4.5Wettelijk kader.
Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL)
Artikel 1.
De bepalingen van deze landsverordening gelden bij de heffing van:
(…)
g. onroerendezaakbelasting als bedoeld in de Landsverordening onroerendezaakbelasting 2014.
2. de bevoegdheid tot het vaststellen van de aanslag vervalt door verloop van vijf jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan.
Artikel 13.
1. Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag ten onrechte achterwege is gelaten of tot een te laag bedrag is vastgesteld (…) kan de Inspecteur de te weinig geheven belasting navorderen. Een feit dat de Inspecteur bekend wad of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belasting[plichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is.
(…)
3. De bevoegdheid tot het opleggen van een navorderingsaanslag als bedoeld in het eerste en tweede lid vervalt door verloop van tien (…) jaar na het ontstaan van de belastingschuld.
Landsverordening OZB (LOZB).
Artikel 2.
1. Deze belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het kalenderjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een onroerende zaak.
artikel 7.
1. OZB wordt geheven bij wege van aanslag.
2. In afwijking in zoverre van de ALL stelt de Inspecteur de aanslag vast, zonder dat daaraan een aangifte is voorafgegaan.
Artikel 10.
1. Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat de waarde (…) te laag is vastgesteld kan de Inspecteur de te weinig geheven belasting navorderen. Een feit dat de Inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn kan geen grond tot navordering opleveren.
2. De bevoegdheid tot het opleggen van een navorderingsaanslag als bedoeld in het eerste lid vervalt door het verloop van vijf jaar na het ontstaan van de belastingschuld.
Vanaf 1 september 2019.
artikel 10a.
1. In afwijking van artikel 7, tweede lid en artikel 7 van de ALL is verplicht degene die:
a. op enig moment het genot verkrijgt krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een onroerende zaak, binnen twee maanden na die verkrijging aangifte te doen bij de Inspecteur. (…)
b. (…)
c. het genot krachtens het recht van eigendom, bezit of beperkt recht heeft van een onroerende zaak en binnen twaalf maanden na afloop van een kalenderjaar geen aanslag heeft ontvangen, aangifte te doen bij de Inspecteur binnen twee maanden na het verloop van de twaalf maanden. (…)
(…)
5. In afwijking van artikel 10 verloopt de bevoegdheid tot het opleggen van een navorderingsaanslag en een boete, na verloop van een periode van tien jaar na het ontstaan van de belastringschuld, ingeval niet is voldaan aan de aangifteplicht als bedoeld in dit artikel dan wel indien er in deze aangifte onjuiste of onvolledige informatie is verstrekt aan de Inspecteur.