ECLI:NL:OGEAC:2022:260

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
CUR202102710 t/m CUR202102713
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing van belastingaanslagen en boetes wegens schending hoorplicht

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan over de naheffingsaanslagen en boetes opgelegd aan belanghebbende door de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, gevestigd te Curaçao, had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen loonbelasting en premies over het jaar 2015, alsook tegen de opgelegde vergrijpboetes. De Inspecteur had de naheffingsaanslagen en boetes gehandhaafd, maar het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat er een hoorgesprek had plaatsgevonden, wat in strijd is met de hoorplicht zoals vastgelegd in de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL). Het Gerecht concludeerde dat de schending van de hoorplicht niet kon worden genegeerd, omdat er nog steeds een verschil van mening bestond over belangrijke feiten in de zaak. Daarom werd de zaak terugverwezen naar de Inspecteur, die binnen vier maanden opnieuw uitspraak op bezwaar moest doen, met inachtneming van de hoorplicht. Daarnaast werd belanghebbende een immateriële schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, en werd de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht.

Uitspraak

Uitspraak van 18 augustus 2022
BBZ nrs. CUR202102710 t/m CUR202102713
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 28 september 2018 naheffingsaanslagen loonbelasting, premies AOV/AWW, premie AVBZ en premie BVZ over het jaar 2015 opgelegd ten bedrage van respectievelijk NAf 197.072 (LB), NAf 228.709 (AOV/AWW), NAf 30.501 (AVBZ) en NAf 242.108 (BVZ). Daarbij zijn vergrijpboetes opgelegd wegens het te weinig betalen van belasting en premie van NAf 49.267 (LB), NAf 53.048 (AOV/AWW), NAf 7.108 (AVBZ) en NAf 110.517 (BVZ).
1.2
Belanghebbende heeft op 15 oktober 2018 tegen de naheffingsaanslagen en boetes bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 9 augustus 2021 de naheffingsaanslagen en de boetes gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 22 september 2021 via e-mail beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
De Inspecteur heeft op 19 mei 2022 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2022 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A] (directeur grootaandeelhouder). Namens de Inspecteur zijn verschenen [B], [C] en [D]. Gelijktijdig zijn daar de zaken met nummers CUR202102716, CUR202102717 en CUR202102719 t/m CUR202102721 van [MPI] N.V., de zaken met nummers CUR202102722, CUR202102723 en CUR202102730 t/m CUR202102732 van [S] N.V. en de zaken met nummers CUR202102727 t/m CUR202102729 van belanghebbende behandeld.

2.FEITEN

2.1
De Stichting belastingaccountantsbureau (hierna: SBAB) heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting en loonbelasting voor de jaren 2013 t/m 2015. Met dagtekening 13 augustus 2018 is het rapport door SBAB vastgesteld.
2.2
De aandelen van belanghebbende zijn volledig in het bezit van [OH] N.V. De heer [MM] is directeur en middellijk aandeelhouder van belanghebbende.
2.3
Belanghebbende maakt sinds 1 januari 2004 deel uit van een fiscale eenheid voor de winstbelasting. Onderdeel van deze fiscale eenheid zijn [OH] N.V. (moedermaatschappij), [MPI] N.V., [S] N.V., [MI] N.V., [MGC] N.V., [MCS] N.V. en belanghebbende.
2.4
In het BAB-rapport is onder andere het volgende opgenomen:

4.5 Recapitulatie naheffing LB
Met inachtneming van de correcties zoals genoemd in voorgaande onderdelen, kom ik tot de volgende recapitulatie:
Onderdeel
Omschrijving
2013
2014
2015
4.1.1
Aansluiting
(..)
(..)
101.965
4.4.1
Per werknemer
(..)
(..)
6.538
4.4.2
Dagtarief
(..)
(..)
65
4.4.3
Anoniemen tarief
(..)
(..)
88.504
Totaal naheffing LB
197.072
4.6
Recapitulatie naheffing premie AOV/AWW
Met inachtneming van de correcties zoals genoemd in voorgaande onderdelen, kom ik tot de volgende recapitulatie:
Onderdeel
Omschrijving
2013
2014
2015
4.1.1
Aansluiting
(..)
(..)
195.686
4.4.1
Per werknemer
(..)
(..)
4.699
4.4.2
Dagtarief
(..)
(..)
1.231
4.4.3
Anoniemen tarief
(..)
(..)
27.093
Totaal naheffing AOV/AWW
228.709
4.7
Recapitulatie naheffing premie AVBZ
Met inachtneming van de correcties zoals genoemd in voorgaande onderdelen, kom ik tot de volgende recapitulatie:
Onderdeel
Omschrijving
2013
2014
2015
4.1.1
Aansluiting
(..)
(..)
26.37
4.4.1
Per werknemer
(..)
(..)
586
4.4.2
Dagtarief
(..)
(..)
158
4.4.3
Anoniemen tarief
(..)
(..)
3.387
Totaal naheffing AVBZ
30.501
4.8
Recapitulatie naheffing BVZ
Met inachtneming van de correcties zoals genoemd in voorgaande onderdelen, kom ik tot de volgende recapitulatie:
Onderdeel
Omschrijving
2013
2014
2015
4.1.1
Aansluiting
(..)
(..)
214.011
4.4.1
Per werknemer
(..)
(..)
3.993
4.4.2
Dagtarief
(..)
(..)
1.075
4.4.3
Anoniemen tarief
(..)
(..)
23.029
Totaal naheffing BVZ
242.108
(…)
7 BOETEN
7.1
LB, premie AOV/AWW, premie AVBZ en premie BVZ
De voorgestelde naheffingsaanslagen LB, premie AOV/AWW, premie AVBZ en premie BVZ over de jaren 2013 tot en met 2015 zijn het gevolg van de handelwijze van inhoudingsplichtige.
4.1.1
Aansluiting balansposten
Inhoudingsplichtige heeft te weinig LB, premie AOV/AWW en premie AVBZ afgedragen. Op een eenvoudige wijze is aan het einde van het jaar te controleren of de ingehouden bedragen ook daadwerkelijk zijn aangegeven en afgedragen. Inhoudingsplichtige heeft dit niet gecontroleerd, dan wel nagelaten maatregelen te nemen teneinde deze controle uit te laten voeren. Het nalaten van deze controle vormt een ernstige vorm van nalatigheid. Ik ben dan ook van mening dat inhoudingsplichtige wist dat hij onjuist handelde of dat inhoudingsplichtige bewust het risico heeft genomen onjuist te handelen. Ik ben dan ook van mening dat door deze onjuiste handelswijze sprake is van (voorwaardelijk) opzet van inhoudingsplichtige.
Op grond van artikel 21 ALL juncto artikel 4.8 MRFB stel ik voor gelijktijdig met de naheffingsaanslag LB een vergrijpboete op te leggen.
(..)
Op grond hiervan stel ik u voor gelijktijdig met de naheffingsaanslagen LB, premie AOV/AWW, premie AVBZ en premie BVZ over het jaar 2015 zoals vermeld in hoofdstuk 4 van het rapport een vergrijpboete op te leggen. Omdat er sprake is van pseudo-samenloop (..) bedraagt de hoogte van de vergrijpboete voor de premie BVZ 50% en bedraagt de vergrijpboete voor de LB, de premie AOV/AWW en premie AVBZ ieder 25%.
(..)
4.3.2
Privé-gebruik telefoon / 4.3.3 Privé-gebruik auto
Inhoudingsplichtige heeft loon betaald en/of loon in natura verstrekt zonder daarover LB, premie AOV/AWW, premie AVBZ en premie BVZ te berekenen Het is van algemene bekendheid dat deze betalingen of verstrekkingen in de heffing moeten worden betrokken. Nu over deze betalingen of verstrekkingen geen belasting en premies zijn afgedragen, is sprake van ernstige verwijtbaarheid.
(..)
Op grond hiervan stel ik u voor gelijktijdig met de naheffingsaanslagen LB, premie AOV/AWW, premie AVBZ en premie BVZ over de jaren 2013 tot en met 2015 zoals vermeld in onderdeel 4 van het rapport een vergrijpboete op te leggen. Omdat er sprake is van pseudo-samenloop (..) bedraagt de hoogte van de vergrijpboete voor de jaren 2013 tot en met 2015 voor de LB 25% en bedraagt de vergrijpboete voor de premie AOV/AWW, premie AVBZ en premie BVZ ieder 12,5%. (..)”

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Daarnaast zijn de boetes in geschil.
3.2
Belanghebbende stelt dat met betrekking tot diverse personen geen sprake is van een dienstbetrekking, dat de correctie privé gebruik auto onterecht is aangebracht en dat ten onrechte correcties zijn aangebracht ter zake van de balansposten LB, AOV/AWW, AVBZ en BVZ. Belanghebbende is van mening dat de naheffingsaanslagen verminderd en de boetes vernietigd dienen te worden.
3.3
De Inspecteur stelt dat de door belanghebbende genoemde personen in dienstbetrekking zijn bij belanghebbende, dat terecht een correctie is aangebracht ter zake van privé gebruik auto en dat ter zake van de balansposten terecht is nageheven. Ook de boetes zijn volgens de Inspecteur tot het juiste bedrag opgelegd.

4.OVERWEGINGEN

Hoorplicht

4.1
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat zij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase en dat aldus het hoorrecht door de Inspecteur geschonden is.
4.2
Ingevolge artikel 30, lid 4, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) wordt de belanghebbende in de bezwaarfase gehoord als hij daar in zijn bezwaarschrift om heeft verzocht. Belanghebbende heeft in haar bezwaarschriften verzocht om te worden gehoord indien de Inspecteur zich niet met hetgeen in het bezwaarschrift is aangevoerd kan verenigen.
4.3
De Inspecteur heeft in de uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslagen en boetes gehandhaafd en heeft zich aldus niet kunnen verenigen met hetgeen belanghebbende in haar bezwaren heeft aangevoerd. De Inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat, in tegenstelling tot hetgeen belanghebbende zegt, een hoorgesprek heeft plaatsgevonden. De Inspecteur heeft ter onderbouwing van zijn stelling e-mailberichten overgelegd. Het Gerecht overweegt als volgt. De meerderheid van de e-mailberichten die de Inspecteur heeft overgelegd, gaat over een andere belastingplichtige dan belanghebbende. Uit de overgelegde e-mailberichten die betrekking hebben op belanghebbende, valt niet af te leiden dat een hoorgesprek heeft plaatsgevonden. Ook een verslag van een hoorgesprek, dat als bewijs had kunnen dienen, ontbreekt. Het voorgaande in aanmerking genomen, overweegt het Gerecht dat de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat een hoorgesprek heeft plaatsgevonden.
4.4
Omdat geen hoorgesprek heeft plaatsgevonden heeft de Inspecteur de hoorplicht van artikel 30, lid 4 ALL geschonden. Bij schending van de hoorplicht is de hoofdregel dat een zaak terugverwezen wordt naar de bezwaarfase om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen met inachtneming van de hoorplicht. Terugwijzing naar de bezwaarfase kan achterwege blijven als belanghebbende door het niet-horen niet is benadeeld of als vastgesteld kan worden dat omtrent de van belang zijnde feiten en de waardering daarvan geen verschil van mening (meer) bestaat tussen de Inspecteur en belanghebbende (vgl. Hoge Raad 16 april 2010, ECLI:NL:HR:BM1243). Die situatie doet zich hier niet voor. Er bestaat immers verschil van mening over de feitelijke vragen of belanghebbende nog eigenaar is van de Mitsubishi Sportero, op welke basis diverse personen werkzaamheden verrichten voor belanghebbende en in hoeverre de balansposten LB, premies AOV/AWW, premie AVBZ en premie BVZ per ultimo 2015 ná 2015 maar vóórdat de naheffingsaanslagen zijn opgelegd, zijn betaald.
4.5
Nu belanghebbende niet heeft verzocht aan het Gerecht om zelf in de zaak te voorzien, zal het Gerecht de zaak terugwijzen naar de Inspecteur. Het Gerecht overweegt daarbij dat de Inspecteur uiterlijk vier maanden na toezending van deze uitspraak opnieuw uitspraken op bezwaar moet doen, met inachtneming van de hoorplicht.
Immateriële schadevergoeding
4.6
Belanghebbende heeft in zijn beroepschrift verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
4.7
Overschrijding van de redelijke termijn behoort te leiden tot een vergoeding van immateriële schade, afhankelijk van de mate waarin de redelijke termijn is overschreden. De Hoge Raad hanteert als uitgangspunt dat de redelijke termijn is overschreden als de rechter niet binnen twee jaar uitspraak doet na het moment dat de Inspecteur het bezwaarschrift heeft ontvangen (zie het overzichtsarrest Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252). Daarbij heeft als regel te gelden dat de bezwaarfase onredelijk lang heeft geduurd voor zover de duur daarvan een half jaar overschrijdt en de beroepsfase voor zover zij meer dan anderhalf jaar in beslag neemt. Voor het bedrag aan schadevergoeding wordt uitgegaan van een tarief van NAf 500 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden (vgl. GHvJ 18 oktober 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:164).
4.8
Vast staat dat het bezwaarschrift op 15 oktober 2018 door de Inspecteur is ontvangen en dat op 9 augustus 2021 uitspraken op bezwaar zijn gedaan. Voorts staat vast dat het tegen die uitspraken gerichte beroepschrift op 22 september 2021 door het Gerecht is ontvangen en dat de beroepsfase is afgesloten met onderhavige uitspraak van 18 augustus 2022. De behandeling van het bezwaar en het beroep heeft derhalve in totaal afgerond drie jaar en tien maanden geduurd, hetgeen een overschrijding van de redelijke termijn meebrengt van één jaar en tien maanden.
4.9
Naar het oordeel van het Gerecht vormt de grootschalige brand in het enige belastingkantoor van Curaçao eind augustus 2019 (vgl. GEA Curaçao (straf) 26 maart 2021, ECLI:NL:OGEAC:2021:51) een uitzonderlijke en onvoorzienbare situatie die voldoende reden geeft om de redelijke termijn te verlengen. Deze brand heeft veel overlast en enorme materiële schade veroorzaakt waardoor de belastingdienst tot op de dag van vandaag ernstig is belemmerd in zijn taakuitoefening. De termijn wordt om die reden met vier maanden verlengd (vgl. GEA Curaçao 31 maart 2021, ECLI:NL:OGEAC:2021:65).
4.1
De hiervoor vermelde periode van verlenging brengt mee dat de redelijke termijn met één jaar en zes maanden is overschreden. Het Gerecht kent aan belanghebbende ter zake daarvan een vergoeding van immateriële schade toe van 3 x NAf 500 = NAf 1.500. Nu de overschrijding van de redelijke termijn geheel toe te rekenen is aan de Inspecteur, betekent dit dat het gehele bedrag door de Inspecteur vergoed dient te worden.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht vindt aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.2
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.3
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.4
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 700 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
5.5
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt de Inspecteur op om met inachtneming van deze uitspraak uiterlijk binnen vier maanden na toezending van deze uitspraak opnieuw uitspraken op bezwaar te doen;
- veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van immateriële schade van NAf 1.500;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 700; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 18 augustus 2022, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500