderhavige jaren 2007 tot en met 2011 heeft belanghebbende de resultaten van de eenmanszaak in de aangiften inkomstenbelasting verantwoord als
opbrengsten uit onderneming. Hierna volgt een overzicht van de over deze jaren gegenereerde omzet en het resultaat uit onderneming.
Belastingjaar
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Omzet
16.016
21.716
13.92
600
10.52
Resultaat
- 8.445
- 115.127
- 152.746
- 37.603
-11.971
883
2.4
In het jaar 2010 heeft belanghebbende door gezondheidsproblemen niet kunnen varen en in het jaar 2011 heeft hij ook om die reden maar zeven dagen kunnen varen.
2.5
Bij de berekening van het resultaat uit onderneming is rekening gehouden met afschrijvingskosten. Hierna volgt een overzicht van de afschrijvingskosten:
Belastingjaar
2007
2008
2009
2010
2011
Afschrijvingskosten
boot
8.65
15.75
12.4
3.4
4.4
3.8
1.133
Afschrijvingskosten inventaris
101.525
145.067
26.159
2.665
2.6
Naast de visserijactiviteiten was belanghebbende in de periode 2007 tot en met 2009 als zelfstandige werkzaam bij het Departement van Justitie. In het jaar 2010 is belanghebbende bij het Ministerie van Justitie aangesteld. In de jaren 2007 tot en met 2009 ontving belanghebbende een vergoeding voor zijn werkzaamheden van NAf 39.100, NAf 181.500 en NAf 208.900.
2.7
Voor het jaar 2007 zijn aan belanghebbende op 25 februari 2011 ambtshalve aanslagen (naar een taxatief bedrag) opgelegd. Nadien heeft belanghebbende op 15 april 2011 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van NAf 30.155. De aanslagen inkomsten en premies zijn op 13 februari 2012 dienovereenkomstig verminderd.
2.8
Aan belanghebbende zijn op 17 februari 2012 overeenkomstig zijn aangifte aanslagen inkomstenbelasting en premies voor het jaar 2008 opgelegd.
2.9
De Stichting Belastingaccountantsbureau (SBAB) heeft voor de jaren 2007 tot en met 2012 een boekenonderzoek verricht bij belanghebbende. Het onderzoek is bij brief van 10 juni 2014 aangekondigd. De resultaten van het boekenonderzoek zijn
opgenomen in het rapport van 16 mei 2018. In het controlerapport is voor zover van belang het volgende vermeld:
“(..)
2.2
Omschrijving bedrijf
Belastingplichtige drijft een visserij met als voornamelijk activiteit visvangst en verkoop hiervan in het openbaar. Het vissen gebeurt met behulp van een vissersboot. Voordat belastingplichtige te water gaat met de boot dient de nodige voorbereidingen plaats te vinden. Aan het begin van de onderneming heeft belastingplichtige een zelf gebouwde boot met als naam [Z] (NC-263) in de onderneming gebracht. In december 2007 heeft belastingplichtige een tweede boot met als naam "[M]" (NC-I218) gekocht met de financiering van de Ontwikkelings Bank (OBNA). De boot NC- 263 stond als borg voor de lening en werd meteen verkocht ten einde de lening af te lossen. Dit was één van de voorwaarden bij het aangaan van de lening van belastingplichtige bij de OBNA. Dit is ook gebeurd. Belastingplichtige heeft geen personeel in dienst.
(…)
4
INKOMSTENBELASTING
4.1
Overige materiele vaste activa
Belastingplichtige heeft de materiele activa's (m.u.v. vaar- en voertuigen) geactiveerd ter waarde van 290.831. Het betreft inbreng van activa's die aangeschaft zijn door belastingplichtige van een derde die zich niet als ondernemer presenteert en de inbreng van eigen activa's. De waarde van de eerst genoemde activa's zijn door de koper en de verkoper bepaald. De overdracht van de activa's heeft meteen plaatsgevonden. Belastingplichtige heeft een registratielijst overhandigd waarbij telkens getekend werd in geval van betaling. Er wordt verder niet gespecificeerd wat wordt betaald en er geen vastlegging van enige geldstroom van belastingplichtige naar verkoper. Tijdens een waarneming ter plaatse heb ik waargenomen dat de activa's met uitzondering van het merendeel van de kanasters wel aanwezig waren. De waarde van de activa's kon ik echter niet bepalen gezien het feit dat het tweedehandse artikelen betreft.
Gezien het bovengenoemde stel ik voor de waarde (151.200) van de niet waargenomen kanasters te corrigeren en 1/3 (290.831-151.200) van de waarde overige gekochte activa's van de derde en het ingebrachte activa's te corrigeren. Genoemde correcties heeft ook invloed op eventuele geclaimde investeringsaftrek.
Volgens belastingplichtige zijn de kanasters verloren gegaan wegens diefstal en vandalisme gepleegd door derden. Er is hier sprake van onvrijwillig bezitsverlies. In overeenstemming met goedkoopmansgebruik moeten de kanasters afgeschreven worden. Voor het integrale verweer van belastingplichtige op dit standpunt verwijs ik naar bijlage 3 onderdeel 2.1.
Gezien het feit dat er geen aflossingsschema is. De aflossing vindt plaats met eigen geld van belastingplichtige. De prijzen zijn niet bepaald door een onafhankelijke derde. Er is een kennis verband tussen belastingplichtige en verkoper. Er is geen zekerheid dat de kanasters weldegelijk gekocht zijn. Waarneming ter plaatste wordt juist gedaan om te constateren wat wel aanwezig is. In het geval van de kanasters was dit niet mogelijk. De combinatie van niet aanwezig zijn van de kanasters en onduidelijkheid ten opzichte van de betaling brengt de aanschaf van de kanasters in twijfel.
De waardebepaling van de tweedehandse activa’s zijn onderling bepaald. Er is geen onafhankelijke rapport dat de prijzen bepaald. Dus de waarde economische verkeer is er niet. Het bepaalde aankoopbedrag is 290.831. Voor zo’n genoemde bedrag moet er volgens het at arm’s length principe duidelijke afspraken zijn hoe de aflossingen zullen plaatsvinden en de zekerheid over deze aflossingen. In dit geval mis ik dat.
4.2
Ondernemer
Alvorens in te gaan op het ondernemerschap van belastingplichtige stel ik hierbij in de volgende twee paragrafen vast de chronologische volgorde van gevoerde activiteiten van belastingplichtige.
2006-2009 werknemer/zelfstandige
Belastingplichtige was werkzaam bij SOAB tot september 2006.
Hierna werkte hij in 2007 als zelfstandige voor een korte periode bij het departement van justitie. De ontvangen vergoeding hierbij bedroeg 39.100. In 2008 en 2009 werkte hij als zelfstandige bij Dept. V. Justitie met een vergoeding van 181.500 en 208.900.
2010
Belastingplichtige is in 2010 formeel aangesteld in dienst van het Ministerie van Justitie.
Ondernemer
Het vissersboot “[Z]” (NC-263) is geactiveerd in 2007 voor 60.000 (waarde vastgesteld door een derde). [Z] is zelf gebouwd door belastingplichtige. De verkoop vond in 2009 plaats tegen boekwaarde. Intussen (in 2009) heeft belastingplichtige een andere boot genaamd [M] aangeschaft. Verder heeft belastingplichtige diverse andere materiele vaste activa’s aangeschaft.
Volgens de administratie en verklaring van belastingplichtige heeft hij 269 kanasters gekocht van een derde niet ondernemer. De waarde van de kanasters bedragen 161.400 volgens de administratie van belastingplichtige. Het bedrag is overeen gekomen door koper en verkoper. Tijdens het boekenonderzoek heeft belastingplichtige verklaard dat een groot deel (252) van de kanasters in het jaar 2009 verloren zijn gegaan in de zee. Belastingplichtige denkt dat ze kwijt zijn geraakt doordat de zeebodem van Curacao bij een bepaalde diepte plotseling dieper wordt. Dus waarneming van deze “Kanasters” was onmogelijk. De geschatte aanschafwaarde hiervan bedraagt 151.200. Hierdoor heeft belastingplichtige de kanasters in dat jaar volledig afgeschreven. Uit de administratie blijkt niet duidelijk dat de aankoop van de kanasters betaald zijn. Op basis van genoemde feiten stel ik voor om de afschrijvingskosten van genoemde kanasters te corrigeren.
Visactiviteiten
In onderstaand tabel treft u het aantal dagen dat belastingplichtige heeft gevaren met zijn boot. Dit is belangrijk om uiteindelijk te kunnen concluderen dat er sprake is van een onderneming wel of niet.
JAAR
AANTAL
VAARDAGEN
Gegenereerde
omzet
2007
54
16.016
2008
105
21.716
2009
23
13.92
2010
2011
7
600
2012
45
10.52
Om te spreken van een onderneming moet er sprake zijn van:
- Winstoogmerk
- Ondernemersrisico
- Openbaarheid en zichtbaarheid
- Minimaal drie opdrachtgevers of afnemers
Er is sprake van een onderneming als u met een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid aan het maatschappelijk verkeer deelneemt met het oogmerk het behalen van winst, die redelijkerwijs ook te verwachten moet zijn.
Als belastingplichtige zijn activiteiten ziet als een onderneming, dan kan het zinvol zijn de werkzaamheden zoveel mogelijk ook de (uiterlijke) kenmerken van een onderneming te geven. Dit kan hij doen door bijvoorbeeld via vakdiploma's, vergunningen, vermeldingen in telefoongids, alsmede door reclame in dag- en weekbladen en aanwezigheid op internet. Ook eigen brief- en factuurpapier en een bedrijfsbrochure kunnen van betekenis zijn. belastingplichtige heeft geen ondernemingsplan opgesteld waaruit de ondernemingsactiviteiten en de normen getoetst kan worden aan het resultaat.
Belanghebbende, op wie in dezen de bewijslast rust, heeft geen feiten en/of omstandigheden aannemelijk gemaakt op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat objectief gezien met de onderhavige activiteiten, op de wijze als door belanghebbende in de onderhavige jaren bedreven, zij het eventueel eerst in de toekomst, positieve resultaten kunnen worden behaald. Belanghebbende is slechts in de weekenddagen beschikbaar. Er is dus redelijkerwijs geen voordeel te verwachten, dus er is geen sprake van een bron van inkomen.
Er kan niet gesproken worden van een onderneming. Belastingplichtige heeft na 2008 23, 0, 7 en keer gevaren in de jaren 2009, 2010 en 2011. Om te spreken van onderneming moet er sprake zijn van winstoogmerk. Met het aantal vaardagen is de kans op winst dus nihil.
Ik stel voor de resultaten niet als opbrengst uit onderneming te beschouwen.
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Aangegeven opbrengst uit onderneming
-8.445
-115.127
-152.746
-37.603
-11.971
883
Resultaat niet ondememer
Correctie
8.445
115.127
152.746
37.603
11.971
-883
Reactie belastingplichtige
Gedurende 2009 is belastingplichtige begonnen met het uitoefenen van visserij met behulp van kanaster. Het was een jaar om nieuwe ervaringen op te doen met het zetten van kanasters. Het is een arbeidsintensief techniek waarbij metalen fuiken in de zee geplaatst (set genoemd) worden waarna ze na bepaalde periode van de zee worden weggehaald (haulen genoemd).
"Bij het zetten van kanaster heb je altijd te maken met een dag voor het zetten en een dag voor het haulen. Het zetten van kanasters door belastingplichtige gebeurt altijd na zonsondergang om te voorkomen dat duikers of andere vissers de locatie van kanaster komen te weten. De reden hiervoor is dat duikers actief meedoen aan het beschadigen van de kanasters.
Aan de hand van bovenstaande dient dus bij het bepalen van de tijdsbesteding rekening gehouden te worden met vermenigvuldigende factor van 3 a 4 dagen voorbereiding voor iedere trip. Voor 2009 betekent dit dus op basis van aangegeven aantal trips, een gecorrigeerd aantal trip van ongeveer 79-87 dagen.
Volgens belastingplichtige was de bootmotor kapot in oktober 2009. Dus de overige geïnvesteerde tijd in 2009 was in reparatie van de boot en hydraulische systeem en het onderhoud hiervan.
Voor 2009 geldt dat het techniek van kanaster het meest arbeidsintensief is maar levert de beste vangst en is goed bij de identificatie van visrijk gebieden.
2010
Het jaar 2010 kenmerkt zich als een jaar van aanhoudende mechanische problemen. Na veel zoekwerk ontdekte belastingplichtige dat de heatexchanger een fijne gat in een van de interne pijpen heeft ontwikkeld, waardoor de motor niet goed loopte.
De transmission ( keerkoppeling) had daarna ook problemen maar kon na demonteren in oktober worden teruggekoppeld.
Voorts heeft de in 2009 opgedane ervaring met het zetten van kanasters ertoe geleid dat technisch opzet van het hydraulisch systeem veranderd moest worden, voor een beter layout en efficiëntere winch. Het volgende is gebeurd volgens verklaring van belastingplichtige:
 Installatie van een nieuwe hauler;
 Installatie van een andere hydraulische pump;
 Installatie van een grotere hydraulische olietank ter voorkoming van verhitten van de hydraulische olie. Dit verlengt de levensduur van gebruikte hydraulische motoren en pump.
 Installatie van roestvrijstaal haulersteun op het dak.
“In 2010 en 2011 kon hij moeilijk varen in verband met gezondheids situaties. In 2012 was zijn gezondheid beter, dus kon hij meerdere malen varen. Verder werd het boot gebruikt door de inventaris-verkoper ten einde de schuld in verband met het aflossen van inventaris, verklaarde belastingplichtige".
2011
Halverwege 2010 is belastingplichtige ziek geworden. In 2011 is de gezondheid van hem verslechterd, waardoor hij onmogelijk heftige activiteiten kon verrichten, daardoor ook visserij. Desondanks heeft hij in 2011 het volgende gerealiseerd:
Versteviging en reparatie van de dragers van het boot dak omdat het risico van instorting toen hoog was door diverse scheuren in de metalen buizen, in acht nemende de hoge belasting door de kanaster en ruwe zee. De omvang van de werkzaamheden waren als extensief aan te merken. Vervangen van het houtenwerk dat het dak vormt en aanbrengen van nieuwe glasvezel bekleding voor het waterbestending maken van de aangebrachte marine plywood.
2012
Hoewel de gezondheid van belastingplichtige nog niet in orde was heeft hij een doorstaart gemaakt met de visserijactiviteiten. Om de gezondheid niet nadelig te belasten is geopteerd om een andere vistechniek te gebruiken (uit te proberen) namelijk "Deepdrop". Deze techniek neemt de laatste jaren snel in populariteit toe en is niet zo belastend voor het lichaam omdat er hydraulische en elektrische 'fishing reel" worden gebruilct om in diep water (200 tot 400 m) te vissen. De techniek heeft als voordeel dat de diesel consumptie laag is omdat er stationair wordt gevist en de afstanden naar het visgebied heel kort zijn (vlak voor de Lust). Hoewel de techniek niet zo productief is in vergelijking tot het zetten van kanasters valt er wel voordeel mee te behalen omdat de vangst in kwalitatief optiek hoog is ten opzichte van lage kosten. Hierbij geldt steeds dat de weer en zee omstandigheden adequaat dienen te zijn. In 2012 maakte de belastingplichtige voor eerst winst.
 Concluderend is belastingplichtige van mening dat hij:
 Mee doet aan het economische verkeer;
 Eigen strategie bepaalt en neemt eigen beslissingen;
 Zelfstandig afzet;
 Grote investering doet in actief, boot en equipment;
 Heel veel tijd besteedt in onderneming. Resultaat controlejaren:
2007:
-8.445
2008:
-115.127
2009:
-152.746
2010:
-37.603
2011:
-11.971
2012:
883
Echter gezien argumentatie van belastingplichtige concludeer ik dat er geen sprake meer is van een onderneming.
Belastingplichtige bestrijdt de stelling dat er geen sprake is van een onderneming. Reden hiervoor is volgens belastingplichtige dat;
 Belastingplichtige aannemelijk heeft gemaakt dat er wel winst gemaakt is in de jaren 2013 tot en met 2015;
 De Ontwikkelingsbank een lening heeft verstrekt aan belastingplichtige. OBNA verstrekt leningen alleen aan ondernemers.
Voor de integrale reactie van belastingplichtige verwijs ik naar bijlage 3.
Het feit dat belastingplichtige in de laatste jaren winst maakt doet niet af dat er geen sprake is van een onderneming. Het geaccumuleerde verlies tot en met 2012 bedraagt 325.009. Uit de aangifte 2013 blijkt dat het geaccumuleerde verlies 320.292 bedraagt. De winst in de jaren 2013 en 2015 bedraagt cumulatief minder dan 9.000. Met een gemiddelde winst van 4.500 per jaar zal er sprake zijn van een return on investment (ROI) van 71 jaren voordat er gesproken kan worden van winst.
De belastingwetgeving toetst het ondernemerschap op basis van bovengenoemde criteria’s. Het feit dat iemand voor Kamer van Koophandel, Dienst Landbouw Veeteelt en Visserij en financiers een onderneming drijft betekent niet dat voor de belastingwetgeving er sprake is van een onderneming. Ondernemerschap wordt naar feiten en omstandigheden beoordeeld per belastingmiddel.
4.3
Fiscale faciliteiten
4.3.1
Investeringsaftrek
In het jaar 2008 heeft belastingplichtige diverse bedrijfsmiddelen aangeschaft. Van deze aanschaffingen heeft belastingplichtige investeringsaftrek geclaimd.
Gezien het feit dat er geen sprake is van een onderneming bestaat er geen recht op IA. De correcties zijn als volgt:
Correctie
2008
2009
Investeringsaftrek
28.066
28.066
Volgens belastingplichtige is er wel sprake van een onderneming. Dus is belastingplichtige van mening dat weldegelijk sprake moet zijn van investeringsaftrek. Zie bijlage 3 voor integrale reactie van belastingplichtige.
4.4
Recapitulatie
Met inachtneming van de correcties zoals genoemd in bovenstaande onderdelen, kom ik tot de volgende recapitulaties:
Onderdeel
Omschrijving
2007
2008
2009
2010
2011
2012
4.1
Onderneming
8.445
115.127
152.746
37.603
11.971
-883
4.2
Investeringsaftrek
-
28.066
28.066
-
-
-
Totaal
8.445
143.193
180.812
37.603
11.971
-883
(…)
6
GEVOLGEN VOOR DE BELASTINGHEFFING
6.1
IB
Naar aanleiding van het boekenonderzoek stel ik u voor het aangegeven / vastgestelde belastbaar inkomen te corrigeren. Het gecorrigeerde belastbaar inkomen kan als volgt worden berekend:
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Aangegeven / vastgesteld zuiver inkomen
30.155
37.8
27.588
35.193
69.23
60.238
Winstcorrecties
8.445
143.193
180.812
37.603
11.971
-883
Belastbaar inkomen na correctie
38.6
180.993
208.4
72.796
81.201
59.355
Over de jaren 2007 tot en met 2012 stel ik u voor naar aanleiding van het boekenonderzoek navorderingsaanslagen IB op te leggen naar het bedrag van het hiervoor berekende belastbaar inkomen na correctie.
(…)”
2.1
De Inspecteur heeft op basis van de voorgestelde correcties voor de jaren 2007 en 2008 navorderingsaanslagen opgelegd. Daarbij is voor het jaar 2007 een vergrijpboete van 25 percent opgelegd. Voor de jaren 2009 tot en met 2011 zijn eveneens overeenkomstig de voorgestelde correcties aanslagen opgelegd.
2.11
Volgens de Inspecteur zijn de aanslagen voor de jaren 2009 en 2011 verjaard en kunnen niet meer worden ingevorderd doch belanghebbende dient daartoe bij de Ontvanger een beroep te doen op verjaring.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de (navorderings)aanslagen en de boetes (vergrijpboete 2007 en verzuimboete 2008) terecht zijn opgelegd.
Meer in het bijzonder gaat het om de volgende vragen:
  • i) of voor de jaren 2007 en 2008 navorderingsaanslagen kunnen worden opgelegd;
  • ii) of de eenmanszaak in de onderhavige jaren 2007 tot en met 2011 een onderneming vormt;
  • iii) of de inventaris in de jaren 2008 en 2009 juist is gewaardeerd.

4.OVERWEGINGEN

Jaren 2007 en 2008
Beroep niet tijdig beslissen op bezwaar
4.1.1
Het bezwaarschrift tegen de navorderingsaanslagen 2007 en 2008 is op respectievelijk 20 februari 2018 en 27 december 2018 door de Inspecteur ontvangen.
4.1.2
Ingevolge artikel 30, lid 2, Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) is een uitspraak op een bezwaarschrift niet tijdig gedaan, als de Inspecteur niet binnen negen maanden na ontvangst van het bezwaarschrift, in dit geval dus uiterlijk op 20 november 2018 (2007) en 27 september 2019 (2008), een uitspraak heeft gedaan.
4.1.3
Ingevolge artikel 31, lid 1, ALL kan binnen twaalf maanden, in dit geval dus uiterlijk op 20 november 2019 (2007) en 27 september 2020 (2008), beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift.
4.1.4
Belanghebbende heeft op 18 oktober 2019 (2007) en 27 januari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. De beroepen zijn mitsdien ontvankelijk.
4.1.5
De Inspecteur heeft nog immer geen beslissing op de bezwaren genomen. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen dient derhalve gegrond te worden verklaard. Het Gerecht ziet evenwel om proces-economische redenen ervan af om de Inspecteur op te dragen alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar inzake de navorderingsaanslagen 2007 en 2008.
Tijdigheid opleggen navorderingsaanslagen
4.2.1
De belastingschuld voor de jaren 2007 en 2008 is ontstaan op respectievelijk 31 december 2007 en 31 december 2008 (artikel 7, lid 6 ALL). De Inspecteur is derhalve
bevoegd om uiterlijk op respectievelijk 31 december 2017 (2007) en 31 december
2018 (2008) navorderingsaanslagen op te leggen (artikel 13, lid 3 ALL). De
navorderingsaanslagen zijn op respectievelijk 22 december 2017 (2007) en 26 oktober
2018 (2008), derhalve tijdig opgelegd.
Ambtelijk verzuim/nieuw feit
4.2.2
Belanghebbende heeft het aangiftebiljet voor het jaar 2007 op 15 april 2011 ingediend. Het aangiftebiljet voor het jaar 2008 heeft belanghebbende op 24 mei 2011 ingediend. De taxatieve aanslagen voor het jaar 2007 zijn overeenkomstig de aangifte op 12 februari 2012 verminderd. Voor het jaar 2008 zijn op 17 februari 2012 –
eveneens overeenkomstig de aangifte – aanslagen opgelegd. In de tweede volzin van artikel 13, lid 2 ALL is bepaald dat een feit dat de Inspecteur – bij het vaststellen van een aanslag – redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, geen grond voor navordering kan opleveren. Belanghebbende beroept zich hierop en stelt dat de Inspecteur een ambtelijk verzuim heeft begaan dat aan navordering in de weg staat. Anders dan belanghebbende betoogt, was de Inspecteur naar aanleiding van de aangiften inkomstenbelasting niet gehouden tot een nader onderzoek. In dat verband overweegt het Gerecht het volgende.
4.2.3
De Inspecteur mag bij het vaststellen van een (primitieve) aanslag uitgaan van de juistheid van de gegevens die een belastingplichtige bij zijn aangifte heeft verstrekt. Tot nader onderzoek is hij in beginsel niet gehouden. Wel is hij tot een nader onderzoek gehouden, indien hij, na met een normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de inhoud van de aangifte, aan de juistheid van enig daarin opgenomen gegeven in redelijkheid behoort te twijfelen. Voor twijfel is geen aanleiding indien de niet onwaarschijnlijke mogelijkheid bestaat dat de in de aangifte opgenomen gegevens juist zijn (vgl. HR 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX7184; GEA Curaçao 23 mei 2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:117).
4.2.4
Belanghebbende heeft in de onderhavige jaren 2007 en 2008 aangiften ingediend met een balans en een winst-, en verliesrekening. Blijkens de daarin opgenomen informatie zou belanghebbende gedurende deze jaren een onderneming drijven. Naar oordeel van het Gerecht had de Inspecteur geen reden om te twijfelen aan de juistheid van deze informatie. Anders dan belanghebbende stelt was de omstandigheid dat belanghebbende loon uit dienstbetrekking genoot, geen reden om te twijfelen aan de aangifte. Daaruit blijkt immers niet direct dat geen sprake kan zijn van een onderneming. Dat de taxatieve aanslag voor het jaar 2007 overeenkomstig de aangifte is verminderd, is ook geen beletsel voor het opleggen van een navorderingsaanslag. Al het overige dat belanghebbende over dit punt heeft aangevoerd leidt het Gerecht niet tot een ander oordeel.
4.2.5
Hierna zal het Gerecht behandelen de vraag of de eenmanszaak over de onderhavige jaren een bron van inkomen vormt.
Is er sprake van een onderneming?
4.3.1
Onder een onderneming wordt verstaan een duurzame organisatie van arbeid en kapitaal met behulp waarvan wordt beoogd door middel van deelname aan het economische verkeer winst te behalen.
4.3.2
Wil er sprake zijn van winst uit onderneming, dan is vereist dat de activiteiten een bron van inkomen vormen. Volgens vaste jurisprudentie (vgl. HR 3 maart 1954, BNB 1954/125 en HR 1 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD8763) worden als uitgangspunt de volgende drie algemene voorwaarden gesteld aan een bron van inkomen: deelname aan het economische verkeer, het (subjectieve) oogmerk om voordeel te behalen, en de (objectieve) verwachting dat het voordeel redelijkerwijs kan worden behaald.
4.3.3
De Inspecteur stelt dat van een bron van inkomen geen sprake kan zijn omdat een objectieve voordeelsverwachting ontbreekt. Volgens de Inspecteur is de visserij zeer arbeidsintensief. Nu belanghebbende een fulltime-baan heeft is het niet mogelijk om daarnaast een winstgevende onderneming te hebben, aldus de Inspecteur. Voorts betoogt de Inspecteur dat belanghebbende weinig vaardagen had en verder geringe aantal uren aan de visserij heeft besteed.
4.3.4
In het kader van de objectieve voordeelsverwachting dient te worden onderzocht of de activiteiten van belanghebbende voorzienbaar blijvend verliesgevend zijn dan wel of daarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij belanghebbende, zij het in de toekomst, positieve zuivere opbrengsten zullen opleveren (vgl. HR 14 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6821). Belanghebbende heeft hiervoor de bewijslast.
4.3.5
Belanghebbende heeft samengevat betoogd dat hij in 2007 een visserij is begonnen en daarvoor de nodige investeringen heeft gedaan. In de beginjaren 2007 en 2008 heeft hij met vislijn gevist. In 2009 heeft hij geïnvesteerd in een andere boot en kanasters om machinaal te gaan vissen. Deze manier van vissen is arbeidsintensief. De visserijactiviteiten houden meer in dan het vissen alleen. Zo moeten de boot en inventaris worden schoongemaakt en onderhouden, vis worden verkocht en literatuur worden doorgenomen. Volgens belanghebbende houdt hij zich na werktijd en in de weekenden bezig met visserij. Met betrekking tot de bestede uren heeft hij een achteraf opgesteld overzicht van bestede (directe en indirecte uren) overgelegd. Belanghebbende heeft op de zitting verder geloofwaardig betoogd dat hij zich doorgaans drie keer per week na werktijd (van 5 tot 8 uur) en in de weekenden met de visserijactiviteiten bezighoudt. Belanghebbende stelt verder dat de
winstgevendheid van visserij niet alleen afhangt van de factor tijd maar van onder andere de factoren, zoals de visbevolking, ervaring, en de toepassing van mechanisering. Naar het oordeel van het Gerecht is belanghebbende in zijn bewijslast geslaagd. Het Gerecht overweegt dat visserij in het algemeen potentieel winstgevend is. De wijze waarop belanghebbende de visserijactiviteiten heeft verricht rechtvaardigt naar het oordeel van het Gerecht de conclusie dat in de onderhavige jaren 2007 tot en met 2011 sprake was van een objectieve voordeelsverwachting. Daarbij neemt het Gerecht in aanmerking de combinatie van de factoren investering, tijdsbesteding en de serieuze manier waarop de visserijactiviteiten zijn uitgevoerd. Het Gerecht neemt ook in aanmerking dat de onderneming vanaf 2012 winstgevend draait en dat startende ondernemers, zoals belanghebbende doorgaans aanloopverliezen hebben Dat de OBNA - bij uitstek een deskundige derde - bereid is geweest om belanghebbende in het jaar 2007 voor zijn visserijproject een lening te verstrekken van NAf 50.000 wijst erop dat er vertrouwen was in de winstgevendheid van het project van belanghebbende. De visserijactiviteiten gelden derhalve als een onderneming. Hierna zal het Gerecht de hoogte van de aanslagen beoordelen.
2007
4.4
Belanghebbende heeft over het jaar 2007 een resultaat uit onderneming van negatief NAf 8.445 aangegeven. De hoogte van het resultaat zelf is niet in geschil. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het belastbaar inkomen en het premie- inkomen overeenkomstig de aangifte te worden berekend op NAf 30.155. Dit betekent dat de navorderingsaanslagen worden vernietigd. De aan de navorderingsaanslag inkomstenbelasting verbonden vergrijpboete kan daarom ook niet in stand blijven. Hierbij wordt opgemerkt dat een vergrijpboete is opgelegd omdat de Inspecteur ten onrechte ervan is uitgegaan dat de correctie in het controlerapport betrekking had op niet aangegeven huuropbrengsten.
2008 en 2009
4.5.1
Belanghebbende heeft over 2008 en 2009 een resultaat uit onderneming aangegeven van negatief NAf 115.127 (2008) en negatief NAf 152.746 (2009). Daarbij is voor deze jaren een bedrag van NAf 28.066 aan investeringsaftrek in aanmerking genomen.
4.5.2
De Inspecteur heeft het belastbaar inkomen vastgesteld op NAf 179.530 (2008) en NAf 195.698 (2009). Daarbij zijn de negatieve resultaten uit onderneming niet geaccepteerd. De Inspecteur betwist de aanschafwaarde en de inbrengwaarde (hierna: aanschafwaarde) van de inventaris en de hoogte van de afschrijving.
Waardering inventaris
4.5.3
In de balans en winst- en verliesrekening van de jaren 2008 en 2009 zijn - voor zover van belang - de volgende gegevens opgenomen:
(…)
Balans 31/12/2008 Balans 31/12/2009
Vaartuig NC-1218 45.600,00 Vaartuiig NC-1218 33.200,00
Inventaris 189.306,34 Vrachtwagen 8.200,00
Kas
3.147,68Inventaris 44.238,42 238.054,02 Kas
9,669.47
Resultaat (123.573.66) 95.307.89
Privé
361,627,68Resultaat 276.319,79
238.054.02 Privé
371.627,68
95.307,89
Winst en verlies rekening 2008 Winst en verlies 2009
Opbrengst uit verkopen21.716.50
Opbrengst uit verkopen13.920,00 Verkoop Perkins motor
Totaal opbrengst21.716,50
Totaal opbrengst13.920,00
Kosten operations Kosten operations
(…) (…)
Gasoil 13.145,18 Gasoil 2.073,04 (…) (…)
Afschrijving inventaris 101.525.64 Afschrijving inventaris 45.067,92
Afschrijving boot NC 1218 14.400,00 Afschrijving boot NC 1218 12.400,00
Afschrijving boot NC 263 1.350,00 (…)
Totale kosten 136.844,47 Totale kosten 166.666,13
Saldo (115.127,97) Saldo (152.746,13)
(…)
4.5.4
Belanghebbende heeft de aanschafwaarde van de inventaris (uitgezonderd voertuigen en vaartuigen) bepaald op NAf 290.831. Uit de balans en de winst- en verliesrekening van de onderneming blijkt dat in dit jaar op de inventaris een bedrag van NAf 101.525 is afgeschreven en in het jaar 2009 een bedrag van NAf 145.067. Een deel van de inventaris betreft kanasters die belanghebbende in 2008 heeft gekocht. Volgens belanghebbende heeft hij 269 kanasters gekocht voor een bedrag
van NAf 161.400. Omdat een groot deel (252) van de kanasters verloren is gegaan, zijn de kanasters in 2009 volledig afgeschreven. De Inspecteur corrigeert het bedrag van de aanschafwaarde van de inventaris met een bedrag van NAf 151.200 (waarde niet waargenomen kanasters). Voor wat betreft de overige inventaris (NAf 290.831 -/- 151.200) stelt de Inspecteur dat de aanschafwaarde niet controleerbaar is. Het betreft deels aankoop van materiaal waarvoor geen onderliggende bescheiden aanwezig zijn en deels door belanghebbende ingebrachte activa. Om deze reden wordt 1/3 van de waarde (NAf 139.631), NAf 46.543 niet als aanschafwaarde geaccepteerd.
4.5.5
Het Gerecht oordeelt dat belanghebbende de bewijslast heeft voor het geactiveerde bedrag aan inventaris. Belanghebbende stelt dat hij de kanasters voor een bedrag van NAf 161.400 heeft gekocht. Een schriftelijk koopcontract is niet aanwezig. Wel is een overzicht aangeduid als: “Registrashon di pagonan pa artikulo di pesca segun kombenio entre [Belanghebbende]”. In dit overzicht zijn in de periode van januari 2008 tot en met december 2013 in totaal 74 betalingen (bedragen variëren van NAf 500 tot 3.500) geregistreerd voor een totaalbedrag van NAf 119.500. Verder heeft belanghebbende een schrijven overgelegd met als datum 9 december 2013 waarin is vermeld dat de koper de boot van belanghebbende mag gebruiken ‘als additionele betaling voor het vismateriaal volgens ons contract van 2008’ (
vertaling Gerecht).
4.5.6
Naar het oordeel van het Gerecht heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat hij 269 kanasters voor een bedrag van Naf 161.400 van de heer [K] heeft gekocht. De daartoe aangedragen onderbouwing van belanghebbende is niet toereikend. Uit de twee overgelegde bescheiden kan niet worden afgeleid dat kanasters zijn gekocht en evenmin dat daarvoor een bedrag van NAf 161.400 is verschuldigd. Het Gerecht is het met belanghebbende eens dat een overeenkomst ook mondeling kan zijn, doch dat neemt niet weg dat hij - voor de activering van de voorgestane aanschafwaarde - de koop van de kanasters voor voormeld bedrag met feiten en omstandigheden aannemelijk moet maken, hetgeen niet is gebeurd.
4.5.7
Indien desondanks van de juistheid van de aanschafwaarde van de kanasters zou worden uitgegaan moet de vraag beantwoord worden of belanghebbende wegens het verloren gaan van de kanasters deze volledig kan afschrijven. Volgens het goedkoopmansgebruik kan in beginsel de boekwaarde van een bedrijfsmiddel volledig worden afgeschreven in het jaar dat het verlies optreedt. Het is aan belanghebbende, om de feiten en omstandigheden aan te voeren en, bij betwisting daarvan door de Inspecteur, aannemelijk te maken die de conclusie kunnen dragen dat goed
koopmansgebruik in zijn geval ertoe leidt dat hij, de boekwaarde van de van de kanasters ineens ten laste van het resultaat kan brengen. Daar is hij niet in geslaagd. Hij heeft immers zijn stelling dat 252 kanasters in een jaar door diefstal, vandalisme of verdwijning in de diepe zee verloren zijn gegaan niet onderbouwd. Zijn verwijzing naar een krantenartikel van 24 maart 2011 ‘kanastersvissers zijn vandalisme door toeristen beu’ is daartoe niet toereikend.
4.5.8
De correctie ten bedrage van NAf 46.543 (zie 4.5.4) op de aanschafwaarde van de overige inventaris heeft belanghebbende niet of althans onvoldoende betwist. De waarde van de inventaris dient daarom te worden vastgesteld op NAf 93.088 (139.631
-/- NAf 46.543). Het totaalbedrag aan afschrijving dat niet wordt geaccepteerd is derhalve 197.743 (NAf 151.200 +/+ 46.543).
Resultaat uit onderneming 2008 en 2009
4.6.1
Gelet op het voorgaande bedraagt het resultaat uit onderneming (zonder rekening te houden met de investeringsaftrek) voor 2008 negatief NAf 13.602 (neg 115.127 +/+ 101.525). Hierbij wordt opgemerkt dat voor het jaar 2008 uit praktische overwegingen helemaal geen rekening wordt gehouden met afschrijvingskosten. Voor het jaar 2009 bedraagt het resultaat uit onderneming negatief NAf 56.528 (neg 152.746
+/+ NAf 96.218). De correctie voor het jaar 2009 (NAf 96.218) wordt als volgt berekend: NAf 197.743 (het totaalbedrag aan niet geaccepteerde afschrijvingskosten) minus NAf 101.525.
4.6.2
De aanschafwaarde van de inventaris dient te worden vastgesteld op NAf 93.088 (139.631 -/- NAf 46.543). De toepassing van de investeringsaftrek is door de Inspecteur niet betwist. Over de jaren bedraagt de investeringsaftrek 8% van de waarde van de inventaris (93.088) en het vaartuig (45.600), derhalve 8% van NAf 138.688 = NAf 11.095.
4.6.3
Het resultaat uit onder onderneming bedraagt rekening houdende met de investeringsaftrek respectievelijk negatief NAf 24.697 (2008) en negatief NAf 67.623 (2009).
4.6.4
Gelet op het voorgaande bedraagt de winstcorrectie over de jaren 2008 en 2009 respectievelijk NAf 118.496 en NAf 113.189.
2008
2009
Aangegeven
opbrengst uit onderneming
-/-115.127
-/-152.746
Investeringsaftrek
-/- 28.066
-/- 28.066
Vastgestelde winst uit onderneming
-/- 13.602
-/- 56.528
Investeringsaftrek
-/- 11.095
-/- 11.095
Winstcorrectie
118.496
113.189
Belastbaar inkomen
4.7.1
Hierna volgt een overzicht van het belastbaar inkomen voor de onderhavige jaren waarbij rekening is gehouden met de vastgestelde winstcorrecties.
Belastingjaar
2008
2009
Aangegeven zuiver inkomen
37.8
27.588
Winstcorrecties
118.496
113.189
Belastbaar inkomen na correcties
156.296
140.777
Verzuimboete
4.7.2
Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 tevens een verzuimboete voor het niet tijdig indienen van de aangifte, opgelegd. Niet is gebleken dat de verzuimboete onterecht is opgelegd. Immers, volgens de door belanghebbende overgelegde informatie heeft hij voor het jaar 2008 pas op 24 mei 2011 aangifte gedaan. Het aangiftebiljet moet - behoudens verlenging van de indieningstermijn - binnen twee maanden na de uitreiking van het aangiftebiljet worden ingediend. Het Gerecht gaat ervan uit dat het aangiftebiljet voor het jaar 2008 in het jaar 2009 is uitgereikt. Niet is immers gesteld dat het aangiftebiljet op een later tijdstip is uitgereikt. Evenmin is gesteld dat belanghebbende een verlenging van de indieningstermijn heeft gekregen.
2010 en 2011
4.8.1
Het aangegeven resultaat uit onderneming voor de jaren 2011 en 2012 bedraagt negatief NAf 37.603 en negatief NAf 11.971. De hoogte van het resultaat uit onderneming is door de Inspecteur niet betwist. Het Gerecht gaat daarom uit van de juistheid daarvan.
Belastbaar inkomen
4.8.2
Belanghebbende heeft een belastbaar inkomen aangegeven van NAf 35.193 en NAf 69.230. Nu over de aangegeven belastbare inkomens geen geschil bestaat wordt voor deze jaren het belastbaar inkomen vastgesteld op respectievelijk NAf 35.193 en NAf 69.230. De aanslagen premies AOV/AWW en AVBZ moeten dienovereenkomstig worden vastgesteld.
Slotsom
Hierna volgt een overzicht van het belastbaar inkomen voor de onderhavige jaren waarbij rekening is gehouden met de vastgestelde winstcorrecties.
Belastingjaar
2007
2008
2009
2010
2011
Aangegeven zuiver
inkomen
30.155
37.8
27.588
35.193
69.23
Winstcorrecties
118.496
113.189
nihil
nihil
Belastbaar inkomen na correcties
30.155
156.296
140.777
35.193
69.23

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.2
In artikel 15, lid 2 LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.3
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 2.625 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor nadere uiteenzetting, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1, samenhangende zaken factor 1,5).
5.4
Belanghebbende heeft verzocht om een integrale kostenvergoeding. Ingevolge artikel 2, lid 3, van het Besluit kan in bijzondere omstandigheden van een forfaitaire proceskostenvergoeding worden afgeweken. Anders dan belanghebbende
voorstaat, vindt het Gerecht echter geen aanleiding voor een integrale vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten van rechtsbijstand aangezien geen sprake is van in vergaande mate onzorgvuldig handelen door de Inspecteur door niet tijdig te beslissen op het bezwaar (vgl. GEA Curaçao 13 juli 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:189).
5.5
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het totaal betaalde griffierecht van NAf 200 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep tegen het niet-tijdig beslissen inzake de aanslagen en premies voor het jaar 2007 en 2008 gegrond;
  • verklaart het bezwaar inzake de aanslagen inkomstenbelasting en premies voor de jaren 2007 en 2008 en de vergrijpboete inzake het jaar 2007 gegrond;
  • verklaart het bezwaar inzake de verzuimboete inzake het jaar 2008 ongegrond;
  • vernietigt de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ en de vergrijpboete inzake het jaar 2007;
  • vermindert de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting voor het jaar 2008 naar een belastbaar inkomen van NAf 156.296 en de navorderingsaanslagen inzake de premies AOV/AWW en AVBZ dienovereenkomstig;
  • verklaart het beroep inzake de aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2009, 2010 en 2011 gegrond alsmede het beroep inzake de aanslagen premies AOV/AWW en AVBZ voor de jaren 2010 en 2011;
  • vermindert de aanslagen inkomstenbelasting naar een belastbaar inkomen van respectievelijk NAf 140.777 (2009), NAf 35.193 (2010) en NAf 69.230 (2011) en de navorderingsaanslagen inzake de premies AOV/AWW en AVBZ voor de jaren 2010 en 2011, dienovereenkomstig;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 2.625; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 200 (4x NAf 50) te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 14 november 2022, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer) Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18 Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
de naam en het adres van de indiener,
de dagtekening,
waartegen u in beroep komt,
waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
  • natuurlijke personen: NAf 200
  • personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500